ECLI:NL:RBMNE:2020:5643

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2020
Publicatiedatum
23 december 2020
Zaaknummer
16-132156-20 en 16-269992-20 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor deelname aan een criminele organisatie en drugshandel

Op 23 december 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 27-jarige man uit Nieuwegein. De man werd veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie, het medeplegen van drugshandel en het bezit van een handelsvoorraad drugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte tussen 5 juni 2018 en 16 mei 2020 betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met de handel in hard- en softdrugs. De verdachte had een actieve rol als drugskoerier en was betrokken bij het dealen van verschillende soorten drugs, waaronder cocaïne, amfetamine, MDMA, en hasjiesj. De rechtbank achtte de bewijsvoering voldoende om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van meineed, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk een valse verklaring had afgelegd tijdens een verhoor bij de rechter-commissaris. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact van drugshandel op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-132156-20 en 16-269992-20 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Lelystad.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2020, 11 november 2020 en 9 december 2020. Op 11 november 2020 heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. F.E. den Hertog, advocaat te Utrecht. Op 9 december 2020 is het onderzoek in de zaak van verdachte en de medeverdachten gesloten.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. T. Tanghe, en van hetgeen verdachte en diens raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16-132156-20
Feit 1
in de periode van 5 juni 2018 tot en met 16 mei 2020 te Nieuwegein, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet;
Feit 2
in de periode van 5 juni 2018 tot en met 16 mei 2020 te Nieuwegein, samen met anderen heeft gedeald in cocaïne, amfetamine, MDMA, MDA, methamfetamine, 2c-b en lsd
en/of
in de periode van 5 juni 2018 tot en met 16 mei 2020 te Nieuwegein, samen met anderen heeft gedeald in hasjiesj en hennep;
Feit 3
op 16 mei 2020 te Nieuwegein, opzettelijk aanwezig heeft gehad 16 ponypacks bevattende cocaïne, 32 pillen bevattende amfetamine/MDMA/MDA, 1 strip/zegel bevattende lsd en 2 zakjes bevattende methamfetamine.
Parketnummer 16-269992-20
op 27 oktober 2020 te Utrecht meineed heeft gepleegd tijdens een verhoor (als getuige) bij de rechter-commissaris.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1, 2 en 3 zoals ten laste gelegd onder parketnummer 16-132156-20 wettig en overtuigend te bewijzen. Ook het feit onder parketnummer 16-26992-20 ten laste gelegde feit acht de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 16-132156-20
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting bepleit dat slechts een deel van de periode zoals ten laste is gelegd onder feit 1 en 2 bewezen kan worden verklaard. Verdachte is betrokken geweest bij het handelen van harddrugs omstreeks de periode van 7 juni 2018 tot en met 8 augustus 2018. Verdachte heeft vervolgens lange tijd geen enkele rol gespeeld bij de handel in drugs, namelijk vanaf augustus 2018 tot en met april 2020. Pas vanaf 27 april 2020 heeft verdachte zich weer schuldig gemaakt aan het dealen van drugs en is hij weer betrokken geraakt bij de criminele organisatie van zijn oom. De raadsvrouw verzoekt derhalve om verdachte partieel vrij te spreken, voor zover dit ziet op de periode van 9 augustus 2018 tot en met 26 april 2020. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat enkel het bezit van 11 wikkels cocaïne bewezen kan worden, nu de rest van de aangetroffen drugs bij verdachte nimmer forensisch zijn onderzocht.
Parketnummer 16-26992-20
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit. De vraag waarop verdachte ‘ja’ heeft geantwoord is zodanig algemeen en onvoldoende specifiek, dat niet kan worden gesteld dat verdachte opzettelijk een valse verklaring heeft afgelegd. Met betrekking tot de vraag van de officier van justitie over het briefje heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte de vraag destijds niet goed had begrepen. Bovendien blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 651 van het procesdossier niet wat er precies op het briefje stond geschreven.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak parketnummer 16-269992-20
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk onder ede een valse verklaring heeft afgelegd bij de rechter-commissaris, zodat verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het eerste gedachtestreepje is de rechtbank van oordeel dat de vraag van de rechter-commissaris – of verdachte op 24 juni 2020 “de waarheid” heeft gesproken bij de politie – onvoldoende concreet en specifiek is geweest om te kunnen stellen dat verdachte zich er bewust van was dat hij door ‘ja’ te antwoorden opzettelijk een valse verklaring zou afleggen. Uit de rest van zijn verklaring bij de rechter-commissaris blijkt ook niet dat verdachte de bedoeling had om vals te verklaren; hij beriep zich immers grotendeels op zijn verschoningsrecht. Het proces-verbaal van het verhoor bij de politie op 24 juni 2020 beslaat daarnaast meerdere pagina’s en aan verdachte zijn geen specifieke passages uit dat verhoor voorgehouden, met de vraag of die passages de waarheid betreffen. Bovendien kan de vraag van de rechter-commissaris, en daarmee het antwoord van verdachte op die vraag, als multi-interpretabel worden gezien. Immers, als verdachte reeds op één vraag van de politie naar waarheid heeft geantwoord, is zijn antwoord aan de rechter-commissaris niet in strijd met de waarheid. Er zijn overigens tal van vragen gesteld aan verdachte door de politie, die zeker naar waarheid lijken te zijn beantwoord.
Ten aanzien van het tweede gedachtestreepje acht de rechtbank niet uitgesloten dat sprake is geweest van misinterpretatie van de vraag van de officier van justitie door verdachte. Dat blijkt al uit het gegeven dat verdachte eerst lijkt te ontkennen dat hij iets op papier bij zich had, terwijl hij vervolgens wel erkent dat hij iets voor zichzelf had opgeschreven. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat verdachte werd gehoord via een videoverbinding die van slechte kwaliteit was. Uit pagina 3 van het proces-verbaal van het verhoor bij de rechter-commissaris op 27 oktober 2020 blijkt dat verdachte ruis hoort via de verbinding, waarna besloten wordt dat de rechter-commissaris de vragen van de officier van justitie en de advocaten zal herhalen. Dat er tijdens het verhoor enige verwarring bestaat over het betreffende briefje, en het al dan niet overhandigen ervan, blijkt ook uit het feit dat de advocaat van de medeverdachte hierover doorvraagt (zie pagina 5 van het proces-verbaal van het verhoor). Tot slot overweegt de rechtbank dat de in de tenlastelegging opgenomen en vermeend meinedige zin “Nee, ik had voor mijzelf wat opgeschreven, maar niet een briefje met data” niet de volledige zin betreft. Verdachte heeft daar namelijk aan toegevoegd “zoals de officier van justitie heeft beweerd”. Ook daaruit blijkt dat verdachte in zijn antwoorden in dit kader een kennelijke interpretatie van de vragen of opmerkingen van de officier van justitie laat meewegen. De rechtbank kan derhalve niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de vraag voldoende duidelijk was voor verdachte, waardoor niet bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk een valse verklaring heeft afgelegd.
4.3.2
Bewijsmiddelen [1]
De verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard: [2]
Het klopt dat ik drugs heb weggebracht naar klanten. Dat waren klanten van mijn oom [medeverdachte 1] [de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] ]. Het betrof zowel hard- als softdrugs. Ik ben drie tot vier weken voor mijn aanhouding begonnen met het rondbrengen van drugs. (…) Eind maart, begin april ben ik ontslagen. Ik ben toen begonnen met dealen. (…) Het bedrag dat ik zou krijgen was afhankelijk van het aantal dagen dat ik werkte en de hoeveelheid klanten. (…) In 2018 was ik ook veel bij mijn oom, dat was ongeveer een periode van twee maanden. Vanaf 6 juni 2018 tot en met begin augustus 2018 was dat. Ik reed dan met mijn oom mee. Mijn oom was dan aan het rijden en vroeg of ik iets wilde appen aan [medeverdachte 2] [ de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] ], soms over normale dingen, soms de berichten die in het dossier zitten. Ik verzorgde de communicatie tussen die twee. Dat zijn de gesprekken die in het dossier staan. Die berichten gingen over dat er iets klaar moest worden gelegd of over bepaalde hoeveelheden naar bepaalde adressen. (…) Het klopt dat mijn vrienden vroegen of ik wat kon regelen. Dan appte ik mijn oom en liet ik hem komen bij de [straat] . Ik bestelde wiet, en mijn vrienden wilden wat harddrugs dus dan combineerde ik dat in het appje aan mijn oom. (...) Het liep allemaal via mij omdat het mijn oom was en ik kende hem beter. Dit gebeurde bijna wekelijks. Meestal was ik erbij toen er besteld werd. (…) De drugs die ik bij mij had tijdens de aanhouding was allemaal om te dealen. De klant appte [medeverdachte 1] en vaak was ik dan al bij hem thuis om te chillen. Er werd dan gezegd wil je daarheen gaan en dan reed ik er heen. Als ik niet bij hem thuis was, dan werd ik door [medeverdachte 1] geappt of ik ergens heen wilde gaan. (…) Medeverdachte [medeverdachte 3] zag ik heel weinig, in de ochtend kwam hij langs bij mijn oom. Ik heb wel gehoord dat hij daar en daar heen moest. Dat ging op dezelfde manier als waarop ik werd aangestuurd om drugs te brengen naar klanten. [medeverdachte 4] [de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 4] ] reed ook en bracht drugs weg. (…) Er was geen rooster, mijn oom hield gewoon bij wie op welke dagen kon rijden. Als [medeverdachte 4] op bepaalde dagen reed, dan belde hij of ik op de andere dagen kon rijden.”
De telefoon van verdachte is uitgelezen en volgens de politie, gezien hun proces-verbaal van bevindingen, blijkt na analyse van de gesprekken met het contact met telefoonnummer [telefoonnummer] , in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 1] , het volgende: [3]
“In de whats-app gesprekken worden de volgende afkortingen gebruikt.
Pongo: Joint (straattaal woordenboek)
Aff: Halve gram cocaine
HL: Hele gram cocaïne
Bagga: zak wiet (straattaal woordenboek)
M: Xtc (ambtshalve bekend)
X: XTC (Ambtshalve bekend)
K: Ketamine (ambtshalve bekend)
(…) De gesprekken zal ik wegzetten onder de naam [medeverdachte 1] en [verdachte] .
(…) [verdachte] 17-05-2019 18:09 uur: Kan je [straat] komen
[verdachte] 17-05-2019 18:09 uur: 3 aff
[medeverdachte 1] 17-05-2019 18:09 uur: Yo ok. [4]
(…) [verdachte] 20-07-2019 13:20 uur: Kan je [adres] komen
[verdachte] 20-07-2019 13:20 uur: 1 hl, 5aff, 1m, 1k
[medeverdachte 1] 20-07-2019 13:201 uur: Yo
[medeverdachte 1] 20-07-2019 13:201 uur: Ok
[medeverdachte 1] 20-07-2019 13:201 uur: 150totaal. [5]
(…) [verdachte] 20-09-2019 19:02 uur: Kan je [straat] komen
[verdachte] 20-09-2019 19:02 uur: 1 hl
[medeverdachte 1] 20-09-2019 19:03 uur: Jo duurt ff man hij is nu na Utrecht daarna komt die gelijk is maar 1 daar
[medeverdachte 1] 20-09-2019 19:03 uur: Denk half uur
[verdachte] 20-09-2019 19:06 uur: Oh ja is goed. [6]
(…) Ik, verbalisant [verbalisant] zag dat [medeverdachte 1] vanaf 27-04-2020 [verdachte] aanstuurde naar verschillende adressen. (…) Hierbij worden alleen het aantal ritjes en het aantal drugs, bedragen of de locaties benoemd per dag. Tijdens het bekijken van alle gesprekken zag ik, verbalisant dat er verschillende wijzen van aansturen wordt gebruikt door [medeverdachte 1] . Ik, verbalisant zag dat er bedragen en afkortingen met betrekking tot drugs werden genoemd en straatnamen en bijnamen van afnemers.
(…) [verdachte] 27-04-2020 17:02 uur: Lamge gelukt 30 pongo en 1 1 aff. [7]
(...) Opmerking verbalisant: Ik zag dat [medeverdachte 1] op 7 mei 2020 [verdachte] de opdracht gaf om bij [medeverdachte 2] bij te vullen:
[medeverdachte 1] 19:45 uur: Ff
[medeverdachte 1] 19:45 uur: Bijvullen
[medeverdachte 1] 19:46 uur: Bij [medeverdachte 2]
[verdachte] 19:46 uur: Ja. [8]
Uit de gesprekken met het contact met [telefoonnummer] , in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt het volgende: [9]
“De gesprekken zal ik wegzetten onder de naam [medeverdachte 2] en [verdachte] . Dit gesprek begint op 5 juni 2018 en eindigt op 8 augustus 2018.
5-6-2018 13 : 11:48
[medeverdachte 2] : jo welke seal moet ik nu mee nemen
jo ik ben ernu
[verdachte] : okee, Hoelang [straat]
[medeverdachte 2] : rij bij de haan
[verdachte] : Oke
[medeverdachte 2] : waar is die dan
sta er al ff
bij hem caravan
hek
[verdachte] : Komt eraan
[medeverdachte 2] : gelukt
(…) 7-6-2018 08:09:30
[verdachte] : ben onderweg
[medeverdachte 2] : had je maar 1 gevouwen
[verdachte] : Jaaa want we moesten gelijk weer rijden
[medeverdachte 2] : oke dan ga ik dat nu eerst doen
[verdachte] : Queeeniee komt zo voor de deur bij jou
Hij moet 2 hebben
2Aff
[straat]
Hy betaald later
[medeverdachte 2] : jo
[verdachte] : Hij is er al
[medeverdachte 2] : kom er aan [10]
[verdachte] : Gelukt?
[medeverdachte 2] : ja
[verdachte] : Top
[verdachte] : 50kl 25hl, Moet naar hoger, Moetje even eruit halen
[medeverdachte 2] : oke [11]
(…) 20-6-2018 16:49:15
[verdachte] : 12 aff 2hl
Moet je even meenemen
[medeverdachte 2] : oke
haal ik op [12]
(...) 22-6-2018 11:46:15
[verdachte] : Yoo
Kan je even op piwi bank rek kijken of er geld is gestort
2 bedragen moeten er op staan
[medeverdachte 2] : jo
ja 2 x
120 en 290. [13]
Uit de overige gesprekken uit de telefoon van verdachte blijkt het volgende: [14]
“02/06/2018 12:27 uur [getuige] : Kan je vanavond nog ff langs komen?
02/06/2018 12:27 uur [getuige] : Groen en 1 wit
02/06/2018 12:27 uur [verdachte] : Cool
04/06/2018 16:07 uur [verdachte] : Een inbraak om 14smiddags
04/06/2018 16:07 uur [getuige] : Ben ik de enige die dat raar vind
04/06/2018 16:07 uur [verdachte] : Bij oom [15]
(…) 04/06/2018 16:21 uur [verdachte] : Ahja dus we hebben geen wiet meer
(…) 04/06/2018 16:21 uur [verdachte] : Haha wouden vandaag weer gaan rijden met die wietjes(…) 04/06/2018 16:22 uur [verdachte] : In totaal 1,5kg wiet04/06/2018 16:22 uur [verdachte] : 1,5kg ket04/06/2018 16:22 uur [verdachte] : 600gr sos04/06/2018 16:23 uur [verdachte] : 50k pillen04/06/2018 16:23 uur [verdachte] : 1000 zetels Isd04/06/2018 16:23 uur [verdachte] : En 1,5kg m04/06/2018 16:23 uur [verdachte] : En 7k cash [16]
(…) 08/06/2018 11:17 [getuige] : Hoe staat het met de zaken bra
08/06/2018 11:17 [getuige] : Is er al nieuwe inkopen gedana
08/06/2018 11:27 [verdachte] : Zelfde dag al nieuwe binnen gehaald hoor.
08/06/2018 11:27 [verdachte] : Niet kapot te maken
08/06/2018 11:27 [verdachte] : Alleen geen wiet [17]
Uit de berichten van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt het volgende: [18]
“Gesprekken tussen verdachte [medeverdachte 2] en verdachte [medeverdachte 1] :
26-04-2020
[medeverdachte 1] : [verdachte] komt
Kan je hem een bagga meegenem
Van boven
In de tas
Ligt klaar
[medeverdachte 2] : Jo
Ga ik pakken.
(…)
[medeverdachte 1] : Laat maar laat [medeverdachte 4] zo die tas oppimken
[verdachte] is al nehh
[medeverdachte 2] : Oke ligt al beneden” [19]
Op 16 mei 2020 is verdachte [verdachte] voor de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] op de [adres] te [woonplaats] aangehouden. Tijdens de fouillering zijn er meerdere verdovende middelen bij hem aangetroffen: [20] “- 10x kleine wikkels met wit poeder, met de opdruk Anonymous. Goednummer 2629752(2020078058-161) Positief getest op cocaïne.- 1 x grote wikkel met wit poeder, met de opdruk Anonymous. Goed nummer 2629753(2020078058-153) Positief getest op cocaïne.(…)- 20 bruine pillen (vermoedelijk XTC). Goednummer: 2629751, 10 gram bruto totaal [21] (…) - 3 grote wikkels met wit poeder, met de opdruk Space pack (Vermoedelijk cocaïne).Goednummer: 2629754. 2,4 gram bruto totaal- 2 grote wikkels met wit poeder, met de opdruk Caribbean (Vermoedelijk cocaïne).Goednummer: 2629755. 1,6 gram bruto totaal.” [22]
Van de 10 kleine wikkels met wit poeder (goednummer 2629752) wordt een monster genomen, welke genummerd wordt met SIN AAN0981NL. [23] Ook van de grote wikkel met wit poeder (goednummer 2629753) wordt een monster genomen, dit monster wordt genummerd met SIN AALE7609NL. [24]
De monsters worden onderzocht door het NFI:
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAN0181NL
poeder, wit, uit 3,35 gram
bevat cocaïne [25]
AALE7609NL
poeder, wit, uit 0,79 gram
bevat cocaïne [26]
In de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] werd tevens een hoeveelheid drugs aangetroffen, waaronder 575 bruine pillen. [27] Van deze pillen is een monster afgenomen, genummerd met SIN AAN09184NL. [28] Ook dit monster is onderzocht door het NFI:
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAN09184NL
tablet, bruin, uit 250,11 gram
bevat MDMA [29]
Medeverdachte [medeverdachte 5] heeft het volgende verklaard bij de politie: [30]
“ [medeverdachte 1] heeft gelijk die koffer naar boven gebracht. Ik weet niet meer precies wanneer, maar het was ergens september/oktober vorig jaar.”
Tijdens de doorzoeking op 16 mei 2020 in de woning van medeverdachte [medeverdachte 5] , aan de [adres] in [woonplaats] , is een koffer met daarin verdovende middelen aangetroffen. [31]
4.3.3
Bewijsoverweging
Ten aanzien van feit 1 en 2
Criminele organisatie en medeplegen
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet (Ow). Een organisatie in de zin van voormeld artikel is een samenwerkingsverband tussen twee of meer personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Dit kan blijken uit een onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. Het oogmerk van deze organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet. Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven door de organisatie wordt beoogd. Om van deelneming in de zin van artikel 11b Ow te kunnen spreken is vereist dat verdachte tot het samenwerkingsverband behoort en dat hij een aandeel heeft in – of ondersteuning geeft aan – gedragingen die strekken tot óf rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. In het bestanddeel deelneming aan een organisatie ligt tevens het opzet van verdachte besloten. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie het plegen van misdrijven beoogt.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de rol van verdachte gedurende de ten laste gelegde periode telkens een andere vorm aannam. De periodes met daarbij de rol van verdachte zullen daarom afzonderlijk worden besproken.
Periode 1 (omstreeks juni 2018 – juli 2018)
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij vanaf 6 juni 2018 betrokken is geraakt bij de drugshandel van zijn oom, medeverdachte [medeverdachte 1] . Gedurende een periode van ongeveer twee maanden reed verdachte met zijn oom mee als hij drugs rondbracht en stuurde hij druggerelateerde berichten via zijn telefoon naar zijn tante, medeverdachte [medeverdachte 2] . Uit deze berichten blijkt dat werd doorgegeven welke drugs medeverdachte [medeverdachte 2] moest klaarleggen en dat zij op de bankrekening moest kijken of er al geld was gestort door de afnemer.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het voeren van de communicatie over drugs en het meerijden met zijn oom die drugs rondbracht, een aandeel heeft gehad in een organisatie die zich bezighield met het handelen in hard- en softdrugs. Dit handelen kwalificeert naar het oordeel van de rechtbank tevens als het medeplegen van het dealen van hard- en softdrugs. Medeverdachte [medeverdachte 1] nam daarbij een leidinggevende rol aan en beheerde de communicatie via de dealertelefoon. Aldus was tussen verdachte, zijn oom (medeverdachte [medeverdachte 1] ) en zijn tante (medeverdachte [medeverdachte 2] ) sprake van een duurzame onderlinge samenwerking, waarbij de structuur van de organisatie tot uitdrukking wordt gebracht door de onderlinge rolverdeling tussen verdachten. De verklaring van verdachte dat hij niet wist dat medeverdachte [medeverdachte 1] in harddrugs handelde en niet wist waar de afkortingen voor stonden die hij moest sturen naar zijn tante, acht de rechtbank ongeloofwaardig, mede gelet op de berichten die verdachte op 4 juni 2018 aan [getuige] zond over de ripdeal bij zijn oom.
Periode 2 (omstreeks augustus 2018 – maart 2020), partiële vrijspraak medeplegen feit 2
Na deze twee maanden volgt een periode waarin verdachte kennelijk niet actief betrokken lijkt te zijn bij het dealen van drugs, maar waarin verdachte wel fungeert als tussenpersoon tussen zijn oom en zijn vrienden/kennissen. Zoals blijkt uit de berichten in het dossier en bevestigd is door verdachte ter terechtzitting, stuurt verdachte in deze periode berichten naar zijn oom met het verzoek om drugs af te leveren op een bepaald adres. Verdachte heeft daarmee gedurende langere periode en structureel ondersteuning verleend aan gedragingen die strekken tot de verwezenlijking van het criminele oogmerk van de organisatie, namelijk het handelen in drugs (feit 1).
De rechtbank is echter van oordeel dat deze handelingen niet voldoende zijn om tot een bewezenverklaring van het medeplegen van het dealen in hard- en softdrugs (feit 2) in deze periode te komen en zal verdachte hiervan partieel vrijspreken. Dit vertaalt zich niet naar de bewezenverklaring, nu hij in de begin- en eindperiode van de op de tenlastelegging genoemde ‘dealperiode’ wel schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het dealen van drugs. Wel komt deze specificering tot uitdrukking in de strafmaat.
Periode 3 (omstreeks april 2020 – mei 2020)
Vanaf april 2020 js verdachte actief bezig geweest met het handelen in harddrugs, zoals verklaard door verdachte ter terechtzitting en welke verklaring wordt bevestigd door de berichten in het dossier. Zowel verdachte als medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] brachten de drugs rond, terwijl medeverdachte [medeverdachte 1] hen aanstuurde en medeverdachte [medeverdachte 2] de drugs klaarlegde. Medeverdachte [medeverdachte 5] bewaarde de handelsvoorraad drugs. Ook in deze periode heeft verdachte een aandeel gehad in de criminele organisatie die zich bezighield met het handelen in hard- en softdrugs, in de rol van drugskoerier.
Gelet op al het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft deelgenomen een organisatie die als oogmerk had het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van hard- en softdrugs. Daarmee is tevens het medeplegen van de handel in harddrugs bewezen, met dien verstande dat het medeplegen niet bewezen kan worden voor de periode omstreeks augustus 2018 tot en met maart 2020.
Ten aanzien van feit 3
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zowel ponypacks cocaïne als pillen bevattende MDMA aanwezig heeft gehad. Verdachte is voor de woning van [medeverdachte 1] aangehouden, terwijl hij een handelshoeveelheid drugs in zijn bezit had. Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat de drugs die werden aangetroffen bij zijn fouillering bedoeld waren om te verkopen. In totaal zijn elf van de zestien ponypacks getest, waarbij de conclusie was dat de monsters cocaïne bevatten. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat in de overige ponypacks een andere substantie bevond, mede gelet op de verklaring van verdachte dat hij ging dealen. Dit geldt ook voor de bruine pillen. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat tijdens de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 1] een groot aantal bruine pillen is aangetroffen, en dat deze pillen positief zijn getest op MDMA. Gelet op de omstandigheid dat verdachte voor de woning van [medeverdachte 1] is aangehouden, gaat de rechtbank er vanuit dat de pillen die verdachte bij zich had uit dezelfde batch kwam en derhalve MDMA bevatten. Nu de andere aangetroffen drugs niet zijn onderzocht door het NFI, zal verdachte worden vrijgesproken van het aanwezig hebben van die drugs.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
omstreeks de periode van 5 juni 2018 tot en met 16 mei 2020 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten: verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 5] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid, Opiumwet;
Feit 2
op tijdstippen omstreeks de periode van 5 juni 2018 tot en met 16 mei 2020 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, MDMA en 2c-b, zijnde cocaïne, MDMA en 2c-b telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
en
op tijdstippen omstreeks de periode van 5 juni 2018 tot en met 16 mei 2020 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, meermalen opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een of meerdere (gebruikers)hoeveelheden van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en van hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Feit 3
op 16 mei 2020 te Nieuwegein, opzettelijk aanwezig heeft gehad 16 ponypacks bevattende cocaïne en 20 pillen bevattende MDMA, zijnde cocaïne, MDMA, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid van de Opiumwet;
Feit 2
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 3
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte slechts gedurende een korte periode heeft gedeald in drugs. Bovendien is de rol die verdachte heeft gespeeld in de criminele organisatie zeer beperkt geweest en heeft verdachte volledige openheid van zaken gegeven. Gelet hierop is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest passend, met daarbij een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in 2018 en 2020 gedurende enkele maanden schuldig gemaakt aan het dealen van hard- en softdrugs. Daarnaast is verdachte gedurende een periode van bijna twee jaar betrokken geweest bij de criminele organisatie van zijn oom. Ook heeft verdachte een handelsvoorraad harddrugs in zijn bezit gehad. Verdachte is daarmee medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van hard- en softdrugs veroorzaken. Daarbij is van belang dat harddrugs vaak sterk verslavend werken en schadelijk zijn voor de gezondheid. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat verslaafden vaak vermogensdelicten plegen om in hun gebruik te kunnen voorzien. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelwijze bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat de handel in drugs gepaard gaat met (zware) criminaliteit en ondermijning van de samenleving. Ook in deze zaak is dat het geval geweest, nu uit het dossier volgt dat in 2018 een ripdeal heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en heeft slechts gehandeld uit winstbejag en om te voorzien in zijn eigen drugsverslaving.
De persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 oktober 2020. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 26 oktober 2020, waarin geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij bijzondere voorwaarden.
De strafopleggingOm te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. Deze oriëntatiepunten nemen voor het dealen in harddrugs gedurende een periode van drie tot zes maanden met enige regelmaat, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden als uitgangspunt. Daarnaast heeft verdachte gedurende een periode van bijna twee jaar deelgenomen aan een criminele organisatie en harddrugs in zijn bezit gehad op de dag dat hij werd aangehouden. Gelet op de aard en ernst van de door verdachte gepleegde feiten, en op de hiervoor genoemde oriëntatiepunten is de rechtbank van oordeel dat een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank acht het vanuit het oogpunt van zowel speciale als generale preventie bovendien van belang dat in de strafoplegging tot uiting komt dat de handel in drugs uiteindelijk niet loont en zwaar wordt bestraft. Er kan daarom niet volstaan worden met een straf gelijk aan het voorarrest. De rechtbank zal echter een lagere straf opleggen dan geëist door de officier van justitie, nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van meineed. Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte slechts enkele maanden heeft gedeald in harddrugs en zijn rol buiten deze periode beperkt was tot het in contact brengen van afnemers met zijn oom.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen, zal een gedeelte van 4 maanden van deze gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd, waarbij een proeftijd van 3 jaren wordt vastgesteld, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport. De rechtbank vindt het aangewezen om de geformuleerde bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering kan verdachte helpen om in de toekomst betere keuzes te maken. Gebleken is immers dat verdachte, indien hij even zonder baan komt te zitten, kiest voor de gemakkelijke weg van het dealen van drugs om aan geld te komen en in zijn drugsverslaving te voorzien. Gelet hierop zal de rechtbank ambtshalve ook de bijzondere voorwaarde opleggen dat verdachte geen drugs gebruikt.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de geldbedragen, de drugs en de telefoons die voor het dealen zijn gebruikt, verbeurd worden verklaard of worden onttrokken aan het verkeer. De overige voorwerpen die in beslag zijn genomen kunnen worden teruggeven aan verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen opmerkingen gemaakt over het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de verdovende middelen (genummerd 2, 4 tot en met 10 op de beslaglijst) onttrekken aan het verkeer. Nu deze voorwerpen zijn bestemd tot het begaan van het onder 2 en 3 bewezen geachte en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
De rechtbank zal het in beslag genomen geldbedrag (genummerd 1) verbeurd verklaren. Dit geldbedrag, dat aan verdachte toebehoort, is geheel of grotendeels uit baten van het onder feit 2 bewezenverklaarde strafbare feit verkregen.
De portefeuille (genummerd 3) zal worden teruggeven aan verdachte.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 3, 10, 11, 11b van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder parketnummer 16-269992-20 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde (parketnummer 16-132156-20) bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 en 3 (parketnummer 16-132156-20) bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
-veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte van 4 (vier) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 3 (drie) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen twee werkdagen na ingaan van de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2, 3524 SJ Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met medeverdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
* zich inzet voor het verkrijgen/ behouden van (zelfstandige) huisvesting, zinvolle
dagbesteding en een stabiele financiële situatie. Verdachte geeft de reclassering inzage in de activiteiten die hij onderneemt en de resultaten die hij boekt. Indien geïndiceerd door de toezichthouder verleent hij medewerking aan hulp door derden, bijvoorbeeld gericht op schuldhulpverlening en/of arbeidstoeleiding;
* geen drugs gebruikt en meewerkt aan middelencontroles op dit verbod, zoals urineonderzoek of ademonderzoek, waarbij de reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen
onttrokken aan het verkeer:
2. 20 STK verdovende middelen
4. 1 STK verdovende middelen
5. 1 STK verdovende middelen
6. 3 STK verdovende middelen
7. 1 STK drugs
8. 2 grote wikkel met wit poeder
9. 10 grote wikkels met wit poeder
10. 1 grote wikkel met wit poeder
- verklaart het volgende voorwerp
verbeurd:
1. 41 euro
- gelast de
teruggaveaan verdachte van het volgende voorwerp:
3. 1 STK portefeuille
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, mrs. G. Schnitzler en P.M. Leijten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.E. Rasink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 december 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16-132156-20
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 5 juni 2018 tot en met 16 mei 2020 te
Nieuwegein,
althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
(onder andere): verdachte, [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als
bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid
en/of 11a Opiumwet;
( art 11b lid 1 Opiumwet )
Feit 2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 juni 2018 tot en
met 16 mei 2020 te Nieuwegein,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens)
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van een materiaal bevattende
- cocaïne,
- amfetamine/MDMA/MDA/2c-b,
- metamfetamine en/of
- lsd (lysergide)
zijnde cocaïne, amfetamine, MDMA, MDA, 2c-b metamfetamine en/of lsd
(lysergide) (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 juni 2018 tot en
met 16 mei 2020 te Nieuwegein,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf,
(telkens) opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(telkens) een of meerdere (gebruikers)hoeveelheden van een gebruikelijk vast
mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj)
waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of van hennep,
zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
Feit 3
hij op of omstreeks 16 mei 2020 te Nieuwegein,
althans in Nederland opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer
- 16 ponypacks bevattende cocaïne,
- 32 pillen bevattende amfetamine/MDMA/MDA,
- 1 strip/zegel bevattende lsd (lysergide) en/of
- 2 ( grip)zakjes bevattende metamfetamine,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, amfetamine,
MDMA, MDA, lsd (lysergide) en/of metamfetamine,
zijnde cocaïne, amfetamine, MDMA, MDA, lsd (lysergide) en/of metamfetamine
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
Parketnummer 16-269992-20
hij op of omstreeks 27 oktober 2020 te Utrecht, in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vorderde en/of daaraan rechtsgevolgen verbond, te weten een verhoor (als getuige) bij de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken van de rechtbank Midden-Nederland, mondeling persoonlijk opzettelijk een valse verklaring onder ede heeft afgelegd, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar,
- op de vraag van de rechter-commissaris (zakelijk weergegeven) of hij op 24 juni 2020 bij het afleggen van zijn verklaring bij de politie de waarheid heeft gesproken verklaard/geantwoord: “ja”, in welke verklaring hij, verdachte, toen en aldaar, na confrontatie door de officier van justitie en/of na voorlezing daarvan, heeft volhard, terwijl hij, verdachte, op 24 juni 2020 bij de politie onder meer heeft verklaard dat hij, verdachte, (zakelijk weergegeven) ‘wiet haalde bij [medeverdachte 1] , maar voor de rest geen idee had dat [medeverdachte 1] dat (handel in harddrugs, zoals cocaïne
en XTC) allemaal deed en dat hij er pas in april 2020 achter kwam dat [medeverdachte 1] meer deed dan alleen softdrugs’ en/of
- verklaard (met betrekking tot zijn verhoor dan wel zijn verklaring bij de politie op 24 juni 2020): “Ik had helemaal geen briefje bij mij” en/of “Ik had voor mijzelf wat opgeschreven, maar niet een briefje met data”;

(Artikel art 207 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 mei 2020, onderzoek 09Genk20, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1016. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van verdachte afgelegd op de terechtzitting van 11 november 2020.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 9 juni 2020, pagina’s 457-471.
4.Proces-verbaal van bevindingen van 9 juni 2020, pagina 458.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 9 juni 2020, pagina 460.
6.Proces-verbaal van bevindingen van 9 juni 2020, pagina 461.
7.Proces-verbaal van bevindingen van 9 juni 2020, pagina 463.
8.Proces-verbaal van bevindingen van 9 juni 2020, pagina 468.
9.Proces-verbaal van bevindingen van 5 juni 2020, pagina’s 472-483.
10.Proces-verbaal van bevindingen van 5 juni 2020, pagina 473.
11.Proces-verbaal van bevindingen van 5 juni 2020, pagina 474.
12.Proces-verbaal van bevindingen van 5 juni 2020, pagina 478.
13.Proces-verbaal van bevindingen van 5 juni 2020, pagina 479.
14.Proces-verbaal van bevindingen van 18 juni 2020, pagina’s 484-505.
15.Proces-verbaal van bevindingen van 18 juni 2020, pagina 485.
16.Proces-verbaal van bevindingen van 18 juni 2020, pagina 487.
17.Proces-verbaal van bevindingen van 18 juni 2020, pagina 488.
18.Proces-verbaal van bevindingen van 17 juni 2020, pagina’s 525-552.
19.Proces-verbaal van bevindingen van 17 juni 2020, pagina 530.
20.Proces-verbaal van bevindingen van 2 juni 2020, pagina’s 420-421.
21.Proces-verbaal van bevindingen van 2 juni 2020, pagina 420.
22.Proces-verbaal van bevindingen van 2 juni 2020, pagina 421.
23.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 22 mei 2020, pagina 382.
24.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 19 mei 2020, pagina 444.
25.NFI rapport van 25 mei 2020, pagina 385.
26.NFI rapport van 19 mei 2020, pagina 448.
27.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 17 mei 2020, pagina 273.
28.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 22 mei 2020, pagina 383 en 384.
29.NFI rapport van 25 mei 2020, pagina 389.
30.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 5] van 17 juni 2020, pagina 519.
31.Proces-verbaal van bevindingen van 2 juni 2020, pagina’s 406-419.