ECLI:NL:RBMNE:2020:5621

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2020
Publicatiedatum
22 december 2020
Zaaknummer
16-119142-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor deelname aan een criminele organisatie en drugshandel

Op 23 december 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 34-jarige man uit Houten, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie, het medeplegen van drugshandel en het bezit van een handelsvoorraad drugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 27 augustus 2018 en 16 mei 2020 betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met de handel in hard- en softdrugs, waaronder cocaïne, MDMA, en hasjiesj. De verdachte werd in persoon bijgestaan door zijn advocaat, mr. Y. Moszkowicz, en de officier van justitie, mr. T. Tanghe, heeft de vordering ingediend. Tijdens de zittingen zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder medeverdachten en afnemers, die hebben verklaard over de rol van de verdachte als drugskoerier. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en medeverdachten als overtuigend beschouwd en heeft geoordeeld dat de verdachte voldoende bewijsbaar betrokken was bij de criminele activiteiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd. De rechtbank heeft ook beslist over het beslag op de inbeslaggenomen drugs en andere voorwerpen die verband hielden met de strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-119142-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2020, 12 november 2020 en 9 december 2020. Op 12 november 2020 en 9 december 2020 heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. T. Tanghe, en van hetgeen verdachte en diens raadsman naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 27 augustus 2018 tot en met 16 mei 2020 te Nieuwegein, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet;
Feit 2
in de periode van 27 augustus 2018 tot en met 16 mei 2020 te Nieuwegein, samen met anderen heeft gedeald in cocaïne, amfetamine, MDMA, MDA, methamfetamine, 2c-b en lsd
en/of
in de periode van 27 augustus 2018 tot en met 16 mei 2020 te Nieuwegein, samen met anderen heeft gedeald in hasjiesj en hennep;
Feit 3
in de periode van 1 september 2019 tot en met 16 mei 2020 te Utrecht en Benschop, samen met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid cocaïne, amfetamine, MDMA, MDA, methamfetamine, 2c-b en lsd
en/of
in de periode van 1 september 2019 tot en met 16 mei 2020 te Utrecht, Houten en Benschop, samen met anderen opzettelijk meerdere blokken hasjiesj aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft wel partiële vrijspraak gevorderd van betrokkenheid bij de koffer met harddrugs die in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] stond. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat deze koffer door een andere [verdachte] is neergezet en dat dit niet verdachte betrof.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde. Daartoe heeft hij het volgende aangevoerd. Het dossier bevat onvoldoende bewijs om de conclusie te rechtvaardigen dat verdachte als deelnemer aan de criminele organisatie kan worden gezien. De enkele verklaring van afnemer [getuige] dat verdachte drugs heeft afgeleverd is daartoe onvoldoende en maakt verdachte nog geen deelnemer aan een criminele organisatie. De observaties van verdachte wijzen bovendien niet op het leveren van verdovende middelen. Subsidiair verzoekt de raadsman om de pleegperiode te beperken. Alleen afnemer [getuige] verklaart over een ruimere periode waarin verdachte drugs zou hebben afgeleverd en dat voldoet niet aan de bewijsregels van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Bovendien is gebleken dat er meerdere personen in het dossier een rol spelen die de naam [verdachte] dragen. Als een getuige/afnemer verklaart drugs te hebben afgenomen van [verdachte] , dan kan dus niet direct de conclusie worden getrokken dat dit om verdachte gaat. Dit geldt ook ten aanzien van feit 2. Verder heeft de raadsman met betrekking tot dit feit aangevoerd dat als al sprake zou zijn van een bijdrage door verdachte, dat deze rol niet kwalificeert als medepleger. Verdachte dient daarom ook te worden vrijgesproken van dit feit.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het aanwezig hebben van harddrugs die in de koffer zaten, gelet op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft het volgende verklaard: [2]
“Ik heb inderdaad hard- en softdrugs rondgebracht. De plaatjes van anonymous op de
ponypacks cocaïne was het handelsmerk. (…) Ik heb wel eens een tasje gehad van [medeverdachte 3] [de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3] ] met drugs, dat was kant en klaar met de bestellingen van de harddrugs. Ik moest de drugs uit dat tasje dan bezorgen. (…) Ik wil opmerken dat er twee [verdachte] zijn. De [verdachte] die is aangehouden is de kleine [verdachte] . Hij bracht wel eens wat weg, maar hij was altijd snel weg. Hij bracht wel drugs weg, dat heb ik ook gezien. [medeverdachte 4] [de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 4] ] was degene die alles regelde. (…) Toen ik begon met dealen was kleine [verdachte] er volgens mij al. Hij werkte toen al voor [medeverdachte 4] .”
Medeverdachte [medeverdachte 5] heeft het volgende verklaard: [3]
“Het klopt dat ik drugs heb weggebracht naar klanten. Dat waren klanten van mijn oom [medeverdachte 4] [de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 4] ]. Het betrof zowel hard- als softdrugs. (…) Medeverdachte [verdachte] zag ik heel weinig, in de ochtend kwam hij langs bij mijn oom. Ik heb wel gehoord dat hij daar en daar heen moest. Dat ging op dezelfde manier als waarop ik werd aangestuurd om drugs te brengen naar klanten. [medeverdachte 2] [de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] ] reed ook en bracht drugs weg. (…) Er was geen rooster, mijn oom hield gewoon bij wie op welke dagen kon rijden. Als [medeverdachte 2] op bepaalde dagen reed, dan belde hij of ik op de andere dagen kon rijden.”
De getuige [getuige] is telefonisch als getuige gehoord door de politie en heeft het volgende verklaard: [4]
“A: Ik weet dat diegene de naam [naam] heeft. Verder weet ik 2 voornamen van mensen die in zijn opdracht reden.
V: Wie zijn dat?
A: Eén heet [verdachte] en één heet [naam]
(…)
V: Kun je een signalement geven van [verdachte] ?A: Turks/Marokkaans uiterlijk. Niet iets bijzonders, geen snor of baard in ieder geval. [5]
(…)
V: Waren er nog meerdere mensen die de drugs kwamen afleveren?A: Eigenlijk altijd [verdachte] of [naam] maar ook heel soms [naam] zelf.
(…)
A: In de afgelopen jaren zijn dit verschillende auto's geweest. Ik heb de kentekens genoteerd.
Ik vond het een veilig idee om de kentekens te noteren. Dit waren: (…) [kenteken] . [6]
De getuige [getuige] is verhoord bij de rechter-commissaris en heeft het volgende verklaard: [7]
“Rechter-commissaris: U verklaarde zojuist dat u [verdachte] drie jaar terug vanaf nu voor het eerst heeft gezien, wat bedoelt u met nu?
Vanaf 2020, dus vanaf 2017.
Hoe plaatst u dat in de tijd?
Ik koppel het aan een specifieke woning waar ik toen woonde, dat was in Overvecht. [8] (…)
Rechter-commissaris: Kunt u bepaalde lichaamskenmerken van [verdachte] benoemen?
[verdachte] bleef in de auto zitten, dus zijn lengte is moeilijk in te schatten. Ik denk dat hij kleiner was dan ik, ik ben 1.90 meter. Hij was kalend. Verder weet ik geen specifieke kenmerken, zoals of hij een snor, baard of bril had. Ik zag hem wel op de foto’s voorbijkomen in het dossier dat mr. Moszkowicz nu tijdens het verhoor voor zich heeft.
Mr. Moszkowicz: Ik laat de foto op pagina 798 zien aan de getuige[de rechtbank begrijpt: de foto van verdachte]
.
Dat is [verdachte] . [9]
De historische GBA adressen van getuige [getuige] zijn opgevraagd. [10] Hieruit blijkt dat [getuige] tot en met 24 augustus 2017 in [woonplaats] heeft gewoond, en vanaf 24 augustus 2017 tot en met 27 augustus 2018 op de [adres] te [woonplaats] heeft gewoond. Vanaf 27 augustus 2018 woont [getuige] op de [adres] te [woonplaats] .
Op 8 mei 2020 wordt er een pseudokoop gedaan: [11]
“Op vrijdag 8 mei 2020 16:05 uur had ik via whatsapp contact met [telefoonnummer] . Alle
berichtgeving welke hieronder te lezen is betreft het contact met bovengenoemd nummer.
Ik appte het volgende: "Gap kan je nog een keer langs komen voor 100?" [12] (…) Om 16:08 uur kreeg ik de volgende reactie:
"8min Blauwe Peugeot 107"
(…) Na de pseudokoop heeft PS13 mij enkele foto's getoond waaronder die van:
Naam: [verdachte] , geboren: [1986]
Op voornoemde dag en datum omstreeks 16:20 uur liep ik de parkeerplaats op bij de [straat]
. Ik zag aan de overzijde van de weg een blauwe Peugeot 107
staan. Ik zag dat daar een licht getinte man van ongeveer 30 a 35 jaar oud in zat. Ik zag dat
de man kort zwart haar had en dat de man kalend was. Ik liep vervolgens richting de
bijrijders zijde van het voertuig en ben bij de man ingestapt. Na later herkende ik de man als
bovengenoemde [verdachte] . [13] Ik ben vervolgens op de passagiersstoel ingestapt en heb de man 100 euro gegeven. Ik zag dat de man mij twee envelopjes gaf. Ik zag dat er op die envelopjes "ANONYMOUS" stond en op de andere zijde een afbeelding van het Dali masker. Ik ben vervolgens uitgestapt. [14]
Op 16 mei 2020 wordt wederom een pseudokoop gedaan: [15]
“Op 16 mei 2020, omstreeks 14.30 uur, werd er door een aangewezen pseudokoper (PS 13) telefonisch contact opgenomen met het telefoonnummer [telefoonnummer] , voor het afnemen van verdovende middelen. Vervolgens werd er wederom een afspraak gemaakt op de [straat] in [woonplaats] . (…) Die dag, om 14.51 uur, verscheen verdachte [verdachte] in een blauwe Peugeot 107, voorzien van het kenteken [kenteken] , op voornoemde afspraak op de [straat] te [woonplaats] . Op dat moment werd verdachte [verdachte] aangehouden door collega's van de Ondersteuningsgroep (OG).”
De auto van verdachte is doorzocht en in deze auto werden de volgende verdovende middelen aangetroffen: [16]
“Op zaterdag 16 mei 2020, is verdachte [verdachte] in zijn voertuig op de [straat] te [woonplaats] , aangehouden door de politie. [verdachte] reed op dat moment in een blauw Peugeot 107 voorzien van het kenteken [kenteken] . Het voertuig van [verdachte] is doorzocht op verdovende middelen. In het voertuig van [verdachte] lag een bruine etui/tasje met verdovende middelen. (…)
  • 20 grote ponypacks met verschillende opschriften. Goednummer: 2629739
  • 23 kleine ponypacks met opschrift Anonymous. Goed nummer 2629741
  • 4 zakjes lichtbruine poeder/ brokjes (vermoedelijk MDMA).Goednummer: 2629742
  • 2 zakjes met een stripje (vermoedelijk LSD). Goednummer: 2629743
  • 4 zakjes met 6 felgele pillen (met batman opdruk) (vermoedelijk2-CB). Goednummer: 2629744
  • 2 zakjes met 5 bruine pillen (vermoedelijk xtc). Goednummer: 2629745
  • 4 zakjes met 5 geel/roze vierkante pillen (vermoedelijk xtc). Goednummer: 2629746.”
Van de 20 grote ponypacks (goednummer 2629739) is een monster genomen, genummerd met SIN AAMY5250NL [17] . Ook van de 23 kleine ponypacks (goednummer 2629741) is een monster genomen, genummerd met SIN AANO9180NL [18] .
De monsters zijn vervolgens getest door het NFI:
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAMY5250NL
poeder, wit, uit 0,82 gram
bevat cocaïne [19]
AANO9180NL
poeder, wit, uit 7,58 gram
bevat cocaïne [20]
In de woning van medeverdachte [medeverdachte 4] werd tevens een hoeveelheid drugs aangetroffen, waaronder 575 bruine pillen. [21] Van deze pillen is een monster afgenomen, genummerd met SIN AAN09184NL. [22] Ook dit monster is onderzocht door het NFI:
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAN09184NL
tablet, bruin, uit 250,11 gram
bevat MDMA [23]
Op 16 mei 2020 is verdachte gefouilleerd en werd een blokje hasj aangetroffen: [24]
“Tijdens de insluiting van verdachte [verdachte] werd deze gefouilleerd. Daarbij werd een bruin brokje van vermoedelijk hasjiesj in zijn kleding aangetroffen en in beslag genomen. Het goednummer van dit goed betreft 2629766.”
Ook is de woning van verdachte, gelegen aan [adres] te [woonplaats] , doorzocht en werd het volgende aangetroffen: [25]
“ Een blok hash, aangetroffen in een sigarettenpakje, in een boterhamzakje, in de borstzak van een colbert, aan een kledingrek in slaapkamer 1.”
Dit brokje is vervolgens indicatief getest: [26]
“Op 17 mei 2020 kreeg ik het verzoek van collega [verbalisant] , rechercheur binnen het district West Utrecht, eenheid Midden-Nederland, om twee blokjes soft drugs te testen. (…) De test gaf voor beide monsters een reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hashish, vermeld op lijst II van de Opiumwet. Van de test heb ik foto's gemaakt en gevoegd in een fotoblad welke als bijlage bij dit proces-verbaal zit. Foto 1 is de test van goed nummer 2629766.”
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft het volgende verklaard bij de politie: [27]
“ [medeverdachte 4] heeft gelijk die koffer naar boven gebracht. Ik weet niet meer precies wanneer, maar het was ergens september/oktober vorig jaar.”
Tijdens de doorzoeking op 16 mei 2020 in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] , aan de [adres] in [woonplaats] , is een koffer met daarin verdovende middelen aangetroffen. [28]
4.3.2
BewijsoverwegingenCriminele organisatie en medeplegen van de handel in hard- en softdrugs
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet (Ow). Een organisatie in de zin van voormeld artikel is een samenwerkingsverband tussen twee of meer personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Dit kan blijken uit een onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. Het oogmerk van deze organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet. Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven door de organisatie wordt beoogd. Om van deelneming in de zin van artikel 11b Ow te kunnen spreken is vereist dat verdachte tot het samenwerkingsverband behoort en dat hij een aandeel heeft in – of ondersteuning geeft aan – gedragingen die strekken tot óf rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. In het bestanddeel deelneming aan een organisatie ligt tevens het opzet van verdachte besloten. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie het plegen van misdrijven beoogt.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de getuigenverklaringen van medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] alsmede de verklaring van afnemer [getuige] komt een eenduidig beeld naar voren dat verdachte heeft gewerkt als drugskoerier. Zo verklaart medeverdachte [medeverdachte 5] dat hij drugs wegbracht voor medeverdachte [medeverdachte 4] en dat verdachte op dezelfde manier werd aangestuurd door [medeverdachte 4] als hij werd. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bovendien zelf gezien dat verdachte drugs wegbracht. Deze verklaringen worden ondersteund door de hierboven weergegeven pseudokopen. Verder valt op dat verdachte ponypacks met het opschrift Anonymous heeft verstrekt bij die pseudokopen, dat deze ponypacks ook bij hem zijn aangetroffen, terwijl dit het handelsmerk is van de criminele organisatie van medeverdachte [medeverdachte 4] . Afnemer [getuige] verklaart ook dat verdachte drugs bij hem kwam afleveren. [getuige] herkent daarnaast verdachte op de foto die aan hem wordt getoond bij zowel de politie als bij het getuigenverhoor bij de rechter-commissaris. Ook heeft deze getuige de kentekens genoteerd van de voertuigen die bij hem langs kwamen om de drugs af te leveren. Een van deze kentekens betreft [kenteken] . Het voertuig waarin verdachte op de dag van de pseudokoop reed had het kenteken [kenteken] . Nu het slechts een klein verschil betreft, acht de rechtbank het aannemelijk dat [getuige] dit kenteken bedoeld heeft te noteren. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van deze getuige; hij herkent verdachte op de foto en bovendien heeft hij een kenteken heeft genoteerd dat bijna identiek is, een [letter] en een [letter] lijken ook op elkaar, aan het kenteken van het voertuig van verdachte.
Gelet op de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] is de rechtbank van oordeel dat voorts sprake is geweest van een criminele organisatie die zich bezighield met het handelen in hard- en softdrugs en dat aldus sprake was van een duurzame, onderlinge samenwerking. De structuur van de organisatie wordt tot uitdrukking gebracht door de rolverdeling tussen de verdachten. In deze organisatie had medeverdachte [medeverdachte 4] de leiding, waarbij hij bestellingen aannam van afnemers via een vast telefoonnummer. [medeverdachte 4] gaf vervolgens verdachte en medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] de opdracht om hard- en softdrugs af te leveren. Medeverdachte [medeverdachte 3] had een ondersteunende rol door pakketjes met drugs te verpakken en deze aan drugskoeriers en incidenteel zelfs aan afnemers te geven en door de bankrekening te controleren of de afnemer het geld had gestort. Medeverdachte [medeverdachte 1] had ook een ondersteunende rol door de koffer met handelsvoorraad in bewaring te nemen. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat verdachte (als drugskoerier) heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van hard- en softdrugs. Met deze vaststelling is tevens het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van het handelen in harddrugs bewezen.
Gelet op de herkenning van verdachte op de foto door afnemer [getuige] en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] die expliciet benoemt dat kleine [verdachte] degene is die is aangehouden en dat deze [verdachte] wel eens drugs wegbracht, is er naar het oordeel van de rechtbank geen enkele twijfel dat het om verdachte gaat en niet over een andere (kennelijk grote) [verdachte] zoals door de raadsman is bepleit.
Periode dealen hard- en softdrugs
Ten aanzien van de pleegperiode overweegt de rechtbank als volgt. Afnemer [getuige] heeft verklaard dat verdachte in ieder geval drugs heeft afgeleverd toen hij nog in Overvecht woonde. Uit zijn adreshistorie blijkt dat [getuige] tot 27 augustus 2018 op hetzelfde adres in Overvecht heeft gewoond en toen is [getuige] verhuisd naar een ander adres in [woonplaats] . De rechtbank gaat er derhalve vanuit dat verdachte in elk geval vanaf 27 augustus 2018 drugs heeft geleverd aan [getuige] . Een eerdere datum kan niet bewezen worden verklaard, omdat [getuige] onvoldoende heeft kunnen specificeren wanneer dan precies in de periode dat hij in Overvecht woonde, verdachte hem drugs heeft geleverd.
Volgens artikel 342 lid 2 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - mag het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. De verklaring van [getuige] staat echter niet op zich. Deze verklaring gebruikt de rechtbank slechts om de pleegperiode te kunnen bepalen. Het bewijs ten aanzien van de overige onderdelen van de tenlastelegging blijkt uit het hetgeen hiervoor is weergegeven. Derhalve acht de rechtbank wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte vanaf omstreeks 27 augustus 2018 als drugskoerier actief heeft deelgenomen aan de criminele organisatie.
Partiële vrijspraak aanwezig hebben harddrugs
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het aanwezig hebben van de harddrugs die zich in de koffer bevonden. Deze koffer stond in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] . Ter terechtzitting is echter gebleken dat een andere [verdachte] de koffer samen met medeverdachte [medeverdachte 4] in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft neergezet.
Dit geldt niet voor het aanwezig hebben van de handelsvoorraad harddrugs in de auto van de verdachte en de softdrugs die in de woning van de verdachte en bij zijn fouillering zijn aangetroffen op 16 mei 2020. Niet al deze goederen zijn echter door het NFI getest. De rechtbank zal in de bewezenverklaring dan ook alleen uitgaan van de drugs die wel getest is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat tijdens de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 4] een groot aantal bruine pillen is aangetroffen, en dat deze pillen positief zijn getest op MDMA. Gelet op de omstandigheid dat verdachte drugs leverde in opdracht van [medeverdachte 4] en de handelsvoorraad deels in zijn woning lag, gaat de rechtbank er vanuit dat de pillen die verdachte bij zich had uit dezelfde ‘batch’ kwam en derhalve MDMA bevatten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
omstreeks de periode van 27 augustus 2018 tot en met 16 mei 2020 in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten : verdachte, [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde en vierde lid Opiumwet;
Feit 2
op tijdstippen omstreeks de periode van 27 augustus 2018 tot en met 16 mei 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen telkens opzettelijk
heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, MDMA en 2c-b, zijnde cocaïne, MDMA en 2c-b telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
en
op tijdstippen omstreeks de periode van 27 augustus 2018 tot en met 16 mei 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, meerdere (gebruikers)hoeveelheden van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj)
waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en van hennep, zijnde hasjiesj en hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 3
op 16 mei 2020 te Utrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een etui en in zijn kleding)
43 ponypacks bevattende cocaïne en pillen bevattende MDMA, zijnde cocaïne en MDMA, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
en
op 16 mei 2020 te Utrecht en Houten opzettelijk aanwezig heeft gehad
(in zijn jaszak en in een woning [adres] te [woonplaats] ) blokken/plakken
van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid van de Opiumwet;
Feit 2
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 3
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot: een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest, gelet op de bepleitte vrijspraak voor de criminele organisatie, het aanwezig hebben van de harddrugs in de koffer en de kortere pleegperiode. De raadsman heeft daarnaast verzocht om de voorlopige hechtenis op te heffen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich gedurende een periode van meer dan 20 maanden schuldig gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet door te werken als drugskoerier. Hij heeft zich in de context van deze organisatie schuldig gemaakt aan het medeplegen van de handel in hard- en softdrugs en een handelsvoorraad harddrugs aanwezig gehad. Verdachte is daarmee medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van hard- en softdrugs veroorzaken. Daarbij is van belang dat harddrugs vaak sterk verslavend werken en schadelijk zijn voor de gezondheid. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat verslaafden vaak vermogensdelicten plegen om in hun gebruik te kunnen voorzien. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelwijze bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat de handel in drugs gepaard gaat met (zware) criminaliteit en ondermijning van de samenleving. Ook in dit dossier blijkt dat geweld en/of diefstal niet geschuwd werd, zo is de criminele organisatie in 2018 slachtoffer geworden van een ripdeal. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en heeft slechts gehandeld uit winstbejag.
De persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 juli 2020. Daaruit volgt dat verdachte op 23 augustus 2018 is veroordeeld voor het bezit van harddrugs. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 30 juni 2020, waarin geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij bijzondere voorwaarden. De reclassering schetst een verband tussen het delictgedrag en mogelijk drugsgebruik en verkeerde vrienden en adviseert bijzondere voorwaarden om deze probleemgebieden aan te pakken.
De strafoplegging
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. Deze oriëntatiepunten nemen voor het dealen in harddrugs gedurende een periode van zes tot twaalf maanden met enige regelmaat, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden als uitgangspunt. Voor een periode langer dan 12 maanden, zijn geen oriëntatiepunten, maar in beginsel geldt: hoe langer de pleegperiode, hoe hoger de gevangenisstraf. Daarnaast heeft verdachte gedurende een periode van bijna twee jaar deelgenomen aan een criminele organisatie. Gelet op de aard en ernst van de door verdachte gepleegde feiten, en op de hiervoor genoemde oriëntatiepunten is de rechtbank van oordeel dat een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank acht het vanuit het oogpunt van zowel speciale als generale preventie bovendien van belang dat in de strafoplegging tot uiting komt dat de handel in drugs uiteindelijk niet loont en zwaar wordt bestraft. Daarbij komt dat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven ter terechtzitting en dat sprake is van recidive.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen, zal een gedeelte van 8 maanden van deze gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport. De rechtbank zal daarbij een proeftijd van drie jaren stellen als stok achter de deur en om gedurende lange tijd ondersteuning te bieden om de risico’s op de praktische leefgebieden en daarmee het recidivegevaar te verminderen.
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek van de raadsman tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis af.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de geldbedragen, de drugs en de telefoons die voor het dealen zijn gebruikt, verbeurd worden verklaard of worden onttrokken aan het verkeer. De overige voorwerpen die in beslag zijn genomen kunnen worden teruggeven aan verdachte. Op de inbeslaggenomen auto rust conservatoir beslag.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt over het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de inbeslaggenomen verdovende middelen (genummerd 7 tot en met 13, 15, 16 en 18 op de beslaglijst) onttrekken aan het verkeer. Nu deze voorwerpen zijn bestemd tot het begaan van het onder 2 en 3 bewezen geachte en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer. Ook de inbeslaggenomen kweektent (genummerd 17), het groeimiddel (genummerd 19) en het vuurwerk (genummerd 20) zullen worden onttrokken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl deze voorwerpen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De rechtbank zal de inbeslaggenomen geldbedragen (genummerd 3 tot en met 6) verbeurd verklaren. Deze geldbedragen, die aan verdachte toebehoorden, zijn geheel of grotendeels uit baten van het onder feit 2 bewezenverklaarde strafbare feit verkregen. De inbeslaggenomen auto (genummerd 1) en de simkaarten (genummerd 2, 21 en 22) zullen tevens verbeurd verklaard worden nu met behulp van die voorwerpen het onder 2 bewezen geachte is begaan. Het conservatoire beslag op genoemde auto blijft gehandhaafd.
De etui (genummerd 14) zal worden teruggeven aan verdachte.\

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 3, 10, 11, 11b van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
-veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte van 8 (acht) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 3 (drie) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen twee werkdagen na ingaan van de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2, 3524 SJ Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met medeverdachten [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
* meewerkt aan controle van het gebruik van harddrugs om het middelengebruik te
beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd. Indien bij de controle blijkt dat er sprake is van problematisch drugsgebruik, zal verdachte aangemeld worden bij de verslavingszorg;
* wordt verplicht om een betaalde baan of andere door de toezichthouder goedgekeurde vorm van dagbesteding te behouden en/of te verkrijgen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen
onttrokken aan het verkeer:
7. 10 STK Verdovende middelen
8. 20 STK Verdovende middelen
9. 2 STK Verdovende middelen
10. 24 STK Verdovende middelen
11. 23 STK Verdovende middelen
12. 4 STK Verdovende middelen
13. 20 STK Verdovende middelen
15. 1 STK Verdovende middelen
16. 1 STK Drugs
17. 1 STK Kweektent
18. 1 STK Drugs
19. 1 STK Groeimiddel
20. 1 STK Vuurwerk
- verklaart de volgende voorwerpen
verbeurd:
1. 1 STK Personenauto [kenteken]
2. 1 STK Simkaart van zaktelefoon
3. 40 Euro
4. 10 Euro
5. 50 Euro
6. 80 Euro
17. 1 STK Kweektent
19. 1 STK Groeimiddel
21. 1 STK Simkaart van zaktelefoon
22. 1 STK Simkaart van zaktelefoon
- gelast de
teruggaveaan verdachte van het volgende voorwerp:
14. 1 STK Etui
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, mrs. G. Schnitzler en P.M. Leijten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.E. Rasink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 december 2020.
Bijlage: de (gewijzigde) tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 27 augustus 2018 tot en met 16 mei 2020 te
Nieuwegein,
althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
(onder andere): verdachte, [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5]
en/of [medeverdachte 1] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als
bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid
en/of 11a Opiumwet;
( art 11b lid 1 Opiumwet )
Feit 2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 augustus 2018
tot en met 16 mei 2020 te Nieuwegein,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens)
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van een materiaal bevattende
- cocaïne,
- amfetamine/MDMA/MDA/2c-b,
- metamfetamine en/of
- lsd (lysergide)
zijnde cocaïne, amfetamine, MDMA, MDA, 2c-b metamfetamine en/of lsd
(lysergide) (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 augustus 2018
tot en met 16 mei 2020 te Nieuwegein,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf,
(telkens) opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(telkens) een of meerdere (gebruikers)hoeveelheden van een gebruikelijk vast
mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj)
waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of van hennep,
zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
Feit 3
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2019 tot en met 16 mei 2020 te Utrecht en/of Benschop (gemeente Lopik)
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
(in een etui en/of in zijn kleding)
- 43 ponypacks bevattende cocaïne,
- 54 pillen bevattende amfetamine/MDMA/MDA en/of
- 2 strips/zegels bevattende lsd (lysergide) en/of
(in een pand gelegen aan de [adres] te [woonplaats] )
een (grote) hoeveelheid
- cocaïne,
- pillen en/of brokken bevattende amfetamine/MDMA/MDA/2c-b en/of
- zegels/vellen bevattende lsd (lysergide),
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, amfetamine,
MDMA, MDA,2c-b en/of lsd (lysergide), zijnde cocaïne, amfetamine, MDMA, MDA
en/of lsd (lysergide) (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van
die wet
en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2019 tot en met 16 mei 2020 te Utrecht en/of Houten en/of Benschop
(gemeente Lopik)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
(in zijn jaszak en/of in een woning [adres] te [woonplaats] )
een of meerdere blokken/plakken en/of
(in een pand gelegen aan de [adres] te [woonplaats] )
een of meerdere blokken/plakken,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende
een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van
hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), in elk geval
een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 mei 2020, onderzoek 09Genk20, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1016. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige
3.Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige
4.Proces-verbaal van bevindingen van 6 juli 2020, pagina’s 788-789.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 6 juli 2020, pagina 788.
6.Proces-verbaal van bevindingen van 6 juli 2020, pagina 789.
7.Proces-verbaal verhoor van getuige [getuige] bij de rechter-commissaris van 29 oktober 2020, pagina’s 1-18.
8.Proces-verbaal verhoor van getuige [getuige] bij de rechter-commissaris van 29 oktober 2020, pagina 5.
9.Proces-verbaal verhoor van getuige [getuige] bij de rechter-commissaris van 29 oktober 2020, pagina 6.
10.Proces-verbaal van bevindingen van 3 november 2020, ongenummerd.
11.Proces-verbaal pseudokoop van 8 mei 2020, pagina’s 245-247.
12.Proces-verbaal pseudokoop van 8 mei 2020, pagina 245.
13.Proces-verbaal pseudokoop van 8 mei 2020, pagina 246.
14.Proces-verbaal pseudokoop van 8 mei 2020, pagina 247.
15.Proces-verbaal pseudokoop van 16 mei 2020, pagina’s 368-369.
16.Proces-verbaal van bevindingen van 22 juni 2020, pagina 442.
17.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 19 mei 2020, pagina 445.
18.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 22 mei 2020, pagina 382.
19.NFI rapport van 19 mei 2020, pagina 449.
20.NFI rapport van 25 mei 2020, pagina 386.
21.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 17 mei 2020, pagina 273.
22.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 22 mei 2020, pagina 383 en 384.
23.NFI rapport van 25 mei 2020, pagina 389.
24.Proces-verbaal van bevindingen van 17 mei 2020, pagina 307.
25.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 16 mei 2020, pagina 290.
26.Proces-verbaal van bevindingen van 17 mei 2020, pagina 308.
27.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 17 juni 2020, pagina 519.
28.Proces-verbaal van bevindingen van 2 juni 2020, pagina’s 406-419.