In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 februari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst. De verzoekende partij, een besloten vennootschap, heeft een voorwaardelijk verzoekschrift ingediend om de arbeidsovereenkomst met de verwerende partij, een directeur, te ontbinden. De verwerende partij heeft hierop gereageerd met een verweerschrift. De mondelinge behandeling vond plaats op 29 januari 2020. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen bedrijfseconomische gronden zijn voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De verzoekende partij heeft gesteld dat de functie van de verwerende partij is komen te vervallen omdat de taken zijn overgenomen door een statutair bestuurder. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verzoekende partij onvoldoende heeft onderbouwd waarom de benoeming van een statutair directeur noodzakelijk was en dat de werkzaamheden van de verwerende partij nog steeds bestaan. De rechtbank heeft het verzoek tot ontbinding afgewezen en de verzoekende partij veroordeeld in de proceskosten van de verwerende partij, die zijn vastgesteld op € 3.000,00 exclusief btw.