Uitspraak
[verzoeker 1] ,
[derde-partij], te [woonplaats] , vergunninghouder,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 november 2020 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een omgevingsvergunning. De vergunninghouder had een vergunning aangevraagd voor het maken van een doorbraak dragende wand in haar appartement, gelegen in een villa met meerdere appartementen. De verzoekers, bewoners van de andere appartementen, hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij vreesden voor schade aan de constructie van het pand zonder toestemming van de Vereniging van Eigenaren (VvE).
Tijdens de procedure heeft de gemachtigde van de vergunninghouder meegedeeld dat zij niet ter zitting zouden verschijnen, maar dat de vergunninghouder toezegde de muur niet te verwijderen totdat er vervangende toestemming was verleend door de kantonrechter of totdat partijen tot overeenstemming waren gekomen. Op basis van deze toezegging heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang meer was voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen, met de overweging dat de toezegging van de vergunninghouder voldoende waarborg biedt voor de belangen van de verzoekers. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.