ECLI:NL:RBMNE:2020:5655

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2020
Publicatiedatum
24 december 2020
Zaaknummer
.
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissingen van de rechtbank op onderzoekswensen in het Eris-onderzoek met betrekking tot verdachten van motorclub Caloh Wagoh

Op 24 december 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland beslissingen genomen naar aanleiding van verzoeken die zijn gedaan tijdens de regiezitting van 17 en 18 december 2020 in het Eris-onderzoek. Dit onderzoek richt zich op de betrokkenheid van 20 verdachten, waaronder een kroongetuige, bij meerdere liquidaties en pogingen daartoe, gerelateerd aan de motorclub Caloh Wagoh. De rechtbank heeft de verzoeken tot het horen van getuigen en andere onderzoekswensen beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeken tot aansluiting bij getuigenverhoren in de zaken van medeverdachten in beginsel alleen worden toegewezen indien er sprake is van een reëel verdedigingsbelang. De rechtbank heeft ook de verzoeken tot het horen van de kroongetuige en andere getuigen beoordeeld, waarbij zij de relevantie van de getuigenissen voor de betrouwbaarheid van de kroongetuige in overweging heeft genomen. De rechtbank heeft verschillende verzoeken toegewezen en afgewezen, waarbij zij de belangen van de verdediging en de noodzaak van een zorgvuldige procesvoering in acht heeft genomen. De beslissingen zijn genomen door een meervoudige kamer, waarbij de jongste rechter niet in staat was om de beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Beslissingen van 24 december 2020 van de rechtbank op de onderzoekswensen inzake Eris, gedaan op de regiezitting van 17 en 18 december 2020
in de zaak van de verdachten
[verdachte 1],
geboren op [1984] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI [PI] , locatie [locatie] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. O.E. de Jong,
[verdachte 2],
geboren op [1974] te Aruba (Nederlandse Antillen),
thans gedetineerd te PI [PI] , [locatie] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. O. Bolluyt,
[verdachte 3],
geboren op [1985] te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
bijgestaan door mr. Y. Bouchikhi,
[verdachte 4],
geboren op [1948] te Surabaja (Nederlands-Indië),
thans gedetineerd te PI [PI] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. C.W. Flokstra,
[verdachte 5],
geboren op [1974] te Distrikt [distrikt] (Suriname),
thans gedetineerd te PI [PI] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. P.J. Hoogendam,
[verdachte 6],
geboren op [1970] te [geboorteplaats] (Suriname),
thans gedetineerd te PI [PI] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. J.Y. Taekema,
[verdachte 7],
geboren op [1980] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. S. Schuurman,
[verdachte 8],
geboren op [1992] te Curaçao (Nederlandse Antillen),
thans gedetineerd te PI [PI] te [locatie] ,
bijgestaan door mr. M.M. Vié (waarnemend voor mr. S.J.M. Laurier),
[verdachte 9],
geboren op [1983] te Curaçao (Nederlandse Antillen),
thans gedetineerd te PI [PI] , [locatie] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mrs. J.H. Weermeijer en S.V. Jansen,
[verdachte 10],
geboren op [1985] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI [PI] , locatie [locatie] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mrs. J.B. van Faassen en N.C.J. Meijering,
[verdachte 11],
geboren op [1987] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te Justitieel Complex [locatie] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mrs. D.J. Troost en S.T. van Berge Henegouwen,
[verdachte 12],
geboren op [1966] te Curaçao (Nederlandse Antillen),
thans gedetineerd te PI [PI] Rijn, [locatie] te [PI] Rijn,
bijgestaan door mr. M.A.C. van Vuuren,
[verdachte 13],
geboren op [1981] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI [PI] – [locatie] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. B.J. de Pree,
[verdachte 14],
geboren op [1983] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI [locatie] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. I.N. Weski,
[verdachte 15],
geboren op [1962] te [geboorteplaats] (Suriname),
postadres te [adres] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. R.A. van der Horst,
[verdachte 16],
geboren op [1987] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. P. van Dongen,
[verdachte 17],
geboren op [1977] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. J.L.C.M. Kuijpers,
[verdachte 18],
geboren op [1987] te ’ [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI [PI] , [locatie] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. I.A. Groenendijk.
Inleiding
Op 17 en 18 december 2020 heeft er een regiezitting plaatsgehad in het onderzoek Eris. Voorafgaand aan deze zitting hebben het Openbaar Ministerie en de raadslieden hun onderzoekswensen, indien aan de orde, schriftelijk kenbaar gemaakt en hebben zij schriftelijk op elkaars standpunten kunnen reageren. Ter zitting van 17 en 18 december 2020 heeft het gesprek zich beperkt tot datgene waarover na de schriftelijke uitwisseling van standpunten nog discussie bestond en nadere verzoeken die nog niet eerder schriftelijk aan de orde waren gekomen. Tevens is namens sommige verdachten een verzoek over de voorlopige hechtenis gedaan.
De rechtbank zal hieronder ingaan op deze verzoeken en haar beslissing daarop geven. Daarbij behandelt de rechtbank eerst de verzoeken tot het horen van getuigen (onder A.), gevolgd door verzoeken niet zijnde getuigen (onder B.) en tot slot de verzoeken met betrekking tot de voorlopige hechtenis (onder C.).
A.
Verzoeken tot het horen van getuigen
De onder dit kopje gegeven beslissingen die zien op verzoeken tot het horen van getuigen zijn onderverdeeld in algemene beslissingen die in beginsel in iedere zaak gelden (onder 1.) en beslissingen die per zaaksdossier worden genomen dan wel zien op de betrouwbaarheid van de verklaring van de kroongetuige (onder 2.). Daarbij is per getuige aangegeven in welke zaak deze dient te worden gehoord.

1.Algemene beslissingen in alle zaken

Aansluiten bij verhoren in de zaken van de medeverdachten
Het Openbaar Ministerie heeft ervoor gekozen om alle verhoren die bij de rechter-commissaris worden afgenomen te voegen in de zaken van alle verdachten. Dus ook als dat verhoor niet in de zaak van de betreffende verdachte heeft plaatsgehad. Deze keuze heeft tot gevolg dat deze verklaringen dus ook voor het bewijs kunnen worden gebruikt in zaken waarin de desbetreffende getuige niet is gehoord. Daarom is door een groot aantal raadslieden het verzoek gedaan om dan ook bij alle verhoren bij de rechter-commissaris te mogen aansluiten.
Uitgangspunt is dat een verzoek tot aansluiting slechts wordt toegewezen indien gesteld en gebleken is dat er sprake is van een verdedigingsbelang. Het algemeen geformuleerde verzoek van de raadslieden om in alle zaken bij alle getuigen te mogen aansluiten strekt in dat verband te ver, omdat in veel gevallen er geen reëel verdedigingsbelang denkbaar is, ook niet indien het Openbaar Ministerie gemakshalve het desbetreffende verhoor in de betreffende zaak toevoegt. Dit verzoek wordt dan ook afgewezen. De rechtbank ziet dit mogelijke verdedigingsbelang echter wel als er op verzoek van een medeverdachte getuigen worden gehoord in de zaken die ook bij verdachte zelf op de tenlastelegging staan.
Het Openbaar Ministerie heeft voorgesteld dat de verdediging een verzoek kan doen om een getuige nogmaals te horen indien deze getuige iets heeft verklaard dat ook van belang kan zijn voor een verdachte in wiens zaak de betreffende getuige niet is gehoord. Gelet op het grote aantal getuigen dat moet worden gehoord, de belasting die een getuigenverhoor vaak met zich brengt voor een getuige, de beperkte beschikbaarheid van zittingszalen en de relatief beperkte tijd tot de start van de inhoudelijke behandeling, acht de rechtbank dit voorstel niet praktisch uitvoerbaar. De rechtbank zal daarom om proceseconomische redenen bepalen dat alle raadslieden mogen aansluiten bij de verhoren van getuigen die worden gehoord in een deelonderzoek dat op de tenlastelegging van hun cliënt staat. Het verzoek tot het half open verwijzen naar de rechter-commissaris wordt in dat verband dan ook afgewezen.
Dit betekent dat de raadslieden van verdachten die een bepaald deelonderzoek op de tenlastelegging hebben staan, voor het verhoor van alle getuigen in dat deelonderzoek dienen te worden uitgenodigd. Ook de raadslieden die niet zelf om het horen van een bepaalde getuige hebben verzocht, mogen daarbij zo nodig vragen stellen aan de betreffende getuigen.
Aansluiten verdediging kroongetuige bij alle verhoren in zaken genoemd in de deal
De raadsman van de kroongetuige heeft verzocht te mogen aansluiten bij alle getuigenverhoren in de zaken die worden genoemd in de deal die de kroongetuige met de Staat heeft gesloten, ook als de kroongetuige daarin zelf geen verdachte is. De rechtbank ziet het verdedigingsbelang met betrekking tot de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van de kroongetuige en beslist daarom dat de verdediging van de kroongetuige mag aansluiten bij de verhoren die bij de rechter-commissaris worden gehouden in de deelonderzoeken Charlie17, 034Gezicht, TGO Breuk, TGO Langenhorst, TGO Lis, deelname aan een criminele organisatie en Barbera (deze laatste vanwege de mogelijke verwevenheid met het onderzoek TGO Lis).
Niet-betwiste getuigen
Het Openbaar Ministerie en de verdediging zijn het wat betreft een groot deel van de getuigenverzoeken eens over de relevantie van het horen van deze personen. Ten aanzien van alle getuigen over wie overeenstemming bestaat tussen de verdediging en het Openbaar Ministerie en van wie ook de rechtbank het verdedigingsbelang ziet, zal daarom hieronder worden volstaan met een opsomming van de getuigen die per zaak zijn toegewezen. De rechtbank zal hierna onder 2. enkel nader gemotiveerd beslissen op de verzoeken waarvan de standpunten van verdediging en het Openbaar Ministerie niet met elkaar overeenkomen en op de verzoeken waarin de rechtbank afwijkt van een gezamenlijk standpunt van verdediging en Openbaar Ministerie.
Verwijzing naar de rechter-commissaris
De rechtbank stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank teneinde de hierna genoemde toegewezen getuigen te horen.
Aan de hieronder toe te wijzen getuigen mogen slechts vragen worden gesteld die betrekking hebben op de deelonderzoeken waarin de betreffende getuigen zijn toegewezen.
2.
Beslissingen per zaaksdossier of ziende op de betrouwbaarheid van de kroongetuige
Algemene opmerkingen
Het Openbaar Ministerie heeft verzocht om de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 5] te horen ten aanzien van de criminele organisatie en “verscheidene zaaksdossiers”. De rechtbank zal het horen van deze getuigen toewijzen ten aanzien van de criminele organisatie (zie hierna onder 2.n) en in de zaaksdossiers waarbij zij enige mogelijke relevantie ziet. Voor zover het Openbaar Ministerie heeft bedoeld te verzoeken om deze getuigen ook in andere zaaksdossiers toe te wijzen, wijst de rechtbank dat verzoek af.
a.
Betrouwbaarheid kroongetuige
Betreft de verdachten: [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 4] , [verdachte 5] , [verdachte 6] , [verdachte 7] , [verdachte 8] , [verdachte 9] , [verdachte 10] , [verdachte 11] , [verdachte 12] , [verdachte 13] , [verdachte 14] , [verdachte 15] , [verdachte 16] , [verdachte 17] , [verdachte 18] .
Toegewezen:
- [getuige 2] , geboren op [1975]

Hoewel deze getuige reeds is gehoord door de rechter-commissaris op 30 september 2020 is daarbij door een misverstand bij de rechtbank de raadsman van [verdachte 12] niet uitgenodigd en moet deze getuige reeds hierom opnieuw worden gehoord.

  • [getuige 3] , geboren op [1960] (vader kroongetuige)
  • [getuige 6] , geboren op [1966] (moeder kroongetuige)
  • zus van de kroongetuige (verdere gegevens onbekend)

De rechtbank wijst het verzoek tot het horen van de zus van de kroongetuige toe nu dit mogelijk relevant is voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de kroongetuige zelf heeft verklaard met zijn zus te hebben gesproken over het al dan niet sluiten van een kroongetuigenovereenkomst. De rechtbank acht het vooralsnog aannemelijk dat de kroongetuige daarbij met zijn zus heeft gesproken over de wetenschap die hij heeft over strafbare feiten.

  • [getuige 7] , geboren op [1989 ] (ex-vriendin kroongetuige)
  • [getuige 4] , geboren op [1984]
  • [getuige 5] , geboren op [1973]
  • [getuige 8] , geboren op [1987]
  • bedreigde getuige bekend onder nummer [nummer]
  • [verdachte 4] , geboren op [1948]
- [verdachte 5] , geboren op [1970]
- [getuige 9] , geboren op [1993]

Mr. Bolluyt heeft inzake [verdachte 2] verzocht deze getuige te horen, omdat deze getuige verdachte [verdachte 2] zou hebben verteld dat hij met de kroongetuige heeft gesproken over het overlijden van [A] , de rol van de kroongetuige daarbij en de omstandigheid dat de kroongetuige zelf op [A] zou hebben geschoten. Dit is in lijn met hetgeen verdachte [verdachte 2] stelt, namelijk dat hij niet de schutter is geweest bij de liquidatie van [A] . De rechtbank acht daarom het horen van deze getuige, anders dan het Openbaar Ministerie, van belang voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv en zal dit verzoek daarom toewijzen.

Afgewezen:
- [getuige 10] , geboren op [1964] (moeder van de ex-vriendin van de kroongetuige)
De rechtbank zal het verzoek tot het horen van deze getuige afwijzen, nu dit niet van belang is voor enig te nemen beslissing ex de artikelen 348 en 350 Sv.
- Vader van [verdachte 2]

Mr. De Pree heeft inzake [verdachte 13] verzocht om het horen van de vader van verdachte [verdachte 2] . De rechtbank zal dit verzoek afwijzen nu onvoldoende is onderbouwd wat het verdedigingsbelang daartoe is.

Charon
Betreft de verdachten: [verdachte 5] , [verdachte 12] , [verdachte 13] , [verdachte 14] , [verdachte 15] , [verdachte 18] .
Toegewezen:
  • [getuige 1] , geboren op [1970]
  • [getuige 11] , geboren op [1991]
  • [getuige 12] , geboren op [1994]
  • Getuige A (vader [B ] )
  • [getuige 13] , geboren op [1992]
  • [getuige 14] , geboren op [1996]
  • [getuige 15] , geboren op [1989 ]
  • [getuige 16] , geboren op [1991]
  • [getuige 17] , geboren op [1971]
  • [getuige 18] , geboren op [1959]
  • [getuige 19] , geboren op [1965]
  • [verdachte 16] , geboren op [1987]
  • [verdachte 17] , geboren op [1977]
  • [getuige 21] , geboren op [1979]
  • [verdachte 18] , geboren op [1987]
  • [getuige 22] , geboren op [1977]
  • [getuige 23] , geboren op [1985]
  • [getuige 24] , geboren op [1986]
  • [getuige 25] , geboren op [1992]
  • [verdachte 2] , geboren op [1974]
  • [getuige 26] , geboren op [1967]
  • [getuige 27] , geboren op [1991]
  • [verdachte 5] , geboren op [1970]
  • [verdachte 13] , geboren op [1981]
  • [verdachte 12] , geboren op [1966]
  • [verdachte 15] , geboren op [1962]
Duif, Kraai, Mus, Spreeuw en Eend
Betreft de verdachten: [verdachte 5] , [verdachte 10] (alleen Mus en Eend), [verdachte 11] (alleen Mus), [verdachte 14] (m.u.v. Eend).
Toegewezen:
  • [getuige 1] , geboren op [1970]
  • Mus: [getuige 22] , geboren op [1977]
  • Mus: [getuige 28] , geboren op [1989 ]
  • Mus: [verdachte 10] , geboren op [1985]
  • Mus: [verdachte 11] geboren op [1987]
  • Mus: [verdachte 14] , geboren op [1983]
  • Eend: [verdachte 15] , geboren op [1962]
  • Eend: [getuige 29] , geboren op [1980]
  • Duif: [getuige 30] , geboren op [1992]
Arford
Betreft de verdachten: [verdachte 5] , [verdachte 10] , [verdachte 11] , [verdachte 12] , [verdachte 13] , [verdachte 14] .
Toegewezen:
  • [getuige 1] , geboren op [1970]
  • [getuige 22] , geboren op [1977]
  • [getuige 31] , geboren op [1983]
  • [verdachte 5] , geboren op [1970]
  • [verdachte 10] , geboren op [1985]
  • [verdachte 11] geboren op [1987]
  • [verdachte 13] , geboren op [1981]
  • [verdachte 12] , geboren op [1966]
  • [verdachte 14] , geboren op [1983]
Afgewezen:
- verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]

Mrs. Troost, Van Vuuren en De Pree hebben – respectievelijk – in de zaken van verdachten [verdachte 11] , [verdachte 12] en [verdachte 13] verzocht om het horen van deze twee verbalisanten over de reden waarom zij op 17 maart 2017 in burger in de omgeving van de Europaboulevard in Amsterdam aanwezig waren. Door deze twee verbalisanten is gesteld en geverbaliseerd dat zij aldaar waren met een speciale opdracht, namelijk het tegengaan van diefstal uit voertuigen, alsmede dat zij vervolgens de aldaar aanwezige verdachten [verdachte 11] , [verdachte 12] en [verdachte 13] hebben gecontroleerd, omdat zij het vreemd vonden dat [verdachte 13] is een viskraam enkel twee flesjes AA-Drink bestelde. De verdediging twijfelt aan de lezing van de verbalisanten en vermoedt dat verbalisanten verdachten om een andere reden in de gaten hebben gehouden. [verdachte 13] was daar samen met [verdachte 12] , die sinds 8 maart 2017 werd verdacht van betrokkenheid van een liquidatie en tegen wie op dat moment een opsporingsonderzoek liep. Het Openbaar Ministerie heeft zich tegen het horen van deze getuigen verzet omdat er geen reden is om te twijfelen aan het door deze verbalisanten opgemaakte proces-verbaal. De rechtbank overweegt dat dit verzoek van de verdediging lijkt te zijn gericht op het voeren van een verweer omtrent een mogelijk vormverzuim in het vooronderzoek als bedoeld in artikel 359a Sv. Bij zo een verweer wordt van de verdediging verlangd dat duidelijk en gemotiveerd aan de hand van de in die bepaling genoemde factoren wordt aangegeven tot welk in artikel 359a Sv omschreven rechtsgevolg dit dient te leiden, want alleen op een zodanig verweer is de rechter gehouden een met redenen omklede beslissing te geven. De rechtbank zal het verzoek inzake [verdachte 11] , [verdachte 12] en [verdachte 13] afwijzen nu, bij eventuele constatering van een dergelijk vormverzuim, in geen van deze zaken is gesteld in welk belang verdachte daardoor zou zijn geschaad en tot welk rechtsgevolg dat zou moeten leiden.

Barbera
Betreft de verdachten: [verdachte 5] , [verdachte 10] , [verdachte 11] , [verdachte 12] , [verdachte 13] , [verdachte 14] .
Toegewezen:
  • [getuige 1] , geboren op [1970]
  • [getuige 22] , geboren op [1977]
  • [getuige 32] , geboren op [1979]
  • [getuige 33] , geboren op [1982]
  • [getuige 17] , geboren op [1971]
  • [getuige 18] , geboren op [1959]
  • [getuige 19] , geboren op [1965]
  • [verdachte 16] , geboren op [1987]
  • [verdachte 17] , geboren op [1977]
  • [getuige 21] , geboren op [1979]
  • [verdachte 2] , geboren op [1974]
- [verdachte 5] , geboren op [1970]
  • [verdachte 10] , geboren op [1985]
  • [verdachte 11] geboren op [1985]
  • [verdachte 13] , geboren op [1981]
  • [verdachte 12] , geboren op [1966]
  • [verdachte 14] , geboren op [1983]
Charlie17
Betreft de verdachten: [verdachte 5] , [verdachte 8] , [verdachte 9] , [verdachte 10] .
Toegewezen:
- [getuige 1] , geboren op [1970]
  • [getuige 2] , geboren op [1975]
  • [getuige 3] , geboren op [1960] (vader kroongetuige)
  • [getuige 34] , geboren op [1975]
  • [getuige 35] , geboren op [1972]
  • [verdachte 9] , geboren op [1983]
  • [getuige 36] en [getuige 37]

Mr. Vié heeft inzake [verdachte 8] om het horen van deze getuigen gevraagd nu deze getuigen als één van de weinigen ter plaatse van de liquidatie zijn geweest en zij kunnen verklaren over wat zij hebben gezien, met name over specifieke uiterlijke kenmerken. De verklaringen van de kroongetuige en van [getuige 2] waren op het moment dat deze getuigen werden gehoord nog niet bekend. De verdediging wenst deze getuigen te kunnen confronteren met die verklaringen nu volgens de verdediging grote discrepantie bestaat tussen deze verklaringen en de verklaringen van de getuigen. Het Openbaar Ministerie heeft zich hiertegen verzet omdat deze getuigen alles zouden hebben verklaard wat zij weten en het belastend is om in een zaak als deze opnieuw te worden gehoord. De rechtbank ziet dat belang van de getuigen ook, maar overweegt dat het horen van deze getuigen wel relevant kan zijn voor de beantwoording van de vragen van 348 en 350 Sv en zal het horen van deze getuigen daarom toewijzen.

Afgewezen:
- [getuige 38]

Mr. Vié heeft inzake [verdachte 8] om het horen van deze getuige gevraagd om dezelfde reden als hierboven beschreven bij de andere twee getuigen met een NN-nummer. Het Openbaar Ministerie heeft zich ook tegen het horen van deze getuige verzet. De rechtbank zal het verzoek tot het horen van deze getuige afwijzen, omdat uit de verklaring van deze getuige zoals afgelegd bij de politie, in tegenstelling tot de twee andere NN-getuigen, niet blijkt dat hij heeft gezien hoe de mannen op de plaats van de liquidatie eruit zouden hebben gezien of dat hij andere relevante waarnemingen heeft gedaan.

034Gezicht

Betreft de verdachten: [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 4] , [verdachte 5] , [verdachte 6] , [verdachte 10] .
Toegewezen:
  • [getuige 1] , geboren op [1970]
  • [verdachte 6] , geboren op [1970]
  • [verdachte 17] , geboren op [1977]
  • [verdachte 4] , geboren op [1948]
  • [getuige 39] , geboren op [1983]

Mr. Bolluyt heeft inzake [verdachte 2] verzocht deze getuige nogmaals te horen om haar te bevragen over het proces-verbaal van bevindingen dat op 6 november 2018 is opgesteld, waarbij bepaalde passages van haar verhoor nogmaals zijn uitgeluisterd en letterlijk zijn uitgewerkt. Het Openbaar Ministerie heeft zich tegen dit verzoek verzet omdat dit proces-verbaal al twee jaar in het dossier zit en door de raadsman niet is onderbouwd waarom deze getuige opnieuw moet worden gehoord. De rechtbank overweegt dat deze getuige weliswaar op 7 november 2019 nogmaals is gehoord, maar dat dit alleen in de zaak van verdachte [verdachte 6] is gebeurd. Zodoende is de raadsman van verdachte [verdachte 2] niet eerder in de gelegenheid gesteld om deze getuige te confronteren met het proces-verbaal van 6 november 2018. De rechtbank zal het verzoek daarom toewijzen nu het horen van deze getuige mogelijk relevant is voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv.

TGO Breuk
Betreft de verdachten: [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 4] , [verdachte 5] , [verdachte 10] .
Toegewezen:
  • [getuige 1] , geboren op [1970]
  • [getuige 40]
  • [getuige 41] , geboren op [1989 ]
  • [getuige 42] , geboren op [1976]
  • [getuige 8] , geboren op [1987]
  • [getuige 43]
  • [verdachte 2] , geboren op [1974]
  • [verdachte 4] , geboren op [1948]
  • [verdachte 5] , geboren op [1970]
  • [getuige 9] , geboren op [1993]

Mr. Bolluyt heeft inzake [verdachte 2] verzocht deze getuige te horen, omdat deze getuige verdachte [verdachte 2] zou hebben verteld dat hij met de kroongetuige heeft gesproken over het overlijden van [A] , de rol van de kroongetuige daarbij en de omstandigheid dat de kroongetuige zelf op [A] zou hebben geschoten. Dit is in lijn met hetgeen verdachte [verdachte 2] stelt, namelijk dat hij niet de schutter is geweest bij de liquidatie van [A] . De rechtbank acht daarom het horen van deze getuige, anders dan het Openbaar Ministerie, van belang voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv en zal dit verzoek daarom toewijzen.

- [getuige 39] , geboren op [1983]

Mr. Bolluyt heeft inzake [verdachte 2] verzocht deze getuige nogmaals te horen om haar te bevragen over het proces-verbaal van bevindingen dat op 6 november 2018 is opgesteld, waarbij bepaalde passages van haar verhoor nogmaals zijn uitgeluisterd en letterlijk zijn uitgewerkt. Het Openbaar Ministerie heeft zich tegen dit verzoek verzet omdat dit proces-verbaal al twee jaar in het dossier zit en door de raadsman niet is onderbouwd waarom deze getuige opnieuw moet worden gehoord. De rechtbank overweegt dat deze getuige weliswaar op 7 november 2019 nogmaals is gehoord, maar dat dit alleen in de zaak van verdachte [verdachte 6] is gebeurd. Zodoende is de raadsman van verdachte [verdachte 2] niet eerder in de gelegenheid gesteld om deze getuige te confronteren met het proces-verbaal van 6 november 2018. De rechtbank zal het verzoek daarom toewijzen nu het horen van deze getuige mogelijk relevant is voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv.

i.
TGO Langenhorst
Betreft de verdachten: [verdachte 4] , [verdachte 5] , [verdachte 7] , [verdachte 11] .
Toegewezen:
- [getuige 1] , geboren op [1970]
  • [getuige 2] , geboren op [1975]
  • [getuige 3] , geboren op [1960] (vader kroongetuige)
  • [getuige 5] , geboren op [1973]
  • [getuige 44] , geboren op [1980]
  • [getuige 45] , geboren op [1977]
  • ex-schoonvader van de kroongetuige
  • [verdachte 5] , geboren op [1970]
  • [verdachte 7] , geboren op [1980]
  • [verdachte 11] geboren op [1987]
Afwijzen:
- Zaaksofficieren van justitie, teamleiders, teamcoördinatoren, verbalisant [verbalisant 3] en verschillende opsporingsambtenaren die zich bezighielden met het uitluisteren van de OVC-gesprekken

Door de verdediging is aangevoerd dat de OVC-apparatuur die in de magnetron van de cel van verdachte [verdachte 11] en medeverdachte [verdachte 7] is geplaatst heeft opgenomen dat de advocaat tegen [verdachte 11] heeft gezegd “met [naam] , advocaat”. Aldus zou deze OVC-apparatuur een geheimhoudersgesprek hebben opgenomen. Daarom heeft Mr. Van Berge Henegouwen inzake [verdachte 11] om het horen van de hierboven genoemde personen als getuige verzocht om hen daarover te bevragen. Het Openbaar Ministerie heeft zich verzet tegen het horen van deze getuigen en heeft aangevoerd dat de OVC-apparatuur de naam en functie van de advocaat heeft kunnen horen omdat het toestel waarmee verdachte [verdachte 11] belde op een hard volume stond. De opname van de OVC-apparatuur is, nadat men constateerde dat [verdachte 11] kennelijk een gesprek met een geheimhouder voerde, stopgezet. Zodoende viel er ook geen opname van een geheimhoudersgesprek te vernietigen en is daarvan dan dus ook geen proces-verbaal in het dossier opgenomen. De rechtbank wijst het verzoek tot het horen van deze personen als getuige af, nu zij, na kennisneming van de (ook al bij eerdere zittingen) door het Openbaar Ministerie verstrekt informatie, geen verdedigingsbelang daartoe ziet.

- Voor zover mr. Van Vuuren inzake [verdachte 12] heeft verzocht om de ex-schoonvader van de kroongetuige te horen in TGO Langenhorst, wordt dat verzoek afgewezen omdat [verdachte 12] in deze zaak geen verdachte is.
TGO Lis
Betreft de verdachten: [verdachte 5] , [verdachte 6] , [verdachte 16] , [verdachte 17] , [verdachte 18] .
Toegewezen:
  • [getuige 1] , geboren op [1970]
  • bedreigde getuige bekend onder nummer [nummer]
  • [verdachte 5] , geboren op [1970]
  • [verdachte 17] , geboren op [1977]
Afgewezen, nader onderzoek gelast:
- buurman [getuige 46]

Mr. Taekema heeft inzake [verdachte 6] verzocht om de voormalige buurman van de vriendin van de verdachte te horen over de bij verdachte aangetroffen TomTom, waarin een adres in België zou zijn gevoerd dat lijkt op het adres van het slachtoffer inzake TGO Lis. Verdachte [verdachte 6] heeft ter zitting verklaard dat hij de TomTom van voornoemde buurman zou hebben gekregen en dat deze buurman regelmatig in België aan het werk was. De rechtbank beslist dat verdachte [verdachte 6] eerst door de politie zal moeten worden gehoord teneinde daar concreet te verklaren met betrekking tot de TomTom en de identiteit van “buurman [getuige 46] ”. Indien de gegevens met betrekking tot de identiteit van [getuige 46] daar voldoende aanknopingspunten toe bieden, zal de politie deze getuige eerst dienen te horen. Het verzoek tot het horen van deze getuige bij de rechter-commissaris wordt op dit moment afgewezen.

Waterspin
Betreft de verdachten: [verdachte 4] en [verdachte 7] .
Toegewezen:
  • [getuige 47] , geboren op [1963]
  • [getuige 48] , geboren op [1957]
  • [getuige 49] , geboren op [1965]
  • Getuige [getuige 50]
  • [getuige 51] , geboren op [1961]
Amarone
Betreft de verdachte: [verdachte 8] .
Toegewezen:
- [getuige 52] , geboren op [1993]

Mr. Vié heeft inzake [verdachte 8] om het horen van deze getuige verzocht. De rechtbank wijst het horen van deze getuigen toe, omdat zij, met de verdediging, van oordeel is dat dit mogelijk relevant is voor de beantwoording van de vragen van artikel 350 Sv. Daartoe heeft de rechtbank meegenomen dat, anders dan het Openbaar Ministerie stelt, verdachte [verdachte 8] over deze huisgenoot wel een verklaring heeft afgelegd.

  • [getuige 53] , geboren op [1983]
  • [getuige 54] , geboren op [1994]
Brunello

Geen getuigen verzocht.

Criminele organisatie
Betreft de verdachten: [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 4] , [verdachte 5] , [verdachte 6] , [verdachte 8] , [verdachte 9] , [verdachte 10] , [verdachte 11] , [verdachte 12] , [verdachte 13] , [verdachte 14] , [verdachte 15] , [verdachte 16] , [verdachte 17] , [verdachte 18] .
Toegewezen:
- [getuige 1] , geboren op [1970]
  • [getuige 2] , geboren op [1975]
  • [getuige 3] , geboren op [1960] (vader kroongetuige)
  • [getuige 4] , geboren op [1984]
  • [getuige 5] , geboren op [1973]
  • [getuige 55] , geboren op [1971]
  • [getuige 32] , geboren op [1979]
  • [getuige 56] . geboren op [1967]
  • [getuige 57] , geboren op [1991]
  • [getuige 19] , geboren op [1956]
  • [getuige 22] , geboren op [1977]
  • [getuige 17] , geboren op [1971]
  • [getuige 18] , geboren op [1959]
  • [getuige 21] , geboren op [1979]
  • [verdachte 2] , geboren op [1974]
  • [verdachte 4] , geboren op [1948]
  • [verdachte 5] , geboren op [1970]
  • [verdachte 6] , geboren op [1970]
  • [verdachte 9] , geboren op [1983]
  • [verdachte 10] , geboren op [1985]
  • [verdachte 11] geboren op [1987]
  • [verdachte 13] , geboren op [1981]
  • [verdachte 12] , geboren op [1966]
  • [verdachte 14] , geboren op [1983]
  • [verdachte 15] , geboren op [1962]
  • [verdachte 16] , geboren op [1987]
  • [verdachte 17] , geboren op [1977]
  • [verdachte 18] , geboren op [1987]
Verzoeken niet zijnde getuigen
De onder dit kopje gegeven beslissingen die zien op andere verzoeken dan het horen van getuigen zijn onderverdeeld in verzoeken die in verschillende zaken zijn gedaan (onder 1.) en beslissingen die per verdachte worden behandeld (onder 2.). Daarbij is de volgorde van verdachten zoals weergegeven in de kop van deze beslissing gehanteerd.

1.Beslissingen in verschillende zaken

Voegen van een nog niet verstrekt proces-verbaal verhoor van de kroongetuige
Inzake [verdachte 2] , [verdachte 4] , [verdachte 5] , [verdachte 6] , [verdachte 9] , [verdachte 7] , [verdachte 11] , [verdachte 12] , [verdachte 13] , [verdachte 14] , [verdachte 17] en [verdachte 16] heeft de verdediging verzocht tot het verstrekken van een proces-verbaal van verhoor van de kroongetuige dat (volgens het Openbaar Ministerie) ziet op andere feiten dan in het onderzoek Eris aan de orde zijn. De verdediging voert daartoe aan dat hetgeen de kroongetuige in het kader van dit verhoor mogelijk heeft verklaard, tevens relevant kan zijn voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de kroongetuige in het Eris-onderzoek en de rechtmatigheidstoets van de overeenkomst tussen de kroongetuige en het Openbaar Ministerie.
Het Openbaar Ministerie heeft zich verzet tegen dit verzoek en heeft daartoe aangevoerd dat het proces-verbaal van verhoor van de kroongetuige ziet op feiten die geen enkele relatie hebben met de Eris-feiten of verdachten in het Eris-onderzoek, waardoor de verdediging geen belang heeft bij het voegen van dit proces-verbaal van verhoor in het dossier.
De rechtbank stelt vast dat de kroongetuige tijdens verhoren in zijn hoedanigheid van kroongetuige in het onderzoek Eris tevens is bevraagd over feiten die volgens het Openbaar Ministerie niet zien op het onderzoek Eris. Het Openbaar Ministerie heeft hierop een vordering permanente onthouding ingediend bij de rechter-commissaris, welke vordering is afgewezen omdat de rechter-commissaris van oordeel is dat het proces-verbaal van verhoor niet kan worden gezien als een processtuk ex artikel 149a lid 2 Sv en daarmee geen onderdeel uitmaakt van het Eris-procesdossier.
De rechtbank overweegt dat de het proces-verbaal van verhoor is opgemaakt in een cyclus van Eris-verhoren, zodat het er in beginsel voor gehouden moet worden dat het proces-verbaal een stuk is dat voor de ter terechtzitting door de rechter te nemen beslissingen redelijkerwijs van belang zou kunnen zijn, bijvoorbeeld in het kader van de betrouwbaarheidstoets van de kroongetuige. Hoewel de rechtbank zelf geen kennis heeft genomen van de inhoud van dit proces-verbaal, neemt zij daarom als uitgangspunt dat het betreffende proces-verbaal van verhoor een processtuk betreft in de zin van art. 149a lid 2 Sv.
Het Openbaar Ministerie stelt echter (subsidiair) dat het proces-verbaal van verhoor niet aan het dossier mag worden toegevoegd, vanwege veiligheidsrisico’s voor de kroongetuige en zijn naasten en vanwege onderzoeksbelangen in zaken die niet het Eris-onderzoek betreffen.
De rechtbank stelt het Openbaar Ministerie in de gelegenheid om een hernieuwde vordering tot permanente onthouding in te dienen bij de rechter-commissaris. Het verzoek van de verdediging om het betreffende proces-verbaal van verhoor te voegen in het procesdossier wordt in zoverre afgewezen.
Opmaken van processen-verbaal ten aanzien van ieder contactmoment met de kroongetuige voor 15 januari 2018
Inzake [verdachte 4] , [verdachte 7] en [verdachte 12] heeft de verdediging verzocht tot het doen laten opmaken van een proces-verbaal waarin door de desbetreffende overheidsdienaren wordt geverbaliseerd wat de kroongetuige tijdens de contactmomenten voorafgaand aan de eerste kluisverklaring van 15 januari 2018 zaaksinhoudelijk zou hebben gezegd. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat de kroongetuige zelf weinig tot geen concrete herinnering heeft van deze contactmomenten, het proces-verbaal van mr. Van Nie hieromtrent geen duidelijkheid creëert en hij gedurende twee jaar tijdens de tactische verhoren ‘kapot’ zou zijn gehoord, waardoor het relevant is om in te zien wat hij gedurende de periode voorafgaand aan de kluisverklaringen aan zaaksinhoudelijke informatie heeft gedeeld om uiteindelijk de betrouwbaarheid van de verklaringen van de kroongetuige te kunnen toetsen.
Het Openbaar Ministerie heeft zich verzet tegen dit verzoek, nu de verdediging niet heeft onderbouwd wat het belang zou kunnen zijn van het verstrekken van de informatie die ziet op de voorfase van de kluisverklaringen voor de beoordeling door de zittingsrechter van de betrouwbaarheid van de kroongetuige. Voorts is het delen van dergelijke informatie uiterst precair, nu openheid over de voorfase in het uiteindelijke proces zal leiden tot ernstige afbreuk van het opsporingsmiddel. Het Openbaar Ministerie heeft toegezegd opheldering te verschaffen over de kennelijke discrepantie tussen het aantal contactmomenten (drie dan wel vier) dat door de TBG-officier van justitie dan wel de kroongetuige wordt genoemd.
De rechtbank overweegt dat de door de kroongetuige gedeelde zaaksinhoudelijke informatie is vastgelegd in de kluisverklaringen waarover de procespartijen beschikken. De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat de verdediging in een zaak met een kroongetuige zicht dient te krijgen op de gesloten overeenkomst, maar dat dit niet zonder meer geldt voor het – vertrouwelijke – traject dat daaraan voorafgaat. Bijzondere omstandigheden om van dit uitgangspunt af te wijken zijn gesteld noch gebleken. De rechtbank constateert dat het Openbaar Ministerie heeft toegezegd zorg te dragen voor een aanvullend proces-verbaal waarin onduidelijkheden met betrekking tot de contactmomenten voorafgaand aan de kluisverklaringen worden opgehelderd en wijst het verzoek van de verdediging af.
Verstrekken/inzage WhatsApp-gesprekken tussen [verdachte 5] en de kroongetuige
Inzake [verdachte 8] , [verdachte 9] , [verdachte 11] , [verdachte 12] , [verdachte 13] , [verdachte 18] en [verdachte 16] heeft de verdediging verzocht tot het verstrekken dan wel tot het verkrijgen van inzage in de WhatsApp-gesprekken tussen [verdachte 5] en de kroongetuige in de periode van 3 december 2017 tot en met 30 april 2017 respectievelijk 17 oktober 2017, nu deze gesprekken van belang kunnen zijn in het kader van de toetsing van de betrouwbaarheid van de kroongetuige. Het Openbaar Ministerie heeft toegezegd inzage te verstrekken in deze WhatsApp-gespreken bij de politie en dat wanneer de verdediging na inzage reden ziet om stukken te laten voegen aan het Eris-dossier zij daartoe een gemotiveerd verzoek kan indienen bij het Openbaar Ministerie. De rechtbank zal daarom hierop geen beslissing nemen.
Afzien stemvervormer kroongetuige
Inzake [verdachte 8] , [verdachte 14] en [verdachte 16] heeft de verdediging verzocht de verklaringen van de kroongetuige ter terechtzitting te laten plaatsvinden zonder stemvervormer, nu de werkelijke stem van de kroongetuige reeds te horen is in een documentaire en het voor het betrouwbaarheidsoordeel van de kroongetuige van belang kan zijn om zijn verklaringen zo veel mogelijk in natura te kunnen beluisteren.
Het Openbaar Ministerie heeft zich verzet tegen dit verzoek en heeft daartoe aangevoerd dat de kroongetuige zich in een getuigenbeschermingsprogramma bevindt, waarbij iedere vorm van verspreiding van zijn stemgeluid het risico op herkenning nu en in de toekomst vergroot.
De rechtbank overweegt dat het Openbaar Ministerie een zorgplicht heeft tegenover een kroongetuige door de tussen hen onderling gesloten overeenkomst. Hieruit vloeit voort dat ten aanzien van deze getuige beschermingsmaatregelen moeten worden getroffen. Indien tijdens verhoren kennis kan worden genomen van de werkelijke stem van de kroongetuige kan zijn veiligheid ernstig in het geding komen. Dat een fragment van de stem van de kroongetuige wellicht ook elders te horen zou zijn doet aan deze zorgplicht niet af. Het Openbaar Ministerie heeft voorts toegezegd te zullen onderzoeken of de stemvervorming van de kroongetuige ter zitting kan worden geoptimaliseerd. De rechtbank wijst dan ook het verzoek van de verdediging af.
Voegen auto-inbraakcijfers Amsterdam Zuid – Rivierenbuurt in de periode vierde kwartaal 2016 en het eerste kwartaal 2017
Inzake [verdachte 11] , [verdachte 12] en [verdachte 13] heeft de verdediging verzocht om de auto-inbraakcijfers van Amsterdam Zuid – Rivierenbuurt in de periode vierde kwartaal 2016 en het eerste kwartaal 2017 in het dossier te voegen, nu de verdediging twijfelt aan de door de verbalisanten opgegeven reden van surveilleren in onderzoek Arford. Door deze twee verbalisanten is gesteld en geverbaliseerd dat zij aldaar waren met een speciale opdracht, namelijk het tegengaan van diefstal uit voertuigen, alsmede dat zij vervolgens de aldaar aanwezige verdachten [verdachte 11] , [verdachte 12] en [verdachte 13] hebben gecontroleerd, omdat zij het vreemd vonden dat [verdachte 13] is een viskraam enkel twee flesjes AA-Drink bestelde. De verdediging twijfelt aan de lezing van de verbalisanten en vermoedt dat verbalisanten verdachten om een andere reden in de gaten hebben gehouden. [verdachte 13] was daar samen met [verdachte 12] , die sinds 8 maart 2017 werd verdacht van betrokkenheid van een liquidatie en tegen wie op dat moment een opsporingsonderzoek liep.
Het Openbaar Ministerie heeft zich tegen het horen van deze getuigen verzet omdat er geen reden is om te twijfelen aan het door deze verbalisanten opgemaakte proces-verbaal.
De rechtbank overweegt dat dit verzoek van de verdediging lijkt te zijn gericht op het voeren van een verweer omtrent een mogelijk vormverzuim in het vooronderzoek als bedoeld in artikel 359a Sv. Bij zo een verweer wordt van de verdediging verlangd dat duidelijk en gemotiveerd aan de hand van de in die bepaling genoemde factoren wordt aangegeven tot welk in artikel 359a Sv omschreven rechtsgevolg dit dient te leiden, want alleen op een zodanig verweer is de rechter gehouden een met redenen omklede beslissing te geven. De rechtbank zal het verzoek afwijzen omdat, bij eventuele constatering van een dergelijk vormverzuim, niet is gesteld in welk belang verdachte daardoor geschaad zou zijn en tot welk rechtsgevolg dat zou moeten leiden.
Voegen relevante onderzoeksbevindingen van het afgesplitste zaaksdossier Charon voor wat betreft de verdachten [getuige 25] en [getuige 24]
Inzake [verdachte 12] en [verdachte 13] heeft de verdediging verzocht tot voegen van de onderzoeksbevindingen van het afgesplitste zaaksdossier Charon voor zover relevant in deze behandeling van Charon. Het Openbaar Ministerie heeft zich hiertegen niet verzet en heeft toegezegd zorg te dragen voor verstrekking van de relevante onderzoeksbevindingen. De rechtbank zal daarom hierop geen beslissing nemen.

2.Beslissingen per verdachte

[verdachte 4]
Voegen van een proces-verbaal ten aanzien van de stukken die zich bevinden in het verificatie/falsificatieonderzoek
Inzake [verdachte 4] heeft de verdediging verzocht tot het verstrekken van een daartoe op te laten maken proces-verbaal waarin wordt uiteengezet over welke stukken de rechter-commissaris beschikte ten tijde van het verificatie/falsificatieonderzoek op basis waarvan de rechter-commissaris tot een voorlopig positief betrouwbaarheidsoordeel van de verklaringen van de kroongetuige is gekomen. De verdediging wil namelijk inzichtelijk krijgen of de rechter-commissaris bij haar voorlopig oordeel over dezelfde informatie heeft beschikt als waarover de verdediging thans beschikt.
Het Openbaar Ministerie heeft zich verzet tegen dit verzoek, nu de zittingsrechter zijn oordeel over de betrouwbaarheid van de verklaringen van de kroongetuige baseert op andere stukken dan het verificatie/falsificatiedossier van de rechter-commissaris.
De rechtbank overweegt dat de rechter-commissaris haar voorlopig betrouwbaarheidsoordeel onder meer heeft gebaseerd op processen-verbaal verificatie/falsificatie, terwijl voor de rechtbank en de verdediging onbekend is welke informatie zich in deze processen-verbaal bevindt. Deze specifiek in dat kader aan de rechter-commissaris verstrekte informatie maakt echter geen onderdeel uit van de processtukken en daarmee het procesdossier. De zittingsrechter is niet gebonden aan de voorlopige beslissing van de rechter-commissaris en zal zelfstandig een betrouwbaarheidsoordeel dienen te vellen over de verklaringen van de kroongetuige op basis van het onderzoek ter terechtzitting en de zich in het dossier bevindende processtukken, waaronder een na de beslissing van de rechter-commissaris uitgevoerd verificatie/falsificatieonderzoek. De rechtbank ziet dan ook onvoldoende verdedigingsbelang tot het doen laten opstellen van een dergelijk proces-verbaal en wijst het verzoek van de verdediging af.
[verdachte 6]
Voegen dan wel seponeren van de ‘Haagse zaak’
Inzake [verdachte 6] heeft de verdediging (nogmaals) verzocht de zaak uit het arrondissement Den Haag die in het 140 Sr.-dossier wordt genoemd aan te brengen bij de Eris-zaken dan wel te seponeren. Het Openbaar Ministerie heeft toegezegd de gegevens van deze zaak op een rij te zullen zetten, hiervan een zaaksdossier samen te stellen om vervolgens deze stukken te voegen in het Eris-dossier. Tevens zal het Openbaar Ministerie een vervolgbeslissing nemen ten aanzien van [verdachte 6] in deze zaak. De rechtbank zal daarom hierop geen beslissing nemen.
[verdachte 7]
Verstrekken TCI-informatie alternatieve scenario’s
Inzake [verdachte 7] heeft de verdediging verzocht alle TCI-informatie te ontvangen die ziet op alternatieve scenario’s met betrekking tot de liquidatie van [D] die wijzen naar een andere verdachte dan [verdachte 7] dan wel vermeende opdrachtgever [getuige 45] . Het Openbaar Ministerie heeft toegezegd dat de verdediging inzage kan krijgen in het gevoerde onderzoek en de daarbij verkregen resultaten en dat wanneer de raadsman na inzage reden ziet om stukken te laten voegen aan het Eris-dossier hij daartoe een gemotiveerd verzoek kan indienen bij het Openbaar Ministerie. De rechtbank zal daarom hierop geen beslissing nemen.
Verstrekken opgenomen gesprekken door de anonieme getuige in de La Place
Inzake [verdachte 7] heeft de verdediging verzocht de door de anonieme getuige opgenomen gesprekken te verstrekken alsook de tapgesprekken die belastend worden uitgelegd. Het Openbaar Ministerie heeft toegezegd aan dit verzoek te zullen voldoen, voor zover dit niet reeds is opgenomen in het dossier. De rechtbank zal daarom hierop geen beslissing nemen.
Verstrekken OVC-gesprek over een bedrag van € 90.000,-
Inzake [verdachte 7] heeft de verdediging verzocht het gesprek waarbij [getuige 47] en [getuige 48] ter verantwoording worden geroepen over een bedrag van € 90.000,- te verstrekken, zodat de verdediging in de gelegenheid wordt gesteld dit gesprek te beluisteren. Het Openbaar Ministerie heeft toegezegd aan dit verzoek te zullen voldoen, voor zover dit niet reeds is opgenomen in het dossier. De rechtbank zal daarom hierop geen beslissing nemen.
[verdachte 8]
Verstrekken vluchtgegevens Turkish Airlines
Inzake [verdachte 8] heeft de verdediging (nogmaals) verzocht tot verstrekking van de vluchtgegevens van Turkish Airlines. Het Openbaar Ministerie heeft toegezegd dat zodra de gegevens zijn ontvangen en het onderzoek hiernaar is afgerond, de stukken worden toegevoegd aan het dossier. De rechtbank zal daarom hierop geen beslissing nemen.
Verstrekken gesprek ‘Strapp’ bij chapter
Inzake [verdachte 8] heeft de verdediging verzocht tot het verstrekken van het volledige gesprek tussen vermoedelijk [verdachte 5] en [verdachte 9] inzake dossier Charlie17, nu slechts een fragment aan het dossier is toegevoegd. Het Openbaar Ministerie heeft toegezegd het volledige gesprek te zullen verstrekken aan de verdediging. De rechtbank zal daarom hierop geen beslissing nemen.
Verstrekken ANPR-gegevens kentekenherkenning
Inzake [verdachte 8] heeft de verdediging verzocht de ANPR-gegevens van de Audi A3 met kenteken [kenteken] , op naam van [C] , te verstrekken aan de verdediging. Het is van belang voor de verdediging om de exacte route van deze auto te controleren. Het Openbaar Ministerie heeft medegedeeld niet aan dit verzoek te kunnen voldoen, omdat de genoemde Audi A3 niet is opgenomen in een ANPR-referentiebestand. De rechtbank wijst het verzoek daarom af.
[verdachte 10]
Verstrekken historische gegevens IMEI-nummers en PGP-adressen die aan [verdachte 10] worden toegeschreven
Inzake [verdachte 10] heeft de verdediging verzocht tot het verstrekken van de volledige historische verkeersgegevens van de IMEI-nummers en PGP-adressen, omdat inzage in voornoemde gegevens van belang is voor de beantwoording van de eerste vraag van artikel 350 Sv. De verdediging heeft hierbij nadrukkelijk de wens geuit om de gegevens verstrekt te krijgen en niet slechts ter inzage aangeboden te krijgen, aangezien de verdediging bij een inzage de stukken niet volledig kan bestuderen en tot een volledige analyse kan komen.
Het Openbaar Ministerie heeft toegezegd de verdediging inzage te verstrekken in de historische verkeersgegevens van de verzochte IMEI-nummers, voor zover deze gegevens beschikbaar zijn binnen het onderzoek Eris. Wat betreft de PGP-adressen heeft het Openbaar Ministerie medegedeeld niet te kunnen voldoen aan dit verzoek, doordat van de PGP-adressen geen PGP-toestellen zijn aangetroffen en er dus ook geen IMEI-nummers van bekend zijn. Het Openbaar Ministerie zal – ten behoeve van het overzicht – een bestand aan het dossier toevoegen in alle zaken van alle PGP-gesprekken (de platte tekst) in chronologische volgorde.
De rechtbank overweegt dat het verzoek van de verdediging vooralsnog onvoldoende bepaald is en daarmee onvoldoende gemotiveerd. De verdediging wordt overeenkomstig de toezegging van het OM de mogelijkheid geboden om de door hem verzochte stukken in te zien. Wanneer zij na inzage reden ziet om stukken te laten voegen aan het Eris-dossier, kan zij daartoe een gemotiveerd verzoek indienen bij het Openbaar Ministerie met een concrete vermelding van de stukken of bestanden waar het verzoek betrekking op heeft. De rechtbank zal daarom het verzoek afwijzen.
[verdachte 11]
Verstrekken PGP-gesprekken
Inzake [verdachte 11] heeft de verdediging verzocht om verstrekking van een overzicht en uitwerking van alle PGP-gesprekken die aan de verdachten in onderzoek Eris worden toeschreven, welke in het bezit zijn van het onderzoeksteam, maar nog niet deel uitmaken van het verstrekte dossier. De verdediging acht het van belang om delen van de PGP-gesprekken die zich thans in het dossier bevinden, in context te kunnen plaatsen om de door het Openbaar Ministerie toegeschreven betekenis van de reeds gevoegde delen te kunnen toetsen. Het Openbaar Ministerie heeft toegezegd dat zij – ten behoeve van het overzicht – een bestand aan het dossier zal toevoegen in alle zaken van alle PGP-gesprekken (de platte tekst) in chronologische volgorde. De rechtbank zal daarom hierop geen beslissing nemen.
[verdachte 12]
Verstrekken tapgesprekken familie kroongetuige
Inzake [verdachte 12] heeft de verdediging verzocht de tapgesprekken van de familie van de kroongetuige verstrekt te krijgen. De betrouwbaarheid van de kroongetuige dient mede te worden getoetst aan de hand van andere bronnen dan de kroongetuige zelf die iets over de wetenschap van de kroongetuige kunnen verklaren. Naast het horen van zijn naasten is het verstrekken van de tapgesprekken van belang, omdat het niet ondenkbaar is dat de verzochte getuigen zich weinig relevants herinneren of dat zij zich zullen beroepen op een hen mogelijk toekomend verschoningsrecht.
Het Openbaar Ministerie heeft zich verzet tegen dit verzoek en heeft daartoe aangevoerd dat de stelling van de verdediging dat alle tapgesprekken van de familie van de kroongetuige verstrekt moeten worden om de relevantie ervan te bepalen onvoldoende is onderbouwd. Voor zover de gesprekken relevant zijn, zijn deze reeds gevoegd aan het dossier. Voorts heeft het Openbaar Ministerie medegedeeld dat een aantal familieleden van de kroongetuige zich in een beschermingstraject bevinden, waardoor het verstrekken van alle tapgesprekken strijdig zou kunnen zijn met de veiligheid van de betreffende familieleden.
De rechtbank overweegt dat het verzoek van de verdediging verstrekkend is en daardoor voldoende concreet moet worden onderbouwd wat het belang van de verdediging is om alle tapgesprekken verstrekt te krijgen. De rechtbank oordeelt dat het verzoek onvoldoende is onderbouwd, mede bezien in het licht van de mogelijkheden die de verdediging reeds wordt geboden om de betrouwbaarheid van de kroongetuige te kunnen toetsen door het horen van zijn direct betrokkenen, te weten zijn moeder, vader, zus en ex-vriendin. De rechtbank zal daarom het verzoek afwijzen.
Verstrekken historische verkeers- en locatiegegevens van alle telefoons onder [verdachte 12] inbeslaggenomen
Inzake [verdachte 12] heeft de verdediging verzocht om alle historische verkeers- en locatiegegevens van alle telefoons die worden toegeschreven aan [verdachte 12] in de bevraagde periode van oktober 2016 tot en met half maart 2017 te verstrekken. De verdediging wenst met deze gegevens aan te tonen dat het aanstralen van zendmasten in de directe omgeving van een plaats delict niets van doen heeft met de tenlastegelegde feiten en dat [verdachte 12] niet over de onder hem inbeslaggenomen PGP-telefoon beschikte.
Het Openbaar Ministerie heeft toegezegd inzage te geven in de door de verdediging verzochte gegevens en dat de verdediging kan aangeven of en zo ja welke gegevens zij toegevoegd wenst te zien aan het dossier. Wat betreft de PGP-telefoon heeft het Openbaar Ministerie opgemerkt dat deze telefoon slechts gedeeltelijk is gekraakt en hierdoor alleen data is aangetroffen van enkele dagen voor 17 maart 2017 waarbij de inhoud van de berichten niet leesbaar was. Van deze bevindingen zal een proces-verbaal worden opgemaakt.
De rechtbank overweegt dat de verdediging de mogelijkheid wordt geboden om de door haar verzochte stukken in te zien en wanneer zij na inzage reden ziet om stukken te laten voegen aan het Eris-dossier zij daartoe een gemotiveerd verzoek in kan dienen bij het Openbaar Ministerie. De rechtbank ziet vooralsnog geen reden om alle historische verkeers- en locatiegegevens te laten voegen in het dossier en wijst het verzoek in zoverre af.
Verstrekken alle tap/chat/PGP-gesprekken en aangetroffen foto’s waar [verdachte 12] aan heeft deelgenomen dan wel in wordt genoemd
Inzake [verdachte 12] heeft de verdediging verzocht alle tap/chat/PGP-gesprekken en foto’s te verstrekken aan de verdediging, zodat de verdediging in de gelegenheid wordt gesteld om reeds in het dossier opgenomen communicatie goed te kunnen duiden en in context te kunnen plaatsen om een zo getrouw mogelijk beeld te krijgen waar [verdachte 12] zich mee bezig hield in de tenlastegelegde periode. Het Openbaar Ministerie heeft zich verzet tegen dit verzoek, nu het verzoek onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank overweegt dat het verzoek te algemeen is geformuleerd en daarmee niet voldoende gemotiveerd is en wijst het verzoek daarom af.
Verstrekken chatberichten [appgroep] appgroep
Inzake [verdachte 12] heeft de verdediging verzocht tot het verstrekken van de chatberichten in de appgroep [appgroep] over de periode van december 2016 tot en met maart 2017, nu in deze appgroep de gang van zaken op clubavonden werd besproken en de data van de zaaksdossiers Charon en Barbera samen vallen met deze clubavonden. Wat betreft de periode maart 2017 heeft de verdediging medegedeeld dat de chatberichten uit deze periode kunnen worden teruggevonden in onder andere de telefoon van [verdachte 12] , nu alle National Guards lid waren van deze appgroep.
Het Openbaar Ministerie heeft toegezegd de gesprekken tot en met februari 2017 te kunnen verstrekken, omdat de telefoon van [verdachte 5] in gebruik is geweest tot februari 2017.
De rechtbank draagt het Openbaar Ministerie op om nader onderzoek te laten verrichten naar de chatberichten in de periode februari en maart 2017 op onder meer de door de verdediging genoemde Samsung Mini GT-I8200N, toebehorend aan [verdachte 12] . Indien deze chatberichten kunnen worden achterhaald over deze periode, dient het Openbaar Ministerie ook deze berichten te verstrekken aan de verdediging.
Contra-expertise DNA-onderzoek
Inzake [verdachte 12] heeft de verdediging verzocht het Openbaar Ministerie opdracht te geven tot het doen van een contra-expertise op de hulzen in zaaksdossier Charon, nu door het NFI is vastgesteld dat er aanwijzingen zijn gevonden dat het DNA van een tweede persoon is aangetroffen. Een nader onderzoek door The Maastricht Forensic Institute kan blijkens jurisprudentie tot andere onderzoeksresultaten leiden die logischerwijs bepalend zijn voor de bewijswaarde tegen [verdachte 12] .
Het Openbaar Ministerie heeft zich verzet tegen dit verzoek en heeft daartoe aangevoerd dat het opnieuw onderzoeken van alle 30 gevonden en reeds onderzochte hulzen en/of manteldelen redelijkerwijs niet toereikend is om het gestelde verdedigingsbelang te kunnen dragen, omdat uit niets blijkt dat het uitgevoerde DNA-onderzoek aanknopingspunten biedt om te kunnen veronderstellen dat dit onderzoek onvolledig of onjuist zou zijn.
De rechtbank overweegt dat het verzoek tot het doen van een contra-expertise onvoldoende is gemotiveerd. Er bestaat niet een algemeen recht op contra-expertise en de verdediging heeft niet gemotiveerd gesteld dat er in deze zaak aanleiding is om te veronderstellen dat het uitgevoerde DNA-onderzoek op enige wijze gebrekkig zou zijn. [verdachte 12] sluit bovendien zelf niet uit dat zijn DNA op de betreffende huls is aangetroffen, terwijl er ook al DNA sporen van een andere persoon dan verdachte zijn aangetroffen. In deze omstandigheden valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet zonder meer in te zien in hoeverre contra-expertise op dit moment noodzakelijk is in het kader van de bewijswaarde die aan de uitkomst van het uitgevoerde onderzoek mogelijk kan worden toegekend. De rechtbank wijst het verzoek af.
[verdachte 13]
Verstrekken gehele proces-verbaal van verhoor van [verdachte 13] van 24 januari 2017
Inzake [verdachte 13] heeft de verdediging verzocht tot het verstrekken van het gehele proces-verbaal van verhoor van [verdachte 13] , nu uit dit proces-verbaal blijkt waarom er tussen [verdachte 17] en [verdachte 13] problemen zijn ontstaan en wat de aanleiding is geweest voor [verdachte 13] om de politie niet meer te vertrouwen. Het Openbaar Ministerie heeft toegezegd dat de verdediging in de gelegenheid wordt gesteld het proces-verbaal in te zien en wanneer zij na inzage reden ziet om stukken te laten voegen aan het Eris-dossier zij daartoe een gemotiveerd verzoek ik kan dienen bij het Openbaar Ministerie. De rechtbank wijst het verzoek daarom af.
Verstrekken historische verkeers- en locatiegegevens en alle WhatsApp- en sms-berichten van alle telefoons onder [verdachte 13] inbeslaggenomen en telefoonnummers aan hem toegeschreven
Inzake [verdachte 13] heeft de verdediging ter terechtzitting nader geconcretiseerd verzocht tot het verstrekken van alle historische verkeers- en locatiegegevens en alle WhatsApp- en sms-berichten van alle telefoons en telefoonnummers toebehorend aan [verdachte 13] in de bevraagde periode van oktober 2016 tot en met 17 maart 2017, om de gegevens en berichten in een bredere context te kunnen duiden.
Het Openbaar Ministerie heeft toegezegd inzage te geven in de door de verdediging verzochte historische verkeers- en locatiegegevens en dat de verdediging kan aangeven of en zo ja welke gegevens zij toegevoegd wenst te zien aan het dossier.
De rechtbank overweegt dat de verdediging de mogelijkheid wordt geboden om de door haar verzochte stukken, inclusief de verzochte berichten, in te zien en wanneer zij na inzage reden ziet op stukken te laten voegen aan het Eris-dossier zij daartoe een gemotiveerd verzoek in kan dienen bij het Openbaar Ministerie. De rechtbank ziet vooralsnog geen reden om alle historische verkeers- en locatiegegevens en chatberichten gevoegd te zien aan het dossier, reden waarom de rechtbank het verzoek in zoverre afwijst.
Completeren overzicht tijdelijk verblijf gedurende detentie
Inzake [verdachte 13] heeft de verdediging verzocht tot het doen completeren van het overzicht van verblijf van [verdachte 13] gedurende zijn detentie in het dossier, nu de verdediging geenszins wil dat op basis van het dossier kan worden gesuggereerd dat [verdachte 13] voor enige tijd niet in de PI is verbleven. Het Openbaar Ministerie heeft toegezegd dit uit te zullen zoeken en het overzicht aan te vullen indien dit niet compleet mocht zijn. De rechtbank zal daarom hierop geen beslissing nemen.
[verdachte 14]
Verstrekken locatiegegevens in de tenlastegelegde periode van de aan [verdachte 14] toegeschreven telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer]
Inzake [verdachte 14] heeft de verdediging verzocht tot het verstrekken van alle locatiegegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer] dat aan [verdachte 14] wordt toegeschreven, opdat door de verdediging aan de hand van die gegevens de door het Openbaar Ministerie veronderstelde aanwezigheid bij de plaats-delicten en de medeverdachten nader kan worden betwist. Het Openbaar Ministerie heeft toegezegd dat bij de onderzoeksteams van de zaaksdossiers Roos, Doorn en Charon zal worden nagegaan welke historische verkeersgegevens met betrekking tot het telefoonnummer [telefoonnummer] beschikbaar zijn en deze zullen worden verstrekt voor zover ze aanwezig zijn. De rechtbank zal daarom hierop geen beslissing nemen.
Verstrekken van een overzicht van alle DNA-sporen en de locaties daarvan in de Seat Ibiza met kenteken [kenteken]
Inzake [verdachte 14] heeft de verdediging verzocht tot het doen verstrekken van een forensisch verantwoorde en tactisch volledige opgave van alle DNA-sporen en de locaties daarvan in de voornoemde Seat Ibiza alwaar DNA van [verdachte 14] zou zijn aangetroffen. De verdediging wenst een volledig rapport te verkrijgen waarin alle andere sporen in de auto zijn opgetekend om het vermeend uniek gebruik van de Seat Ibiza door [verdachte 14] te kunnen betwisten. Het Openbaar Ministerie heeft medegedeeld dat het door de verdediging gewenste verzoek reeds is uitgevoerd en verantwoord in het dossier. De rechtbank zal daarom hierop geen beslissing nemen.
Verstrekken locatiegegevens van de aan ‘Wizzard’ in het dossier toegeschreven PGP-adres
Inzake [verdachte 14] heeft de verdediging verzocht tot het verkrijgen van de locatiegegevens van de aan ‘Wizzard’ in het dossier toegeschreven PGP-adres om onderzoek te doen naar een match tussen de eventueel na te trekken locatiegegevens van de aan ‘Wizzard’ in het dossier toegeschreven PGP-adres en het telefoonnummer [telefoonnummer] , zodat de verdediging de vermeende band tussen [verdachte 14] en ‘Wizzard’ te kunnen betwisten. Het Openbaar Ministerie heeft medegedeeld dat niet aan dit verzoek kan worden voldaan, nu de politie niet beschikt over de locatiegegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer] en de PGP-telefoon dat is gebruikt door ‘Wizzard’. De rechtbank zal daarom hierop geen beslissing nemen.
[verdachte 16]
Verstrekken WhatsApp-berichten, foto’s en video’s afkomstig van [verdachte 5] in december 2017 die betrekking hebben op een bezoek in Engeland
Inzake [verdachte 16] heeft de verdediging verzocht tot het verstrekken van WhatsApp-berichten, foto’s en video’s afkomstig van [verdachte 5] in december 2017 die mogelijk betrekking hebben op een bezoek in Engeland. Het Openbaar Ministerie heeft toegezegd aan dit verzoek van de verdediging te voldoen. De rechtbank zal daarom hierop geen beslissing nemen.
[verdachte 18]
Verstrekken WhatsApp-berichten gevoerd tussen [verdachte 5] en derden op 31 januari 2017
Inzake [verdachte 18] heeft de verdediging verzocht tot het verstrekken van alle WhatsApp-berichten van 31 januari 2017, gevoerd tussen [verdachte 5] en derden zonder weglaten van teksten. Het Openbaar Ministerie heeft toegezegd aan dit verzoek van de verdediging te voldoen. De rechtbank zal daarom hierop geen beslissing nemen.
C.
Verzoeken met betrekking tot de voorlopige hechtenis
[verdachte 2]
De raadsman heeft verzocht om opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis dan wel om een haalbaarheidsonderzoek naar elektronische controle als voorwaarde voor schorsing van de voorlopige hechtenis. Het Openbaar Ministerie heeft zich hiertegen verzet. Onder verwijzing naar haar beslissing van 16 oktober 2020 wijst de rechtbank deze verzoeken af. Door de raadsman zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd, en het enkele voortschrijden van de tijd doet de rechtbank niet anders beslissen.
[verdachte 4]
De raadsman heeft verzocht de voorlopige hechtenis inzake TGO Breuk op te heffen wegens gebrek aan ernstige bezwaren. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt van strafbare betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde medeplegen van of medeplichtigheid aan de moord op [A] . Immers zou verdachte geen weet hebben gehad van de wapens die in een bigshopper in de loods zouden liggen en heeft ook de kroongetuige verklaard dat verdachte niet wist dat de auto’s en de wapens die in de loods lagen specifiek bestemd waren voor de moord op [A] . Het Openbaar Ministerie heeft zich verzet tegen opheffing van de voorlopige hechtenis.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier voldoende blijkt van ernstige bezwaren jegens verdachte wat betreft de opslag van wapens en de auto’s die volgens het Openbaar Ministerie gebruikt zijn bij de moord op [A] . Uit het dossier blijkt niet dat [verdachte 4] wist dat deze zaken gebruikt zouden worden bij de moord op [A] en ook niet dat hij wist dat [A] vermoord zou worden. Uit het dossier blijkt echter wel van voldoende ernstige bezwaren wat betreft de wetenschap van verdachte dat deze zaken (mogelijk) gebruikt zouden worden voor een liquidatie. Bij de inhoudelijke behandeling zal de rol en/of de bijdrage van verdachte in volle omvang worden getoetst en beoordeeld, mede aan de hand van de waardering van de verklaringen van de kroongetuige. Het verzoek wordt afgewezen.
[verdachte 6]
De raadsman heeft verzocht de voorlopige hechtenis in 034Gezicht en TGO Lis op te heffen wegens gebrek aan ernstige bezwaren. Het Openbaar Ministerie heeft zich daartegen verzet. Onder verwijzing naar haar beslissing van 16 oktober 2020, waarin de rechtbank de jegens verdachte aanwezig zijnde ernstige bezwaren heeft benoemd, wijst de rechtbank dit verzoek af. Daarbij komt dat recent inzake TGO Lis een proces-verbaal aan het dossier is toegevoegd waarin staat weergegeven dat uit de coördinaten van de TomTom die verdachte in zijn bezit had, kan worden opgemaakt dat deze TomTom op de dag van de moord op slachtoffer [E] twee uur in een straat in België heeft gestaan die dezelfde naam heeft als de straat waarin het slachtoffer woonde, maar die in een andere plaats is gelegen (op 17 minuten rijden met de auto). De gronden waarop de voorlopige hechtenis rust acht de rechtbank ook nog van toepassing.
De raadsman heeft verzocht om de voorlopige hechtenis te schorsen. Het Openbaar Ministerie heeft zich hiertegen verzet. Eveneens onder verwijzing naar haar beslissing van 16 oktober 2020 wijst de rechtbank dit verzoek af.
[verdachte 14]
De raadvrouw heeft verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis en heeft tevens aangevoerd dat de verdediging haar verdedigingsrechten niet kan uitoefenen dan wel dat er geen zicht is op een inhoudelijke behandeling van de zaak binnen afzienbare tijd. Het Openbaar Ministerie heeft zich tegen het verzoek verzet. De rechtbank overweegt dat zij nog steeds voldoende ernstige bezwaren en gronden ziet. Het enkele voortschrijden van de tijd doet naar het oordeel van de rechtbank op dit moment geen afbreuk aan de twaalfjaarsgrond. Tevens is zicht op een inhoudelijke behandeling binnen afzienbare tijd en wordt de verdediging op dit moment al enige tijd in de gelegenheid gesteld om de verdenkingen te betwisten, bijvoorbeeld door middel van het horen van de kroongetuige, andere getuigen en het uitluisteren van de audio-opnames. De rechtbank zal het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis dan ook afwijzen.
Namens verdachte is verzocht de voorlopige hechtenis te schorsen en is als persoonlijke belang gesteld dat verdachtes echtgenote en kinderen in zorgwekkende corona-omstandigheden in Spanje verblijven, waar zij inmiddels de woning moeten verlaten. Tevens is de uitkering van verdachtes echtgenote beëindigd waardoor ook haar verblijfsvergunning is beëindigd. Verdachtes zoontje wordt bovendien binnenkort geopereerd. Het Openbaar Ministerie heeft zich tegen dit verzoek verzet. De rechtbank overweegt dat de ernst van de feiten en de aanname van de twaalfjaarsgrond zich in beginsel niet verdragen met een schorsing van de voorlopige hechtenis, tenzij sprake is van uitzonderlijk zwaarwegende persoonlijke belangen. Hoewel namens verdachte een zwaarwegend persoonlijk belang is geschetst, weegt de rechtbank dit in het licht van de ten laste gelegde feiten niet zwaarder dan het strafvorderlijk belang tot voortzetting van de voorlopige hechtenis. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen. Gelet hierop ziet de rechtbank ook geen aanleiding de haalbaarheid van elektronische controle als voorwaarde bij een mogelijke schorsing te onderzoeken. Ook dit verzoek wordt afgewezen.
[verdachte 18]
De raadsvrouw heeft verzocht om opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis voor de verdenking van deelname aan een criminele organisatie. Het Openbaar Ministerie heeft zich daartegen verzet.
De raadsvrouw is in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de rechtbank van 16 oktober 2020 tot (onder meer) toewijzing van de vordering gevangenneming voor deelname aan een criminele organisatie. Het gerechtshof heeft op 4 december 2020 geoordeeld dat er sprake is van ernstige bezwaren voor deelname aan een criminele organisatie en heeft de recidivegrond aangenomen. De rechtbank constateert dat er sindsdien niets is veranderd in het dossier. Uit het dossier blijken de volgende ernstige bezwaren voor deelname aan een criminele organisatie. Ten aanzien van medeverdachte [verdachte 5] zijn in het onderzoek Eris ernstige bezwaren aangenomen voor de verdenking dat [verdachte 5] zich bezighield met de uitvoering van liquidaties. Uit het dossier kan worden afgeleid dat sommige personen binnen [naam] een uitvoerende rol hadden en dat zij 24/7 ten dienste van [verdachte 5] stonden. Ook over verdachte [verdachte 18] wordt verklaard dat hij 24/7 klaar stond voor [verdachte 5] en blijkt uit een chat tussen [verdachte 18] en [verdachte 5] dat [verdachte 18] mogelijk verantwoording aan [verdachte 5] moet afleggen over zijn bezigheden. Verder blijkt uit het dossier dat verdachte meermalen telefonisch contact heeft gehad met personen die binnen het Eris onderzoek ook worden verdacht van deelname aan dezelfde criminele organisatie. Uit de aard van de verdenking van deelname aan een criminele organisatie volgt het recidivegevaar. De rechtbank oordeelt dat de situatie zoals bedoeld in artikel 67a, derde lid Sv zich op dit moment niet voordoet. Het verzoek tot opheffen van de voorlopige hechtenis wordt daarom afgewezen. Het verzoek tot schorsen wordt tevens afgewezen. Er is geen zwaarwegend persoonlijk belang gesteld dat maakt dat het persoonlijk belang tot schorsing van de voorlopige hechtenis dient te prevaleren boven het strafvorderlijk belang tot voortzetting van de voorlopige hechtenis.
Deze beslissingen zijn genomen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mrs. L.M.G. de Weerd en O.P. van Tricht, rechters, bijgestaan door mrs. N. Kruijswijk en B. van Dam als griffier.
De jongste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.