8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feiten
Verdachte heeft zich op 27 maart 2019 herhaald schuldig gemaakt aan een poging tot bedreiging met een terroristisch misdrijf. Dit heeft hij gedaan door op Facebook een afbeelding te plaatsen van twee vuurwapens met daarbij uiterst bedreigende teksten en verwijzingen naar een kort daaraan voorafgaand gepleegde aanslag in Nieuw-Zeeland die publieke beroering teweeg heeft gebracht, ook hier te lande. Voorts heeft verdachte in een snackbar en ten overstaan van ambtenaren van politie gedreigd ‘moslims af te knallen’ en daarbij andermaal verwezen naar die eerder gepleegde aanslag. De bewoordingen die verdachte daarbij heeft gebruikt zijn naar hun vorm en betekenis heftig, in het bijzonder in het huidig tijdsgewricht, waarin dit soort terroristische aanslagen daadwerkelijk plaatsvinden. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij in zijn uitlatingen expliciet heeft verwezen naar de aanslag die slechts enkele dagen eerder in Nieuw-Zeeland was gepleegd en waarbij veel doden en gewonden zijn gevallen. Het strafverzwarende aspect van het terroristisch misdrijf waarmee verdachte heeft gepoogd te bedreigen zal in de straftoemeting tot uitdrukking worden gebracht. Dat verdachtes handelen in het stadium van poging is blijven steken heeft uit de aard daarvan een strafmatigend effect, doch relativeert het aan verdachte gemaakte verwijt geenszins. Verdachtes verklaarde inzicht dat het hem om een schreeuw van aandacht te doen is geweest heeft hem kennelijk doof gemaakt voor het volstrekt laakbare karakter van zijn handelen.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank kennis genomen van een Uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 6 januari 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Verder houdt de rechtbank rekening met een triple onderzoek pro Justitiarapportage van 18 november 2019. Hieruit komt onder meer het volgende naar voren. Bij verdachte is sprake van gebrekkige copingvaardigheden. Praten over gevoelens kan hij door zijn gebrekkige verbale vaardigheden niet en heeft hij ook nooit geleerd. Hij heeft vooral de jiu jitsu als uitlaadklep en zoekt in de weekenden zijn toevlucht tot drank om zich te ontspannen. Vooral als hij onder invloed is van alcohol ontlaadt betrokkene zich en komen alle frustraties bij hem los als de interne druk te hoog oploopt. Verdachte is een explosieve drinker. Als hij begint met drinken kan hij niet meer stoppen totdat hij dronken is.
Bij verdachte kan een ernstige stoornis in alcoholgebruik worden gediagnosticeerd. Door de gebrekkige copingvaardigheden, de beperkte emotieregulatie, zijn onvermogen om zich goed te uiten en het forse alcoholgebruik, wat een ontremmende functie op betrokkene had, is hij vermoedelijk tot de bedreigende uitspraken gekomen. Er worden, los van het ten laste gelegde, geen duidelijke aanwijzingen gevonden voor een rechts-extremistisch gedachtengoed, noch voor een primair agressieve of antisociale man. De gewelddadige uitingen worden vooral gezien als extreme en destructieve uiting van machteloosheid, boosheid en frustratie en daarmee voortkomend vanuit de beschreven gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis in de vorm van het alcoholgebruik. Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank onderschrijft de conclusies uit de pro Justitia rapportage en maakt deze tot de hare. De rechtbank is van oordeel dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, welk oordeel in strafmatigende zin bij de strafoplegging wordt betrokken.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 31 januari 2020. Hieruit volgt dat door de reclassering de kans op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert bij een veroordeling een voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
De straf
Gelet op hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht met betrekking tot de persoon van verdachte, mede gelet op de inhoud van de hiervoor genoemde rapporten, is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die andermaal zijn vrijheidsbeneming meebrengt de positieve ontwikkeling die als gevolg van deze strafzaak is ingezet doorkruist en aldus niet bijdraagt aan het voorkomen van recidive.
Daarbij komt, dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel is dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 75 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren aangewezen. Daaraan worden als bijzondere voorwaarden een meldplicht, het ondergaan van een ambulante behandeling en een alcoholverbod met daarbij een middelencontrole verbonden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zal begaan, zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zal worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.