ECLI:NL:RBMNE:2020:5486

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
16 december 2020
Zaaknummer
8226576 UT19-17895
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake machtigingsverzoek extra beloning mentorschap

In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 11 december 2020, is een verzoek tot machtiging voor extra beloning in het kader van mentorschap behandeld. Verzoekster, die van 16 augustus 2017 tot 6 mei 2020 als mentor van betrokkene heeft gefungeerd, vroeg om machtiging om extra uren in rekening te brengen voor haar werkzaamheden. De kantonrechter heeft kennisgenomen van de complexe situatie rondom betrokkene, die onder bewind stond en een Wajong-uitkering ontving. De kantonrechter oordeelde dat verzoekster niet voor alle extra werkzaamheden een extra beloning kon vragen, aangezien veel van deze werkzaamheden tot de normale taakuitoefening van de mentor behoorden. De kantonrechter heeft echter ook erkend dat er in 2019 sprake was van een complexe situatie, waardoor verzoekster in aanmerking kwam voor een beperkte extra beloning. Uiteindelijk werd verzoekster machtiging verleend om 10 extra uren voor 2019 in rekening te brengen, terwijl het overige verzoek werd afgewezen. De beslissing is genomen met inachtneming van de financiële situatie van betrokkene, die geen recht had op bijzondere bijstand en een beperkt vermogen had.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bewindsbureau
locatie Utrecht
zaaknummer: 8226576 \ UT VERZ 19-17895 KB
MB nummer: [nummer]

Beschikking op een verzoek tot machtiging d.d. 11 december 2020

Op verzoek van:

[verzoekster] h.o.d.n. [naam 1] ,

correspondentieadres: [adres] ,
[vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
met betrekking tot:

[betrokkene] ,

wonende te [adres] ,
[woonplaats] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1991] ,
hierna te noemen: betrokkene.

De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het machtigingsverzoek van 27 november 2019 met bijlagen, ter griffie ingekomen op 2 december 2019;
  • een aanvulling op het machtigingsverzoek, ter griffie ingekomen op 6 januari 2020;
  • een reactie op het machtigingsverzoek van mevrouw [A] , namens de bewindvoerder Stichting [stichting] , zijnde de dossierhouder (hierna: de dossierhouder), ter griffie ingekomen op 20 februari 2020;
  • de brief van betrokkene van 12 mei 2020, ter griffie ingekomen op 18 mei 2020.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 14 september 2020. Ter zitting zijn verschenen:
  • betrokkene;
  • verzoekster;
  • de dossierhouder;
  • mevrouw [B] , maatschappelijk werkster bij [stichting] en persoonlijk begeleidster van betrokkene;
  • mr. A. Schotte, advocaat.
Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.
De kantonrechter heeft voorts kennisgenomen van:
  • een specificatie met betrekking tot (onder andere) de mentorschapskosten in 2017 tot en met 2019 van de dossierhouder, ter griffie ingekomen op 23 oktober jl. en
  • een reactie daarop van verzoekster, ter griffie ingekomen op 2 december jl.

De beoordeling

Bij beschikking van de kantonrechter te Amsterdam van 3 juli 2009 is het vermogen van betrokkene onder bewind gesteld en is tevens een mentorschap ingesteld met ingang van de dag van meerderjarigheid. Verzoekster was de mentor van betrokkene van 16 augustus 2017 tot en met 6 mei 2020. Thans zijn [C] en [D] , vennoten van [naam 2] , mentoren van rechthebbende. Huidige bewindvoerder is Stichting [stichting] , sinds het najaar van 2019 is mevrouw mr. [A] voornoemd de dossierhouder.
In 2019 heeft verzoekster verzocht om machtiging te verlenen voor het in rekening brengen van 29:18 extra uren voor het jaar 2017 en 29:30 extra uren voor het jaar 2018 voor haar werkzaamheden als mentor van betrokkene. Bij beschikking van 9 september 2019 is machtiging verleend om 14:39 extra uren voor 2017 en 14:45 extra uren voor 2018 in rekening te mogen brengen.
In december 2019 is een tweede machtigingsverzoek ter griffie ingekomen. Verzoekster vraagt om voor haar werkzaamheden als mentor 66,7 uur extra uren in rekening te mogen brengen tot en met 15 november 2019.
Bij brief van 18 december 2019 is aan verzoekster bericht dat de kantonrechter voornemens is om het machtigingsverzoek af te wijzen. Bij brief van 6 januari 2020 heeft verzoekster aangegeven het hier niet mee eens te zijn. Zij heeft haar verzoek nader onderbouwd en uitgebreid tot 76 extra uren over heel 2019. Namens de bewindvoerder heeft de dossierhouder bij brief van 19 februari 2020 laten weten dat verzoekster niet voorafgaand aan de werkzaamheden aan de bewindvoerder duidelijk heeft gemaakt dat zij een uurtarief in rekening zou brengen. Betrokkene heeft een Wajong-uitkering, haar financiële situatie laat het (dus) niet toe dat nogmaals extra uren in rekening worden gebracht. Het verzoek moet dan ook worden afgewezen, aldus de dossierhouder.
Het verzoek is vervolgens behandeld ter zitting van 14 september jl. waarna de dossierhouder in de gelegenheid is gesteld een nadere toelichting met betrekking tot (onder andere) de mentorschapskosten te geven waarop verzoekster heeft gereageerd.
Ter onderbouwing van haar verzoek om 76 extra uren over 2019 in rekening te mogen brengen heeft verzoekster aangevoerd dat de situatie rondom betrokkene heel gecompliceerd was/is, waardoor het mentorschap vanaf het begin veel meer uren vergde dan de forfaitaire 17 uren per jaar. Begin 2019 heeft verzoekster veel werk verzet ten aanzien van een goede (nieuwe) woonplek voor betrokkene. De spanningen liepen op bij betrokkene en haar begeleiders, na een time-out mocht ze niet meer naar huis. Het halve team van de locatie waar betrokkene woonde had al ontslag genomen, de overige medewerkers zouden ontslag nemen als betrokkene zou terugkeren. Betrokkene is meerdere keren weggelopen en er zijn wekelijks heftige incidenten geweest omdat betrokkene zich niet goed behandeld voelde. Verzoekster werd regelmatig door betrokkene, de begeleiding of het management van [stichting] gevraagd om een bemiddelende rol te spelen. Verzoekster verwijst daarbij naar de meegestuurde rapportage van de werkzaamheden.
Betrokkene heeft (ook) ter zitting aangegeven dat verzoekster veel werk heeft verzet als haar mentor. In het najaar van 2019 is de relatie echter verstoord, betrokkene voelde zich niet meer gehoord door verzoekster. Betrokkene vindt het kwalijk dat verzoekster niet tegen haar gezegd heeft dat ze extra uren in rekening wilde brengen en dat ze dit achteraf moest horen van de dossierhouder.
De dossierhouder heeft ter zitting niet betwist dat verzoekster in 2019 veel uren heeft besteed aan betrokkene, maar zij vindt dat verzoekster anderen in het netwerk van betrokkene (kosteloos) had kunnen inschakelen om taken over te nemen. Bovendien had verzoekster eerder moeten aangeven dat zij extra uren in rekening wilde brengen. Tijdens het eerste machtigingsverzoek heeft de eerdere dossierhouder verzoekster hierop reeds gewezen. Hierna heeft verzoekster weer extra uren gemaakt die zij thans vergoed wil zien. Tot slot vindt de dossierhouder het verzoek onredelijk in verhouding tot de financiële situatie van betrokkene. Op 31 december 2019 bedroeg het vermogen van betrokkene € 11.943,46, zij heeft geen recht op bijzondere bijstand. Als het verzoek wordt toegewezen zal er bijna geen buffer meer zijn voor onvoorziene uitgaven. Volgens de dossierhouder maakt betrokkene vaak onvoorziene kosten die buiten de begroting of verzekering vallen. Verzoekster had moeten weten dat de extra gevraagde beloning bijna het hele inkomen van betrokkene belast, omdat personen in een instelling vaak een uitkering ontvangen.
Mevrouw [B] voornoemd, persoonlijk begeleidster van betrokkene en werkzaam bij [stichting] , heeft ter zitting verklaard dat betrokkene meerdere keren is verhuisd en dat
er vaak overleg plaatsvindt met hulpverleners van betrokkene. Betrokkene deed zelf vaak een appèl op verzoekster. Er is echter geen moment geweest waarop verzoekster heeft aangegeven dat zij extra uren in rekening wilde gaan brengen. Als zij dit wel had gedaan dan hadden begeleiders en/of hulpverleners kunnen bekijken of taken konden worden overgenomen door anderen. Betrokkene heeft een groot netwerk van hulpverleners om zich heen die taken hadden kunnen overnemen van verzoekster.
In reactie op hetgeen betrokkene, de dossierhouder en de begeleidster van betrokkene naar voren hebben gebracht heeft verzoekster aangegeven dat het klopt dat de eerdere dossierhouder het niet eens was met het eerste machtigingsverzoek in april 2019 omdat zij hiervoor vooraf toestemming had dienen te vragen. Er was veel onrust over de samenwerking met hulpverleners waardoor zij geen taken heeft overgedragen aan hulpverleners in het netwerk van betrokkene. Met betrokkene ging het destijds niet goed, reden waarom zij steeds is bijgesprongen. Verzoekster betwist dat zij de hoogte van het vermogen van betrokkene had moeten weten.
De kantonrechter hanteert bij de beoordeling van het verzoek de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (de Regeling). Het uitgangspunt van de Regeling is dat de regeling een forfaitair karakter heeft. De forfaitaire jaarbeloning voor een ‘standaardmentorschap’ is gebaseerd op 17 uren en geldt als een gemiddelde. Zoals in de Aanbevelingen Mentorschap staat vermeld gaat het systeem uit van de solidariteitsgedachte dat de eenvoudige mentorschappen mede de lasten van ingewikkelder mentorschappen dragen. Niet alleen zal middeling plaatsvinden tussen de verschillende dossiers van de professionele mentor, maar ook binnen één dossier tussen de jaren. Inherent hieraan is dat niet voor alle extra werkzaamheden een extra beloning kan worden gevraagd. In de toelichting op de Regeling is expliciet aangegeven dat extra beloning alleen mogelijk is in uitzonderlijke gevallen en dat niet te snel mag worden overgegaan tot afwijking van de Regeling.
Naar het oordeel van de kantonrechter staat vast dat (ook) in 2019 sprake was van een complexe situatie rondom betrokkene. Niet betwist is dat verzoekster de gedeclareerde uren heeft besteed aan betrokkene. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen betekent dit echter niet dat voor alle extra werkzaamheden een extra beloning kan worden gevraagd. Uit de rapportage van werkzaamheden blijkt dat veel van die werkzaamheden behoren tot de normale taakuitoefening van de mentor waarvoor de forfaitaire vergoeding in het leven is geroepen. Daarnaast zijn er echter ook werkzaamheden verricht die verband houden met incidenten die niet vallen onder de forfaitaire vergoeding. Bij de vaststelling van de beloning van verzoekster neemt de kantonrechter mede in aanmerking de financiële draagkracht van betrokkene. Betrokkene heeft een Wajong-uitkering en had eind 2019 een vermogen van
€ 11.943,46. Betrokkene heeft geen recht op bijzondere bijstand en maakt volgens de dossierhouder vaak onvoorziene kosten die buiten de begroting of verzekering vallen. Gelet hierop kent de kantonrechter bij de vaststelling van de beloning een zwaar gewicht toe aan de vraag of verzoekster een redelijke inschatting heeft gemaakt van de objectieve noodzaak van de tijdbesteding die wordt gedeclareerd. Vaststaat dat de eerdere dossierhouder reeds in april 2019 aan verzoekster heeft laten weten het niet eens te zijn met de extra gedeclareerde uren over de jaren 2017 en 2018. Aangegeven is dat verzoekster vooraf toestemming diende te vragen voor de extra te declareren uren. Vervolgens heeft verzoekster niet aan betrokkene, de dossierhouder, de begeleidster of anderen in het netwerk van betrokkene aangegeven dat zij ook in 2019 veel extra werkzaamheden verrichtte en dat zij hiervoor een extra beloning wilde gaan vragen. Verzoekster is zonder overleg doorgegaan met haar werkzaamheden en het registreren daarvan waarna zij in december 2019 opnieuw machtiging heeft gevraagd voor een fors aantal extra uren. Door niet in overleg te treden met de betrokkenen is niet bezien of anderen in het netwerk van betrokkene taken die niet behoorden tot de normale taakuitoefening van de mentor (kosteloos) van verzoekster konden overnemen. Verzoekster heeft aangegeven dat er onrust heerste over de samenwerking met hulpverleners waardoor zij geen taken heeft overgedragen aan hulpverleners in het netwerk van betrokkene. Dit betekent echter niet dat het niet mogelijk zou zijn geweest om taken over te dragen aan anderen binnen het netwerk van betrokkene, temeer nu betrokkene over een groot netwerk van begeleiders en hulpverleners beschikt.
Nu enerzijds met name begin 2019 sprake was van een zeer complexe situatie rondom betrokkene en anderzijds verzoekster in ieder geval vanaf april 2019 had moeten bezien of zij taken die niet tot de normale taakuitoefening van de mentor behoorden had kunnen overdragen aan anderen zal de kantonrechter de beloning van verzoekster afwijkend vaststellen in de zin dat zij 10 extra uren voor 2019 in rekening mag brengen, en het meer verzochte afwijzen.

De beslissing

De kantonrechter:
- verleent verzoekster machtiging om 10 extra uren voor 2019 (ad € 66,50 euro per uur exclusief BTW) in rekening te mogen brengen;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.H. Schormans, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2020, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend.