In deze zaak heeft eiser, een verhuurder, gedaagden, huurders van een kantoorruimte, gedagvaard wegens huurachterstand. De huur bedraagt € 780,45 per maand en er is een huurachterstand ontstaan. Eiser vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de kantoorruimte, alsook betaling van de huurachterstand, vermeerderd met een contractuele boete, rente en kosten. Gedaagden hebben erkend dat er een huurachterstand is, maar stellen dat alleen gedaagde sub 1 partij is bij de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft op 20 oktober 2020 een zitting gehouden waarbij gedaagden aanwezig waren. Eiser heeft toegelicht dat het de bedoeling was dat alle genoemde partijen bij de huurovereenkomst betrokken zouden zijn. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiser ontvankelijk is in zijn vordering tegen alle gedaagden. De huurachterstand is vastgesteld op € 4.239,15 tot en met juli 2020. Gedaagden hebben aangegeven zich niet te verzetten tegen de ontbinding van de huurovereenkomst, waardoor deze is ontbonden. Gedaagden zijn veroordeeld om de kantoorruimte binnen 14 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. De kantonrechter heeft de gevorderde contractuele boete gematigd tot de wettelijke handelsrente, omdat de boete buitensporig was in verhouding tot de schade. Daarnaast zijn gedaagden veroordeeld tot betaling van incassokosten en proceskosten aan eiser.