ECLI:NL:RBMNE:2020:5636
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten afgewezen in een civiele procedure na verkeersongeval
In deze civiele procedure heeft [eiseres] ASR Schadeverzekering N.V. gedagvaard met een vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten. De zaak betreft een verkeersongeval op 6 september 2017, waarbij [eiseres] door een verzekerde van ASR werd aangereden. ASR erkende aansprakelijkheid en vergoedde de voertuigschade en een voorschot op de letselschade. In de loop van de procedure heeft [eiseres] een advocaat ingeschakeld, die buitengerechtelijke kosten in rekening heeft gebracht. ASR heeft een deel van deze kosten vergoed, maar er ontstond een geschil over de hoogte van de resterende kosten.
De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] beoordeeld aan de hand van artikel 6:96 lid 2 BW, dat bepaalt dat redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte voor vergoeding in aanmerking komen. De rechter oordeelde dat de door [eiseres] gevorderde aanvullende buitengerechtelijke kosten van € 4.778,10 niet redelijk waren, gezien de aard van de zaak en de reeds door ASR betaalde kosten van ten minste € 9.000,00. De kantonrechter concludeerde dat de omvang van de gedeclareerde kosten niet in verhouding stond tot de complexiteit van de zaak en dat niet alle kosten in redelijkheid waren gemaakt.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van [eiseres] afgewezen en haar veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van ASR, begroot op € 600,00. Dit vonnis is uitgesproken op 23 december 2020 door mr. A. Wilken, kantonrechter.