Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[verzoekster 2] ,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft verzoekster op 24 november 2020 tijdens de mondelinge behandeling van de hoofdzaak een wrakingsverzoek ingediend tegen de behandelend rechter, mr. E.A. Messer. Dit verzoek werd ingediend naar aanleiding van de beslissing van de rechter om de mondelinge behandeling niet te schorsen. De rechter heeft op 30 november 2020 schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek, waarin hij stelde dat zijn beslissing geen grond voor wraking oplevert. De wrakingsprocedure vond plaats op 3 december 2020 via Skype, waarbij verzoekster en de advocaat van de eisende partij aanwezig waren. De voorzitter van de wrakingskamer werd ook gewraakt door verzoekster, die stelde dat de schijn van partijdigheid was gewekt. De wrakingskamer heeft dit verzoek echter buiten behandeling gesteld, omdat verzoekster misbruik maakte van het recht om een rechter te wraken.
De wrakingskamer heeft de onpartijdigheid van de rechter beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De wrakingskamer concludeerde dat de beslissing van de rechter om de mondelinge behandeling niet te schorsen een procesbeslissing is en geen grond voor wraking oplevert. Verzoekster heeft geen feiten of omstandigheden aangedragen die zouden wijzen op vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en de procedure in de hoofdzaak voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.