ECLI:NL:RBMNE:2020:5509

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
18/3367
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor verruiming bedrijfstijden diervoederfabriek en verlening onder voorwaarden voor grond- en hulpstoffen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] BV en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten. De rechtbank heeft de weigering van de omgevingsvergunning voor de verruiming van de bedrijfstijden van een diervoederfabriek in stand gelaten. Eiseres had een aanvraag ingediend om haar bedrijfsactiviteiten uit te breiden, zodat zij 24 uur per dag en 7 dagen per week diervoer kon produceren. De rechtbank oordeelde dat de gebreken die eerder waren vastgesteld in een tussenuitspraak zijn hersteld door verweerder, die een nieuw besluit had genomen na de eerdere uitspraak. Dit herstelbesluit bevatte een verbeterde motivering voor de weigering van de uitbreiding van de bedrijfstijden en nieuwe voorschriften voor de grond- en hulpstoffen melkpoeder en melkvervanger.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de beoordeling van de geluidsaspecten van de bedrijfstijden door verweerder in overeenstemming was met de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening. De rechtbank oordeelde dat de door verweerder vastgestelde referentieniveaus voor het omgevingsgeluid correct waren en dat de belangen van de bescherming van het milieu en de omwonenden zwaarder wogen dan de belangen van eiseres. Eiseres had geen procesbelang meer bij de beoordeling van de eerdere bestreden besluiten, omdat het herstelbesluit deze besluiten verving. De rechtbank verklaarde het beroep tegen de bestreden besluiten niet-ontvankelijk en het beroep tegen het herstelbesluit ongegrond. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moest het betaalde griffierecht worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18/3367

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2020 in de zaak tussen

[eiseres] BV, te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R. van Eck),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Rus-van der Velde en mr. M.W. Holtkamp).

Procesverloop

Op 1 oktober 2019 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank in deze zaak een tussenuitspraak gedaan (ECLI:NL:RBMNE:2019:4578). Voor het procesverloop tot dat moment verwijst de rechtbank naar die uitspraak.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen 12 weken na verzending ervan, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, de geconstateerde gebreken in de besluiten van 17 juli 2018 en 21 februari 2019 te herstellen.
Met een tweede tussenuitspraak van 30 oktober 2019 heeft de rechtbank de termijn die zij verweerder heeft gegeven om de gebreken te herstellen, verlengd tot uiterlijk vier weken na de einduitspraak in de procedures UTR 18/3318, UTR 18/3366, UTR 18/3405, dan wel uiterlijk 1 juni 2020.
Verweerder heeft ter uitvoering van de eerste tussenuitspraak op 19 mei 2020 een nieuw besluit (herstelbesluit) genomen. Bij dit herstelbesluit hoort een geluidsrapport van [adviesbureau 1] .
Eiseres heeft op 2 november 2020 een schriftelijke reactie gegeven.
Bij brief van 3 november 2020 heeft de meervoudige kamer in gewijzigde samenstelling de zaak verwezen naar een enkelvoudige kamer. Verder heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank zal hierna eerst kort schetsen waar deze zaak over gaat, waarna uiteengezet zal worden welke gebreken in de tussenuitspraak zijn vastgesteld. Daarna komt de herstelpoging van verweerder aan de orde en de reactie van eiseres daarop. Vervolgens zal de rechtbank een formeel punt behandelen. Daarna volgt de beoordeling van de vraag of verweerder erin is geslaagd om de in de tussenuitspraak van 1 oktober 2019 geconstateerde gebreken te herstellen. Voor de rechtbank is bij deze beoordeling het uitgangspunt wat zij al in die tussenuitspraak heeft overwogen en beslist.
Waar gaat deze zaak over?
2. [eiseres] heeft tot 1 juli 2019 een biologische diervoederfabriek op het perceel [perceel] in [vestigingsplaats] geëxploiteerd. De bedrijfsactiviteiten zijn vanaf die datum verplaatst naar een productielocatie in [productielocatie] . Voor het in werking hebben van de inrichting in [vestigingsplaats] is op 20 juni 2011 een revisievergunning verleend op grond van de Wet milieubeheer, die nu als omgevingsvergunning geldt. Op 25 april 2016 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor het veranderen van de inrichting. Eiseres wil haar bedrijfsactiviteiten uitbreiden en de mogelijkheid krijgen om 24 uur per dag en 7 dagen per week diervoer te produceren. Met de aanvraag is ook beoogd wijzigingen aan te brengen in het gebruik van grond- en hulpstoffen ten opzichte van de vergunde situatie.
3. Verweerder heeft naar aanleiding van de aanvraag een ontwerpbesluit ter inzage gelegd inhoudende dat de omgevingsvergunning werd verleend. Het ontwerpbesluit ging ook over het actualiseren van de bestaande vergunning. Dit kwam voort uit een actualiseringsverzoek van een omwonende. Verweerder heeft vervolgens de besluitvorming gesplitst. Bij besluit van 17 juli 2018 heeft verweerder de aanvraag van eiseres alsnog geweigerd (bestreden besluit A). Op diezelfde datum heeft verweerder beslist op het actualiseringsverzoek. Tegen dit laatste besluit zijn drie beroepen ingesteld (UTR 18/3318, UTR 18/3366 en UTR 18/3405), die hebben geleid tot een tussen- en einduitspraak van deze rechtbank. In deze zaak gaat het niet over deze actualiseringsvergunning, maar dit wordt hier alvast genoemd omdat dit later in de uitspraak nog terugkomt.
4. Naar aanleiding van wat op de zitting op 11 december 2018 is besproken, heeft verweerder een nieuw besluit genomen. Met dit nieuwe besluit van 21 februari 2019 (bestreden besluit B) is aan eiseres een omgevingsvergunning verleend voor niet eerder vergunde grond- en hulpstoffen melkpoeder en melkvervanger. Aan deze omgevingsvergunning heeft verweerder twee voorschriften verbonden, waaronder voorschrift 2 met de verplichting om bepaalde gegevens schriftelijk aan verweerder te verstrekken ter controle van de geuremissie.
5. Het geschil tussen partijen gaat over de weigering van de omgevingsvergunning voor de verruiming van de bedrijfstijden (bestreden besluit A) en voorschrift 2 van de verleende omgevingsvergunning (bestreden besluit B). Zoals al overwogen in de tussenuitspraak, merkt de rechtbank deze twee bestreden besluiten aan als gecombineerde besluitvorming op de door eiseres ingediende aanvraag van 25 april 2016.
De tussenuitspraak
6. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder bij de beoordeling van de geluidsaspecten van de bedrijfstijden heeft mogen uitgaan van de richtwaarden die behoren bij ‘landelijke omgeving’ als bedoeld in de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (hierna: de Handreiking).
7. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak verder geoordeeld dat het rapport van [A] waarop de weigering was gebaseerd, niet als representatief onderzoek kan worden aangemerkt voor het bepalen van het referentieniveau van het omgevingsgeluid. Bij de bepaling van het referentieniveau van het omgevingsgeluid moet het geluid dat de inrichting van eiseres veroorzaakt buiten beschouwing blijven. [A] heeft wel metingen uitgevoerd op momenten dat de inrichting niet in werking was, maar op de gemeten tijdstippen (weekend, nacht en avond) was geen enkele inrichting in de omgeving in werking. De rechtbank oordeelde dat het referentieniveau van het omgevingsgeluid bepaald had moeten worden aan de hand van metingen overdag, waarbij de bedrijfsactiviteiten van de inrichting van eiseres tijdelijk stilgelegd hadden moeten worden.
8. Verder was er tussen partijen discussie over de vraag of de zoneringsplichtige wegen voldoende in de besluitvorming zijn betrokken. In de tussenuitspraak overwoog de rechtbank dat dergelijke wegen er in de omgeving van de inrichting volgens het rapport van [A] niet zijn, maar dat uit het verweerschrift en wat op zitting is besproken blijkt dat die constatering niet juist is. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat in de besluitvorming onvoldoende inzichtelijk is of het L95 van het omgevingsgeluid of het geluidsniveau veroorzaakt door zoneringsplichtige wegverkeersbronnen als hoogste waarde als referentieniveau moet worden aangenomen, zoals de systematiek van de Handreiking dat voorschrijft.
9. Over voorschrift 2 heeft de rechtbank in de tussenuitspraak overwogen dat uit het uitgevoerde geuronderzoek van [adviesbureau 2] blijkt dat geuremissie alleen wordt veroorzaak door de productie van geperst diervoer. Dit komt overeen met het standpunt van verweerder in het bestreden besluit B dat alleen de diervoerproductie met behulp van temperatuur verhogen en persen geuremissie veroorzaakt. Omdat verweerder niet duidelijk heeft kunnen maken waarom hij in het belang van de bescherming van het milieu ook de gegevens met betrekking tot niet-geperste diervoeders nodig heeft, heeft de rechtbank geoordeeld dat voorschrift 2 te ruim is geformuleerd. Dit voorschrift ziet namelijk ook op niet-geperst diervoer.
De herstelpoging van verweerder
10. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft verweerder door [adviesbureau 1] het referentieniveau van het omgevingsgeluid laten vaststellen. [adviesbureau 1] heeft metingen en berekeningen uitgevoerd en de resultaten daarvan neergelegd in het rapport ‘ [eiseres] te [vestigingsplaats] ; bepaling referentieniveau van het omgevingsgeluid’ van 19 maart 2020. In dit rapport staat dat het referentieniveau van het omgevingsgeluid wordt gedefinieerd als de hoogste waarde van de volgende geluidniveaus:
a.) het L95 van het omgevingsgeluid, exclusief de bijdrage van de niet-omgevingseigen bronnen;
b.) het optredende equivalente geluidniveau in dB(A) veroorzaakt door zoneringsplichtige
wegverkeersbronnen minus 10 dB(A).
11. Om het referentieniveau te bepalen, heeft [adviesbureau 1] onbemande geluidmetingen uitgevoerd in de periode van 16 januari 2020 (vanaf 19.00 uur) tot en met 24 januari 2020 (tot 7.00 uur). De resultaten zijn in een tabel opgenomen. In het rapport staat dat het energetisch gemiddelde van de gemeten L95-niveaus 38 dB(A) in de dagperiode bedraagt, 35 dB(A) in de avondperiode en 34 dB(A) in de nachtperiode. [adviesbureau 1] heeft ook geluidberekeningen uitgevoerd vanwege het wegverkeerslawaai. Bij deze berekeningen is rekening gehouden met de verkeersbewegingen op de [straat] en de Provinciale weg (vanuit noord tot de [straat] en vanuit zuid tot de [straat] ). Op basis van de resultaten van deze berekeningen en de geluidmetingen heeft [adviesbureau 1] het referentieniveau van het omgevingsgeluid vastgesteld op 40 dB(A), 35 dB(A) en 35 dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.
12. Verweerder heeft in het herstelbesluit uiteengezet dat de aanvraag is beoordeeld aan de hand van de stappen uit de Handreiking. In de Handreiking worden voor een landelijke omgeving richtwaarden aanbevolen van 40 dB(A), 35 dB(A) en 30 dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. In het herstelbesluit staat dat het door [adviesbureau 1] vastgestelde referentieniveau in de dag- en de avondperiode overeenkomt met de richtwaarde voor een landelijk gebied, maar in de nachtperiode is het referentieniveau wat hoger dan de richtwaarde voor die periode in een landelijk gebied.
13. Vervolgens zijn in het herstelbesluit de stappen uit de Handreiking doorlopen die horen bij een bestaande situatie. Bij stap 1 is geconstateerd dat de richtwaarden voor de dag, avond- en nachtperiode op verschillende toetspunten worden overschreden. In stap 2 is vastgesteld dat ook het referentieniveau in de dag, avond- en de nachtperiode op een aantal toetspunten wordt overschreden. Stap 3 is de bestuurlijke afweging die verweerder heeft gemaakt om te beoordelen of er vanwege bijzondere omstandigheden zijn om hogere grenswaarden dan het referentieniveau te vergunnen. Verweerder heeft vrij uitvoerig gemotiveerd waarom hij een overschrijding van het referentieniveau niet wil toestaan. Daarbij is onder meer betrokken dat de inrichting heel dicht bij woningen van derden ligt en dat omwonenden al geluidsoverlast van de inrichting ervaren. De aangevraagde uitbreiding zal leiden tot het verder overschrijden van het referentieniveau op woningen die al zwaar belast zijn. Verder is verweerder er niet van overtuigd dat het bedrijfsbelang nog met de uitbreiding is gediend, omdat de bedrijfsactiviteiten inmiddels zijn verplaatst. Verweerder zit dus geen aanleiding om gebruik te maken van de afwijkingsmogelijkheid. In het belang van de bescherming van het milieu blijft verweerder bij de weigering van de verruiming van de bedrijfstijden.
14. Verweerder heeft ook opnieuw gekeken naar de grond- en hulpstoffen melkpoeder en –vervanger en de voorschriften die aan de omgevingsvergunning waren verbonden. Verweerder heeft aanleiding gezien om opnieuw voorschrift 1 aan de omgevingsvergunning te verbinden, voorschrift 2 te wijzigen en een nieuw voorschrift toe te voegen. Voorschrift 2 is aangepast door toevoeging van het woord ‘geperst’. Daardoor heeft dit voorschrift alleen nog betrekking op de in uw inrichting geproduceerde hoeveelheid geperst varkens-, pluimvee- en rundveevoer, en niet langer ook op de in uw inrichting geproduceerde hoeveelheid niet-geperst varkens-, pluimvee- en rundveevoer. Het nieuwe voorschrift 3 bepaalt de maximale hoeveelheden en de manier van opslag van de nieuw toegestane stoffen melkpoeder en melkvervanger.
De zienswijze
15. Eiseres heeft in een brief van 2 november 2020 opgemerkt dat in het herstelbesluit bij de vergunde situatie wordt uitgegaan van de actualiseringsvergunning, maar dit besluit is nog niet onherroepelijk. Volgens eiseres staat daarom niet vast wat de inhoud is van het herstelbesluit is. Zij verzoekt de rechtbank om deze zaak aan te houden totdat op het hoger beroep is beslist dat verweerder heeft ingesteld tegen de uitspraken over de actualiseringsvergunning.
Kwalificatie herstelpoging verweerder
16. De rechtbank merkt het herstelbesluit met daarin een verbeterde motivering voor de weigering van de uitbreiding van de bedrijfstijden en nieuwe voorschriften ten aanzien van melkpoeder en -vervanger aan als een besluit in de zin van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Omdat uit de zienswijze volgt dat eiseres zich niet volledig met dit besluit kan verenigen, is het beroep van rechtswege mede gericht tegen het herstelbesluit.
Het oordeel van de rechtbank
Geen procesbelang meer bij de bestreden besluiten A en B
17. De rechtbank moet uit zichzelf de vraag beantwoorden of eiseres nog procesbelang heeft bij de behandeling van haar beroep, voor zover dat is gericht tegen deze bestreden besluiten A en B. Procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij de uitkomst van de procedure. Het herstelbesluit vervangt in zijn geheel de bestreden besluiten A en B en komt dus in de plaats van deze besluiten. Gelet hierop en omdat eiseres niet gesteld heeft dat zij nog belang heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van deze besluiten, zal de rechtbank het beroep tegen de bestreden besluiten A en B niet-ontvankelijk verklaren vanwege het ontbreken van procesbelang.
Weigering verruiming van de bedrijfstijden
18. Verweerder heeft [adviesbureau 1] onderzoek laten doen naar het referentieniveau van het omgevingsgeluid. De rechtbank overweegt dat [adviesbureau 1] de metingen, anders dan [A] , ook overdag heeft uitgevoerd op het moment dat inrichting niet in werking was. Uit het onderzoek van [adviesbureau 1] blijkt dat bij de beoordeling van het referentieniveau van het omgevingsgeluid de zoneringsplichtige wegen in de omgeving van de inrichting zijn betrokken. Op basis van metingen en berekeningen heeft [adviesbureau 1] het referentieniveau vastgesteld op 40 dB(A), 35 dB(A) en 35 dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen de metingen of berekeningen en ook de door [adviesbureau 1] vastgestelde referentieniveau’s niet betwist. De rechtbank vindt dat verweerder bij de besluitvorming van de door [adviesbureau 1] vastgestelde referentieniveau van het omgevingsgeluid heeft mogen uitgaan.
19. De rechtbank overweegt dat verweerder de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de aangevraagde uitbreiding overeenkomstig de Handreiking heeft uitgevoerd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het herstelbesluit op inzichtelijke wijze heeft getoetst aan de stappen uit de Handreiking. Zo is beoordeeld of de richtwaarden die bij een landelijke omgeving horen worden overschreden, wat het referentieniveau van het omgevingsgeluid is en of het referentieniveau wordt overschreden. Dit laatste is van belang omdat op grond van de Handreiking overschrijding van de richtwaarden mogelijk is tot het referentieniveau van het omgevingsgeluid. Volgens het herstelbesluit worden de aanbevolen richtwaarden voor de dag-, avond- en nachtperiode op flink wat toetspunten overschreden. Dit geldt ook voor het referentieniveau. Omdat op bepaalde toetspunten ook sprake is van overschrijding van het referentieniveau, biedt de mogelijkheid uit de Handreiking om een overschrijding van de richtwaarden tot het referentieniveau hier geen oplossing.
20. Verweerder is bij de beoordeling van de vraag of in de aangevraagde situatie aan de richtwaarden of het referentieniveau wordt voldaan uitgegaan van toetspunten uit een tabel in het akoestisch onderzoek van 3 april 2018 dat deel uitmaakt van de aanvraag. Deze toetspunten met de daarbijbehorende de geluidgrenswaarden van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximale geluidsniveau voor de dag-, avond- en nachtperiode zijn in de actualiseringsvergunning als beoordelingspunt in een geluidsvoorschrift (voorschrift 4.9) opgenomen. In de omstandigheid dat dit voorschrift door de rechtbank in het beroep tegen deze vergunning is vernietigd ziet de rechtbank geen grond om te oordelen dat verweerder deze toetspunten niet heeft mogen gebruiken bij deze beoordeling. Het is niet in geschil dat de toetspunten geluidgevoelige objecten (woningen) zijn in de omgeving van de inrichting die een bepaalde bescherming genieten tegen geluidhinder. Deze toetspunten hebben daarom een zelfstandige betekenis bij de beoordeling van de nu voorliggende aanvraag aan de uitgangspunten van de Handreiking. Dat het voorschrift in de actualiseringsvergunning waarin diezelfde toetspunten zijn gebruikt is vernietigd, maakt dat niet anders. De rechtbank ziet gaan aanleiding om deze zaak aan te houden totdat op het hoger beroep van verweerder tegen die uitspraak van de rechtbank is beslist.
21. De rechtbank overweegt verder dat de motivering van verweerder om de uitbreiding niet toe te staan goed te volgen is. Zonder tegenstrijdigheden heeft verweerder aan de hand van de Handreiking beargumenteerd hoe de bestuurlijke afweging tot stand is gekomen. De rechtbank oordeelt dat verweerder in de belangenafweging in redelijkheid meer gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang van de bescherming van het milieu, waaronder de belangen van omwonenden die zijn gediend met een niet verdere toename van de geluidsbelasting dan aan de belangen van eiseres.
Vergunde grond- en hulpstoffen melkpoeder en melkvervanger.
22. De rechtbank stelt vast dat eiseres in haar zienswijze niet is ingegaan op het gewijzigde voorschrift 2 of de andere voorschriften die aan de omgevingsvergunning zijn verbonden. Door de aanpassing van voorschrift 2 in het herstelbesluit, heeft dit voorschrift alleen nog betrekking op de productie van geperst diervoer en niet meer op niet-geperst diervoer dat geen geuremissie veroorzaakt.
De uitkomst van het beroep
23. De conclusie van de rechtbank is dat verweerder de gebreken met het herstelbesluit heeft hersteld. Het beroep tegen het herstelbesluit is ongegrond. Dit betekent dat eiseres de bedrijfstijden niet mag verruimen en zij gehouden is om diervoerders te produceren binnen de dagen en tijdenstippen uit de eerder vergunde situatie.
24. Zoals al volgt uit overweging 17 is het beroep tegen de bestreden besluiten A en B niet-ontvankelijk.
Griffierecht en proceskosten
25. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat een tussenuitspraak is gedaan aanleiding over verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.312,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1).
26. De rechtbank ziet om dezelfde reden aanleiding te bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen de bestreden besluiten van 17 juli 2018 en 21 februari 2019 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het herstelbesluit van 19 mei 2020 ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 338- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.312,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier. De beslissing is uitgesproken op 15 december 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraken kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.