Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
18 maart 2020, 27 mei 2020, 19 augustus 2020, 9 september 2020, 16 november 2020 en
9 december 2020. Op 9 december 2020 is de zaak inhoudelijk behandeld. Verdachte was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
5.BEWEZENVERKLARING
6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
8.OPLEGGING VAN STRAF
- een meldplicht bij de reclassering;
- een opname in een zorginstelling;
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
- een contactverbod met [U 2] ;
- een locatieverbod voor de gemeente Capelle aan den IJssel.
9.BESLAG
10.BENADEELDE PARTIJEN
11.VORDERING TENUITVOERLEGGING
12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
13.BESLISSING
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaar het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een
- bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat
- stelt daarbij een proeftijd van drie jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat veroordeelde:
- wijst de vordering van [benadeelde partij 2] toe tot een bedrag van € 3.420,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2018;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 2] ;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 420,-;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 2] € 3.420,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2018, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 44 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
Benadeelde partij [V 2]
- wijst de vordering van [V 2] toe tot een bedrag van € 3.000,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2019;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [V 2] ;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [V 2] € 3.000,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2019, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 40 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- wijst de vordering van [benadeelde partij 1] toe tot een bedrag van € 1.000,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2019;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 1] ;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 360,-;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 1] € 1.000,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2019, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 20 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- wijst de vordering van [W 2] toe tot een bedrag van € 7.000,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2019;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [W 2] ;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op 300,-;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [W 2] € 7.000,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2019, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 70 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- wijst de vordering van [X 2] toe tot een bedrag van € 3.020,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 26 december 2018;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [X 2] ;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [X 2] € 3.020,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 26 december 2018, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 40 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- wijst de vordering van [N 1] toe tot een bedrag van € 3.200,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2019;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [N 1] ;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [N 1] € 3.200,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2019, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 42 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- wijst de vordering van [R 3] toe tot een bedrag van € 3.440,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2018;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [R 3] ;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [R 3] € 3.440,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2018, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 44 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- wijst de vordering van [onderneming 1] toe tot een bedrag van € 2.920,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2018;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [onderneming 1] ;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [onderneming 1] € 2.920,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2018, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 39 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- wijst de vordering van [O 1] toe tot een bedrag van € 3.180,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2019;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [O 1] ;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [O 1] € 3.180,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2019, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 41 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- wijst de vordering van [E 3] toe tot een bedrag van € 2.620,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 9 april 2019;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [E 3] ;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [E 3] € 2.620,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 9 april 2019, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 36 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- wijst de vordering van [H 2] toe tot een bedrag van € 1.000,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2019;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [H 2] ;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [H 2] € 1.000,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2019, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 20 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- wijst de vordering van [onderneming 2] toe tot een bedrag van € 5.500,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 27 december 2018;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [onderneming 2] ;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 600,-;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [onderneming 2] € 5.500,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 27 december 2018, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 62 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- wijst de vordering van [Q 2] toe tot een bedrag van € 400,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2019;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [Q 2] ;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [Q 2] € 400,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2019, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 8 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- wijst de vordering van [I 2] toe tot een bedrag van € 3.000,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2019;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [I 2] ;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [I 2] € 3.000,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2019, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 40 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- wijst de vordering van [L 2] toe tot een bedrag van € 3.700,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2019;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [L 2] ;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [L 2] € 3.700,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2019, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 47 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- wijst de vordering van [K 2] toe tot een bedrag van € 300,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2019;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [K 2] ;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [K 2] € 300,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2019, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 6 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- wijst de vordering van [M 2] toe tot een bedrag van € 3.610,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2019;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [M 2] ;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [M 2] € 3.610,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2019, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 46 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- wijst de vordering van [A 2] toe tot een bedrag van € 500,-;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [A 2] ;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [A 2] € 500,- aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 10 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- wijst de vordering van [Z 1] toe tot een bedrag van € 300,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2019;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [Z 1] ;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [Z 1] € 300,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2019, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 6 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- wijst de vordering van [B 2] toe tot een bedrag van € 3.460,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 28 december 2018;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [B 2] ;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [B 2] € 3.460,-, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 28 december 2018, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 44 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
de rechtbank begrijpt: 24 januari 2019) werd vervolgens drie keer een geldopname met een totaal bedrag van € 657,- gedaan en werd geprobeerd geld over te schrijven naar een rekeningnummer dat op naam was gesteld van [J 1] , het zusje van verdachte. [23] [I 1] heeft op 25 januari 2019 aangifte gedaan van diefstal van haar bankpas. [24]