Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Het geschil en de beoordeling daarvan
“Degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, is gerechtigd dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen.”ASR gaat ervan uit dat [gedaagde] de
“ontvanger”is van de vergoedingen. Dat heeft zij echter niet voldoende onderbouwd. ASR stelt dat [gedaagde] rechtstreeks namens [A] bij ASR heeft gedeclareerd en dat ASR deze rechtstreekse betalingen heeft toegestaan, waardoor sprake is van een stilzwijgende betalingsovereenkomst. Hieruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter echter niet dat [gedaagde] als de
“ontvanger”van de vergoedingen moet worden aangemerkt. Er is hier kennelijk sprake van een restitutieverzekering en uit hoofde van deze verzekering heeft [gedaagde] als onmiddellijk vertegenwoordiger de betalingen ontvangen namens [A] . Het gaat dan dus om betalingen aan [A] , waarvan [A] de
“ontvanger”is. [gedaagde] valt er dan als vertegenwoordiger tussenuit en is niet
“ontvanger”van die betalingen. Die betalingen kunnen dan dus niet bij [gedaagde] worden teruggevorderd op grond van onverschuldigde betaling. Dit kan anders liggen in het geval van een naturaverzekering, maar daarover heeft ASR niets gesteld. Het betoog van ASR dat zij een vordering heeft uit hoofde van onverschuldigde betaling is dus onvoldoende onderbouwd. Een andere grondslag voor een terugvordering heeft ASR niet gesteld. De vordering van ASR wordt daarom afgewezen.