In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 3 december 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een werkgever, [verzoekster] B.V., en een werknemer, [verweerder]. De werkgever verzocht om ontbinding op basis van de g-grond van artikel 7:669 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek, vanwege een verstoorde arbeidsverhouding na een Performance Improvement Plan (PIP) dat niet het gewenste resultaat had opgeleverd. De werknemer, die sinds juni 2018 in dienst was, had zich in februari 2020 ziekgemeld na een conflict met zijn leidinggevende, [A]. Na een beoordelingsgesprek in juli 2019, waarin de werknemer een negatieve beoordeling ontving, werd het PIP-traject gestart. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsverhouding verstoord was en dat de werkgever voldoende stappen had ondernomen om de werknemer de kans te geven zijn functioneren te verbeteren. De rechter oordeelde dat de verstoorde arbeidsverhouding onherstelbaar was en dat er geen reden was om de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden per 3 januari 2021 en de werkgever veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 4.000 bruto aan de werknemer. De verzoeken van de werknemer om een billijke vergoeding en om de ontbinding op andere gronden werden afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt.