9.3Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een straatroof. Verdachte en zijn medeverdachten hebben daarbij aangever een steegje ingetrokken en van zijn spullen beroofd terwijl het slachtoffer daarbij werd geschopt en geslagen. Dit is een ernstig feit dat voor het slachtoffer zeer beangstigend is geweest.
Daarbij komt dat het plegen van een dergelijk feit, gepleegd op straat, tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving leidt. Verdachte heeft geen rekening gehouden met deze gevolgen en er niet bij stil gestaan dat slachtoffers van delicten als deze nog geruime tijd kunnen lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen hun is aangedaan.
De verdachte heeft zich verder, kennelijk uit winstbejag, schuldig gemaakt aan opzetheling van (camera)lenzen die een dag eerder waren buitgemaakt bij een woninginbraak. Het slachtoffer is door deze inbraak, waarbij ook andere goederen zijn gestolen, ernstig gedupeerd. Door de goederen te helen heeft de verdachte indirect van deze diefstal geprofiteerd en bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen.
De persoon van verdachte en zijn omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel betreffende de justitiële documentatie van verdachte van 26 november 2020, waaruit is gebleken dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van gewelds- en vermogensdelicten;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 31 oktober 2019, waarin onder meer is geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen;
- een SAVE rapportage van 4 december 2020 in het kader van Jeugdreclassering - Plan van aanpak maatregel Toezicht en Begeleiding. Hierin zijn onder meer de zorgen richting de toekomst uiteengezet. Op verschillende gebieden zijn zorgen. Indien verdachte geen werk vindt, ligt het opbouwen van schulden op de loer, maar ook wordt het dan verleidelijker door middel van criminele activiteiten aan geld te komen. De combinatie van geen dagbesteding, blowen, deviante vrienden, ADHD, LVB en PTSS, maken dat verdachte vatbaar is voor beïnvloeding – en zo ook voor criminaliteit - met alle gevolgen van dien. In het kader van jeugdreclassering zijn de volgende doelen gesteld:
- verdachte recidiveert niet;
- verdachte heeft een positieve dagbesteding en weet deze te behouden;
- verdachte heeft een positief sociaal netwerk en is weerbaar tegen beïnvloeding en neemt afstand van antisociaal gedrag van deviante vrienden en kennissen;
- een ‘Evaluatie SAVE rapportage’ van 4 december 2020, waarin onder meer een strafadvies is opgenomen, waaronder het opleggen – kort gezegd – van de bijzondere voorwaarden in de vorm van de maatregel Toezicht en Begeleiding voor de duur van een jaar en het vinden en behouden van een dagbesteding.
- een enkelvoudig Pro Justitia rapport, betreffende een psychologisch onderzoek, van
2 december 2019, opgemaakt door de deskundige D. Martens-Knevel, GZ-psycholoog. Dit rapport is bij de behandeling ter terechtzitting ouder dan één jaar. De rechtbank maakt gebruik van de inhoud van dit rapport met uitdrukkelijke toestemming van de verdachte, zijn raadsman en de officier van justitie. Voornoemde deskundige heeft onder meer geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een licht verstandelijke beperking en in het verlengde daarvan zijn de copingvaardigheden van verdachte en vaardigheden om zijn emoties adequaat te reguleren gebrekkig ontwikkeld. Er is bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis, namelijk ADHD (overwegend onoplettende beeld) en een stoornis in cannabisgebruik (ernstig). Deze gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis waren aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde (en bewezenverklaarde) en beïnvloedde zijn gedragskeuzes en gedragingen. De deskundige adviseert het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het risico op recidive wordt geschat als matig tot hoog.
Adolescentenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van de bewezenverklaarde feiten 19 jaar oud. De rechtbank ziet in voornoemde rapportages van SAVE en de psycholoog aanleiding om recht te doen overeenkomstig de bijzondere bepalingen voor jeugdige personen (overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77hh van het Wetboek van Strafrecht). Daarbij is gelet op de persoon van verdachte, zoals hierboven is uiteengezet.
Overschrijding redelijke termijn
Als uitgangspunt heeft in deze zaak, waarin het strafrecht voor jeugdigen is toegepast, te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdediging op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. De verdachte is op 13 mei 2019 in verzekering gesteld, op welk moment de redelijke termijn een aanvang nam. Onderhavig vonnis wordt gewezen op 24 december 2020, derhalve ruim 17 maanden later. Daarmee is de redelijke termijn met ruim een maand overschreden, terwijl geen sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding enigszins tot matiging van de op te leggen straf moet leiden.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten, zoals hiervoor uiteengezet, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij het bepalen van de strafoplegging heeft de rechtbank onder meer acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor minderjarigen. Daarbij wordt bij een straatroof een taakstraf van 60 uren, dan wel 1 maand jeugddetentie, tot uitgangspunt genomen, met dien verstande dat iedere strafverzwarende omstandigheid in beginsel telt voor 60 uur taakstraf dan wel 1 maand jeugddetentie. Bij deze straatroof zijn diverse strafverzwarende omstandigheden aan de orde, waaronder het toegepaste geweld en het georganiseerde karakter van de groep. Het slachtoffer is met geweld door de groep jongens, waaronder verdachte, een steeg ingetrokken en op de grond gegooid, waarbij hij is geslagen en zelfs tegen zijn hoofd is geschopt toen hij op de grond lag.
De oriëntatiepunten van het LOVS gaan voor opzetheling bij een schadebedrag onder de
€ 150,- uit van een taakstraf van 20 uur. Bij een schadebedrag boven de € 150,-, hetgeen zeer wel aannemelijk is in het geval van een tweetal cameralenzen, wordt een taakstraf vanaf 30 uren als uitgangspunt genomen.
De rechtbank houdt in strafmatigende zin rekening met een aantal factoren. De redelijke termijn is enigszins overschreden en de rechtbank neemt het advies van de deskundige over dat de feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend. Ook houdt de rechtbank er rekening mee, zoals ook door de raadsman is aangevoerd, dat verdachte gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis goed heeft meegewerkt aan het ITB harde kern-traject en in het kader van het ITB-traject gedurende een langere periode met een enkelband heeft gelopen. De rechtbank ziet echter geen aanleiding de door de raadsman gepresenteerde rekensom met betrekking tot de enkelband en de aftrek die daarmee gepaard zou moeten gaan, over te nemen.
In elk geval zal de rechtbank, gelet op het voorgaande, geen langere jeugddetentie opleggen dan verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht alvorens deze werd geschorst.
In strafverzwarende zin neemt de rechtbank mee dat sprake is van recidive van soortgelijke feiten.
De rechtbank acht het opleggen van een deels voorwaardelijke jeugddetentie en een taakstraf passend en geboden. De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, een jeugddetentie opleggen voor de duur van 90 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 67 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Dit voorwaardelijk strafdeel dient onder meer als extra motivatie voor verdachte om niet opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank is ook van oordeel dat verdachte verder aan zichzelf dient te werken om recidive te voorkomen. Daartoe zullen de door SAVE geadviseerde bijzondere voorwaarden worden opgelegd op de wijze als door SAVE geadviseerd.
Omdat de rechtbank van oordeel is dat verdachte ook nu nog iets moet merken van een straf, zal de rechtbank een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie opleggen. Voor verdachte moet duidelijk zijn dat het plegen van dit soort strafbare feiten niet wordt getolereerd en dat daarop met het opleggen van onvoorwaardelijke straffen wordt gereageerd. Bovendien dient deze straf ter generale preventie, zodat ook voor anderen duidelijk is welke straffen hiervoor opgelegd worden.