4.3.1Bewijsmiddelen
De verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard:
“
Begin 2018 ben ik begonnen met het verkopen van harddrugs. Ik verkocht cocaïne, XTC, 2c-b, ketamine en zegeltjes lsd. De koffer met harddrugs die bij medeverdachte [medeverdachte 1] is aangetroffen is van mij, ik heb die koffer daar neergezet. Dat was mijn hoofdvoorraad. (…) Ik word ook wel [bijnaam] [fonetisch] genoemd.”
Ten aanzien van feit 1 en 2
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft het volgende verklaard:
“U, de jongste rechter, vraagt mij hoe het ging als iemand drugs bestelde. Ik was daar bij [verdachte] [de rechtbank begrijpt: verdachte], om mijn eigen spul te kopen of om te chillen, een jointje te roken en een biertje te drinken. Dan vroeg hij mij of ik die kant wilde oprijden als hij een telefoontje kreeg. Als ik daar niet was, werd ik ook wel eens gebeld door [verdachte] . Ik heb nooit zelf een voorraad drugs gekregen, omdat ik ook zelf gebruikte. Het werd klaargemaakt per bestelling. Hoe vaak ik reed, dat verschilde. Soms twee keer per week en soms wel vaker. Hoeveel klanten per dag verschilde ook. (…) Ik heb inderdaad hard- en softdrugs rondgebracht. (…) Ik heb wel eens een tasje gehad van [medeverdachte 3] [de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3] ] met drugs, dat was kant en klaar met de bestellingen van de harddrugs. Ik moest de drugs uit dat tasje dan bezorgen. Het geld moest ik afstaan, de berichtjes kwamen binnen bij [verdachte] en hij kon zien wat er verkocht werd. Het geld werd gecontroleerd met deze bestellingen en het geld lieten we achter. [verdachte] was degene die alles regelde. (…) Toen ik begon met dealen was kleine [medeverdachte 5] er volgens mij al. Hij werkte toen al voor [verdachte] .”
Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft het volgende verklaard:
“Het klopt dat ik drugs heb weggebracht naar klanten. Dat waren klanten van mijn oom [verdachte] [de rechtbank begrijpt: verdachte]. Het betrof zowel hard- als softdrugs. (…) De klant appte [verdachte] en vaak was ik dan al bij hem thuis om te chillen. Er werd dan gezegd wil je daarheen gaan en dan reed ik er heen. Als ik niet bij hem thuis was, dan werd ik door [verdachte] geappt of ik ergens heen wilde gaan. (…) Medeverdachte [medeverdachte 5] zag ik heel weinig, in de ochtend kwam hij langs bij mijn oom. Ik heb wel gehoord dat hij daar en daar heen moest. Dat ging op dezelfde manier als waarop ik werd aangestuurd om drugs te brengen naar klanten. [medeverdachte 2] [de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] ] reed ook en bracht drugs weg. (…) Er was geen rooster, mijn oom hield gewoon bij wie op welke dagen kon rijden. Als [medeverdachte 2] op bepaalde dagen reed, dan belde hij of ik op de andere dagen kon rijden.”
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft het volgende verklaard bij de politie:
“V: [medeverdachte 1] , heb jij enig idee waar [verdachte] zijn drugs vandaan haalt?A: Nee dat weet ik helaas niet. Ik heb hem als dealer leren kennen. Heel lang geleden 8 a 9 jaar geleden liep ik op straat en toen heb ik het nummer gekregen van hem om speed te halen. Zo ben ik met hem in contact gekomen. (…)
V: Hoe weet je dat het 8 a 10 jaar geleden is?A: Het is vanaf de start vanaf mijn begeleiding en dat is 7 jaar geleden. Toen kocht ik drugs bij hem. Ik kocht toen regelmatig. Hij was een de weinige dealers die geteste drugs verkocht. Ik betaalde destijds een 10tje voor mijn speed.”
Bij de rechter-commissaris heeft medeverdachte [medeverdachte 1] het volgende aanvullend verklaard:
“V: U heeft verklaard dat u hem [de rechtbank begrijpt: verdachte] ongeveer 8 a 10 jaar geleden heeft leren kennen als dealer Sinds 7 jaar neemt u drugs van hem af heeft u verklaard.
A: Ja, dat kocht ik van hem. Ik heb hem leren kennen toen ik heel erg eraan was, dus toen ik zwaar aan de speed en amfetamine was. Echt aan het overleven was ik in die tijd. Ik heb zijn nummer via via gekregen en zodoende ben ik bij hem standaard dingen gaan halen. (…)
Ik heb mijn hele leven al begeleiding. Ik ben eruit getrapt bij [naam] en ik heb toen en periode op straat geleefd en toen gebruikte ik ook speed. Toen startte de ambulante begeleiding. Ik ben toen bij die mensen, dus [medeverdachte 3] en [verdachte] , terecht gekomen. Via via kreeg ik hun nummer en daar haalde ik toen standaard. Daarom weet ik dat hij al zolang dealt.”
Uit de adreshistorie van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt dat hij tot 11-03-2014 ingeschreven heeft gestaan op het adres [adres] te [woonplaats] . Dit adres betreft een woning [naam] . Vanaf 16 april 2014 stond hij ingeschreven op het adres [adres] te [woonplaats] .
De getuige [getuige 1] is verhoord bij de rechter-commissaris en heeft het volgende verklaard:
“V: De vraag is dus eigenlijk wanneer het eerste contactmoment tussen [medeverdachte 1] en u was.
A: Laten we dan 5 jaar zeggen. Dat was de tijd dat ik drugs bestelde via [bijnaam] en ook de periode dat ik wel eens een festival bezocht en dan bestelde ik ook via dat nummer, te weten het nummer waarop [bijnaam] te bereiken was, maar er reden meerdere mensen.(…)
V: Rechter-commissaris: De vraag is vanaf wanneer kwam [medeverdachte 1] drugs bij uzelf [de rechtbank begrijpt: uw woning] brengen?A: Dat zal dan 3 jaar zijn, want die twee jaar was bij een pand en daarvoor bezorgde [medeverdachte 1] bij een ander pand.
(…) V: In uw eerste verhoor noemt u een periode van 4 a 5 jaar als het gaat om het bestellen van drugs op het nummer van [bijnaam] . Hoe zeker bent u van die periode van 4 a 5 jaar?
A: Zeker.
V: In uw eerste verhoor noemt u 4 a 5 jaar in uw tweede verhoor heeft u het over 5 jaar? Kunt u die wijziging verklaren?
A: Die 4 of 5 jaar was een grove schatting. Later ben ik tot de conclusie gekomen dat het 5 jaar was op basis van het festival MELT. Toen werd het concreet.
V: Ik heb u horen zeggen dat u twee keer naar MELT bent gegaan. Hoe heeft u geconcludeerd dat u kennelijk in 2015 voor het eerst heeft besteld en niet in 2016?
A: MELT 2015 was het eerste festival wat ik weer sinds lange tijd bezocht. Het leek mij toen wel interessant om er heen te gaan en daarvoor drugs te bestellen.
V: Hoe zeker weet u dat u toen bij het nummer van [bijnaam] heeft besteld en niet bij bijvoorbeeld een andere dealer?
A: Ik kreeg het nummer opgestuurd en er stond de naam [bijnaam] boven. Dat herinner ik mij nog.”
Getuige [getuige 2] heeft bij de politie het volgende verklaard:
“V: Sinds wanneer koop je drugs bij deze dealer?
A: 5 jaar sowieso, want toen woonde ik nog in Utrecht en plaatste mijn bestellingen bij deze dealer. (…)
V: Wie kwam de drugs brengen?
A: Verschillend.
1. Blank gezette man, reed in een Volkswagen Polo, blauw van kleur. Deze reed in het begin van die 5 jaar.
2. Slanke blanke man met bruine haren. Hij reed in een Rode Toyota Aygo.
3. Een dunne Indische man. Die reed in een witte bestelbus. Hij was toen met zijn vrouw en twee kinderen zijn rondje aan het rijden. De vrouw kan ik niet meer omschrijven.”
Getuige [getuige 3] heeft bij de rechter-commissaris het volgende verklaard:
“V: U heeft vorige keer gezegd: ik weet dat zijn oom drugs dealde omdat [medeverdachte 4] [de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 4] ] dat tegen mij gezegd heeft. Weet u nog wanneer hij dat gezegd heeft?
A: Dat is vier of vijf jaar geleden dat het bij mij bekend werd.
V: Naar aanleiding van wat werd dat gezegd?
A: Omdat we wel eens naar festivals gingen en we wel wilden gebruiken, toen werd het lijntje snel gelegd, namelijk de oom van [medeverdachte 4] .
(…)
V: Oom kwam pas in beeld in het kader van drugs vier of vijf jaar geleden?
A: Ja, omdat hij een leverancier was voor producten die wij wel eens gebruikten.
V: U heeft gezegd: het werd vaak gebracht door oompie zelf?
A: Dat heb ik niet gezegd denk ik. We bestelden bij oompie, wie het kwam brengen was altijd anders.”
Getuige [getuige 4] heeft bij de rechter-commissaris het volgende verklaard:
“V: Weet u wanneer [bijnaam] begon met harddrugs verkopen?
A: Voor zover ik weet vanaf het begin.
V: wat is het begin?
A: Vanaf de begin periode, dus tussen die 5 en 8 jaar.
(…)
V: Zaten er wel eens andere mensen in de auto die drugs kwamen brengen?
A: Ja. Zeker. Een langere blanke Hollandse jongen. Of een Turkse kleinere man.
V: Over welke periode hebben we het dan?
A: Dat durf ik niet met zekerheid te zeggen. Ik denk zeker wel de afgelopen 5 jaar. Het wisselde vaak wie het was.
V: U heeft de vorige keer gezegd: ik heb [bijnaam] ook wel eens gezien, dat hij zelf drugs afleverde.
A: Het waren ook anderen.”
Ten aanzien van feit 3
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft het volgende verklaard bij de politie:
“ [verdachte] heeft gelijk die koffer naar boven gebracht. Ik weet niet meer precies wanneer, maar het was ergens september/oktober vorig jaar.”
Tijdens de doorzoeking op 16 mei 2020 in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] , aan de [adres] in [woonplaats] , is een koffer met daarin de volgende verdovende middelen aangetroffen:
(…) Zak gele pillen met een totaal gewicht van 175,41 gram. Goed nummer: 2630070
Zak paarse pillen met een totaalgewicht van 518, 38 gram. Goednummer: 2630073
(…) Zak oranje/witte pillen met de opdruk Q Dance(Vermoedelijk xtc). Goednummer: 2630060
Zak camel kleurige pillen (Vermoedelijk xtc) . Goednummer: 2630062
(…)Zak roze pillen met duplo konijn opdruk (vermoedelijk xtc). Goednummer: 263074
1 blok hasj. Goednummer: 2630076
4 blokken hasj verpakt. Goednummer: 2630077
Zak bruine brokken (vermoedelijk mdma) . Goednummer: 2630078
Bruine brok (vermoedelijk mdma) . Goednummer: 2630080
Gripzak Wit poeder. Goednummer: 2630084
Plak hasj. Goednummer: 2630085
2 zakken met in totaal 208 bruine pillen (vermoedelijk xtc). Goednummer: 2630087/2630089
zak met 77 bruine pillen (vermoedelijk xtc). Goednummer: 2630092
zak met groen/grijze pillen (vermoedelijk xtc) . Goednummer: 2630098
2 zakken fluorescerend roze pillen (vermoedelijk 2-cb). Goednummer: 2630100
Grote bruine brokken ( vermoedelijk mdma) . Goed nummer: 2630102
Bruine brok (vermoedelijk mdma) . Goednummer: 2630103
Bruine brok (vermoedelijk mdma) . Goednummer: 2630105
(…) 5 zakken met wit poeder. Goed nummer: 2630108.”
Van de zak met gele pillen (goednummer 2630070) is een monster genomen, welke genummerd wordt met SIN AALE7618.Ook van de zak met paarse pillen (goednummer 2630073) is een monster genomen, dit monster wordt genummerd met SIN AANO9182NL.
De monsters worden onderzocht door het NFI:
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AALE7618NL
monster, twintig tabletten (â 0,18 gram), geel, Batman logo
bevat 2C-B
AAN0182NL
tablet, paars, uit 518,38 gram
bevat MDMA
Ook de woning van verdachte, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , is op 16 mei 2020 doorzocht en is het volgende aangetroffen:
Goednummer 2630075: 201 Ponypacks
Goednummer 2630133: 46 ponypacks
Goednummer 2630104: 575 bruine pillen
Goednummer: 2630081: 149 ponypacks vermoedelijk cocaïne
Goednummer: 2630125: 516 gele pillen, totaal 86 zakjes
Goednummer: 2630140: 3 roze en 2 paars/roze pillen
Goednummer: 2630139: 5 gele /roze pillen
Goednummer: 2630118: 19 ponypacks vermoedelijk cocaïne
Goednummer: 2630115: 33 bruine pillen
Goednummer: 2630114: 4 zakjes vermoedelijk MDMA
Goednummer: 2630120: 56 zakjes vermoedelijk MDMA
Goednummer: 2630143: 8 zakjes vermoedelijk MDMA
Goednummer: 2630121: 39 verschillende gekleurde pillen
Goednummer: 2630122: 32 verschillende gekleurde pillen
Goednummer 2630123: inhoud potje 14 verschillende gekleurde pillen, plus 1 zakje met 6 gele pillen en 1 zakje met 5 geel/groen pillen (…)
Goednummer: 2630137: 24 gele pillen in 4 zakjes
Goednummer: 2630093: 24 gele pillen in 4 zakjes
Goednummer: 2630111: 560 beige pillen in 112 zakjes
Goednummer: 2630141: 20 geel/groene pillen.
Goednummer: 2630068: 3 roze pillen en 1 roze/paarse pil
Goednummer: 2630049: totaal 42 gele pillen
Goednummer: 2630041: 83 ponypacks met vermoedelijk cocaïne
Goednummer: 2630051: 60 groen/gele pillen
Goednummer: 2630057: 8 zakjes met vermoedelijk MDMA.”
Van de 575 bruine pillen (goednummer 2630104) is een monster genomen, genummerd met SIN AANO9184NL. Ook van de 46 ponypacks (goednummer 2630133) is een monster genomen, genummerd met SIN AALE7611NL. Ditzelfde geldt voor de 201 ponypacks (goednummer 2630075), genummerd met SIN AANO9183NL.
De monsters zijn vervolgens getest door het NFI:
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AANO0184NL
tablet, bruin, uit 250,11 gram
bevat MDMA
AALE7611NL
poeder, wit, uit 3,85 gram
bevat cocaïne
AAN09183NL
poeder, wit, uit 128,69 gram
bevat cocaïne
Daarnaast is er op 16 mei 2020 ook een bruine brok in beslaggenomen tijdens de doorzoeking op het adres [adres] te [woonplaats] :
“In deze woning werd in de keuken een bruine brok van vermoedelijk hasjiesj aangetroffen en in beslag genomen. Het goednummer van dit goed betreft 06-01-009. Ik, [verbalisant 1] , heb aan collega [verbalisant 2] gevraagd om voornoemde brokjes indicatief te testen.”
Dit brokje is vervolgens indicatief getest:
“Op 17 mei 2020 kreeg ik het verzoek van collega [verbalisant 1] , rechercheur binnen het district West Utrecht, eenheid Midden-Nederland, om twee blokjes soft drugs te testen. (…) De test gaf voor beide monsters een reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hashish, vermeld op lijst II van de Opiumwet. Van de test heb ik foto's gemaakt en gevoegd in een fotoblad welke als bijlage bij dit proces-verbaal zit. Foto 2 is de test van goed nummer 06-01-009.”
4.3.2Bewijsoverweging
Periode dealen hard- en softdrugs
Verdachte heeft verklaard dat hij vanaf begin 2018 is begonnen met het dealen in harddrugs. De rechtbank acht deze verklaring wat betreft het begin van deze periode echter volstrekt onaannemelijk, gelet op de getuigenverklaringen die zich in het dossier bevinden. Zo verklaart afnemer [getuige 1] dat hij in 2015 drugs heeft gekocht bij [bijnaam] , de bijnaam van verdachte. Afnemer [getuige 1] koppelt dit aan een concrete omstandigheid, namelijk het bezoek aan festival Melt in 2015. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze verklaring te twijfelen, te meer omdat deze verklaring ondersteund wordt door onder andere afnemer [getuige 2] die ook verklaard vijf jaar geleden voor het eerst drugs te hebben gekocht bij [bijnaam] . Ook afnemers – en tevens vrienden van medeverdachte [medeverdachte 4] – [getuige 3] en [getuige 4] spreken van een periode van ongeveer vijf jaar (tot zelfs 8 jaar). Gelet op de getuigenverklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] is de rechtbank van oordeel dat verdachte reeds in (ieder geval in) 2014 is begonnen met het handelen in harddrugs. Getuige [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij bij verdachte drugs is gaan kopen toen hij weg moest uit zijn woning aan het adres ( [naam] ) aan de [adres] te [woonplaats] . Uit de adreshistorie van [medeverdachte 1] blijkt dat hij vanaf 16 april 2014 stond ingeschreven op een nieuw adres in [woonplaats] . De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte 1] voldoende specifiek en verankerd in een concrete gebeurtenis en ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring. In het bijzonder heeft [medeverdachte 1] deze periode ook onderbouwd aan de hand van een concrete gebeurtenis, namelijk dat hij uit zijn woning werd gezet en op straat belandde. Gelet op deze verklaring acht de rechtbank wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte in hard- en softdrugs heeft gedeald vanaf omstreeks 16 april 2014.
Criminele organisatie en medeplegen
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet (Ow). Een organisatie in de zin van voormeld artikel is een samenwerkingsverband tussen twee of meer personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Dit kan blijken uit een onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. Het oogmerk van deze organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet. Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven door de organisatie wordt beoogd. Om van deelneming in de zin van artikel 11b Ow te kunnen spreken is vereist dat verdachte tot het samenwerkingsverband behoort en dat hij een aandeel heeft in – of ondersteuning geeft aan – gedragingen die strekken tot óf rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. In het bestanddeel deelneming aan een organisatie ligt tevens het opzet van verdachte besloten. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie het plegen van misdrijven beoogt.
De rechtbank overweegt als volgt.
Gelet op de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een criminele organisatie die zich bezighield met het handelen in hard- en softdrugs en dat aldus sprake was van een duurzame, onderlinge samenwerking. De structuur van de organisatie wordt tot uitdrukking gebracht door de rolverdeling tussen de verdachten. In deze organisatie had verdachte de leiding, waarbij hij bestellingen aannam van afnemers via een vast telefoonnummer. Verdachte gaf vervolgens medeverdachten [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] de opdracht om hard- en softdrugs af te leveren. Medeverdachte [medeverdachte 3] – en tevens zijn partner – had een ondersteunende rol door pakketjes met drugs aan drugskoeriers en incidenteel zelfs aan afnemers te geven en door de bankrekening te controleren of de afnemer het geld had gestort. Medeverdachte [medeverdachte 1] had ook een ondersteunende rol door de koffer in bewaring te nemen. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat verdachte (als leider) heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van hard- en softdrugs. Met deze vaststelling is tevens het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van het handelen in harddrugs bewezen.
Ten aanzien van de periode overweegt de rechtbank als volgt. Uit de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 4] en [getuige 3] komt een eenduidig beeld naar voren. Sinds (in ieder geval) ongeveer 5 jaar hebben zij via het telefoonnummer van verdachte drugs besteld en dan kwamen verschillende mensen namens verdachte de drugs brengen. Daaruit kan niet anders afgeleid worden dan dat in ieder geval gedurende deze periode een criminele organisatie heeft bestaan met verdachte aan het hoofd van deze organisatie. Mogelijk waren aan het begin van deze periode (ook) andere personen betrokken dan de medeverdachten, maar dat maakt voor de bewezenverklaring niet uit. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deel heeft genomen aan een criminele organisatie vanaf omstreeks 1 april 2015, te weten ongeveer vijf jaar voorafgaand aan de datum waarop verdachte en de medeverdachten zijn aangehouden.
Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank een nog langere periode niet bewezen. Dat medeverdachte [medeverdachte 1] al langer drugs af nam van verdachte, terwijl medeverdachte [medeverdachte 3] op dat moment ook ‘in beeld was’, maakt nog niet dan op dat moment al kan worden gesproken van een criminele organisatie.
Aanwezig hebben van harddrugs
De raadsman heeft aangevoerd dat de koffer pas in februari 2020 in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] is geplaatst. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van [medeverdachte 1] dat de koffer omstreeks september/oktober 2019 in zijn woning is geplaatst. In de koffer die op de zolder van verdachte stond, is een kleine 6 kilogram aan vermoedelijk harddrugs aangetroffen. Ook in de woning van verdachte is een grote hoeveelheid van vermoedelijk harddrugs aangetroffen. Niet al deze goederen zijn door het NFI getest. De rechtbank zal in de bewezenverklaring dan ook alleen uitgaan van de drugs die wel getest is (cocaïne, 2c-b, MDMA en THC).