Op 15 december 2020 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van verzoekster, dat was ingediend tegen de voorzitter van de wrakingskamer, mr. C.A. de Beaufort. Dit verzoek volgde op een eerdere wraking van de behandelend rechter, mr. E.A. Messer, die op 3 december 2020 was behandeld. Verzoekster had tijdens de mondelinge behandeling van een kort geding op 24 november 2020 haar wrakingsverzoek ingediend, maar dit werd door de wrakingskamer buiten behandeling gesteld. Verzoekster heeft vervolgens opnieuw een wrakingsverzoek ingediend tegen de voorzitter, dat nu ter beoordeling lag.
De wrakingskamer heeft geoordeeld dat het tweede wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. De kamer heeft vastgesteld dat verzoekster tijdens de zitting op 3 december 2020 niet op de geboden mogelijkheden is ingegaan om opnieuw deel te nemen aan de Skypezitting, en dat zij actief heeft geprobeerd de procedure te vertragen. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat verzoekster misbruik maakt van het wrakingsinstrument, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van haar verzoek.
Daarnaast heeft de wrakingskamer besloten dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster niet meer in behandeling zal worden genomen, om te voorkomen dat zij opnieuw misbruik maakt van het wrakingsmiddel. De procedure van verzoekster met zaaknummer 513261/JA RK 20-294 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.