Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
De rechtbank is van oordeel dat de vraag van de rechter-commissaris – of verdachte tijdens het politieverhoor op 20 juli 2020 “de waarheid” heeft gesproken – onvoldoende concreet en specifiek is geweest om te kunnen stellen dat verdachte zich er bewust van was dat hij door ‘zeker’ te antwoorden opzettelijk een valse verklaring zou afleggen. Uit de rest van zijn verklaring bij de rechter-commissaris blijkt ook niet dat verdachte de bedoeling had om vals te verklaren; hij beriep zich immers grotendeels op zijn verschoningsrecht en ter zitting heeft verdachte een gedeeltelijk bekennende verklaring afgelegd. Het proces-verbaal van het verhoor bij de politie op 20 juni 2020 beslaat daarnaast meerdere pagina’s en aan verdachte zijn geen specifieke passages uit dat verhoor voorgehouden, met de vraag of die passages de waarheid betreffen.
Bovendien kan de vraag van de rechter-commissaris, en daarmee het antwoord van verdachte op die vraag, als multi-interpretabel worden gezien. Immers, als verdachte reeds op één vraag van de politie naar waarheid heeft geantwoord, is zijn antwoord aan de rechter-commissaris niet in strijd met de waarheid. Er zijn overigens tal van vragen gesteld aan verdachte door de politie, die zeker naar waarheid lijken te zijn beantwoord.
: Welk telefoonnummer belde je om drugs te bestellen?A: Euhm dat is een lastige dat moet ik even opzoeken: [telefoonnummer] , maar dat nummer zal vast al bekend zijn bij jullie.V: Van wie is dit telefoonnummer?A: Ik weet dat diegene de naam piewie heeft. Verder weet ik 2 voornamen van mensen die in zijn opdracht reden.
5.BEWEZENVERKLARING
6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
8.OPLEGGING VAN STRAF
9.BESLAG
10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
- 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en
- 2, 3, 10, 11, 11b van de Opiumwet;
11.BESLISSING
een gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden;
een gedeelte van 8 (acht) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
proeftijd van 3 (drie) jarenvast;
onttrokken aan het verkeer:
verbeurd: