ECLI:NL:RBMNE:2020:5448

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
15 december 2020
Zaaknummer
8514071
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering zorgkosten op grond van onverschuldigde betaling door zorgverzekeraar

In deze zaak vorderde ASR Basis Ziektekostenverzekeringen N.V. een bedrag van € 13.394,81 terug van een zorgverlener, die terminale zorg had verleend aan een cliënte. ASR had eerder een bedrag van € 64.210,32 aan de zorgverlener betaald, maar na controle concludeerde ASR dat een deel van deze kosten onrechtmatig was. De zorgverlener had de zorg rechtstreeks aan ASR gedeclareerd, maar ASR stelde dat de zorgverlener niet de 'ontvanger' was in de zin van artikel 6:203 lid 1 BW, omdat de betalingen feitelijk aan de cliënte waren gedaan. De kantonrechter oordeelde dat de zorgverzekeraar onvoldoende had onderbouwd dat de zorgverlener als ontvanger van de betalingen moest worden aangemerkt. De kantonrechter benadrukte dat de rechtsverhouding tussen de zorgverzekeraar en de verzekerde bepalend is voor de vraag of zorgkosten vergoed moeten worden. Aangezien ASR geen andere grondslag voor de terugvordering had gesteld, werd de vordering afgewezen. ASR werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de zorgverlener op nihil werden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8514071 AC EXPL 20-1331 MS/1270
Vonnis van 16 december 2020
inzake
de naamloze vennootschap
ASR Basis Ziektekostenverzekeringen N.V.,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen ASR,
eisende partij,
gemachtigde: [.] ,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] en kantoorhoudende te [plaatsnaam] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: de heer [..] .

1.De procedure

1.1.
ASR heeft op 11 mei 2020 een dagvaarding ingediend. [gedaagde] heeft schriftelijk verweer gevoerd dat wordt aangemerkt als een conclusie van antwoord. ASR heeft vervolgens een notitie ingediend waarmee zij op het verweer van [gedaagde] heeft gereageerd. Deze notitie wordt aangemerkt als een conclusie van repliek.
1.2.
Op 30 september 2020 was een mondelinge behandeling gepland, die wegens een verhindering aan de kant van [gedaagde] niet door heeft kunnen gaan. De kantonrechter heeft vervolgens voorgesteld schriftelijk verder te procederen. Partijen hebben hiertegen geen bezwaar gemaakt. [gedaagde] heeft vervolgens nog voor dupliek geconcludeerd. Daarna is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1.
[gedaagde] heeft in de periode van 6 september 2016 tot en met 4 december 2016 terminale zorg verleend aan een cliënte van haar, mevrouw [A] (hierna: [A] ). [gedaagde] heeft de verleende zorg rechtstreeks aan ASR gedeclareerd en ASR heeft een bedrag van € 64.210,32 aan [gedaagde] uitbetaald.
2.2.
ASR heeft in 2018 een controle naar de gedeclareerde kosten uitgevoerd en heeft naar aanleiding hiervan geconcludeerd dat een bedrag van € 13.394,81 daarvan onrechtmatig is. Het betrof hier kosten van de aan [A] verleende zorg. ASR heeft jegens [gedaagde] aanspraak gemaakt op terugbetaling van dit bedrag, maar [gedaagde] heeft dit geweigerd.
2.3.
ASR vordert in deze procedure [gedaagde] te veroordelen tot (terug)betaling van het bedrag van € 13.394,81, vermeerderd met rente en kosten. Zij legt aan deze vordering ten grondslag dat zij dit bedrag onverschuldigd aan [gedaagde] heeft betaald. Het zorgplan dat ten behoeve van [A] is opgesteld, bevat onvoldoende informatie waardoor niet kan worden vastgesteld of de geleverde zorg voldoet aan de stand van wetenschap en praktijk en of [A] naar inhoud en omvang redelijkerwijs was aangewezen op de geleverde zorg. Hierdoor kan niet worden bepaald of alle kosten die zijn gedeclareerd vallen binnen de reikwijdte van de Zorgverzekeringswet en moet € 13.394,81 als onrechtmatig worden aangemerkt, aldus ASR.
2.4.
[gedaagde] betwist gemotiveerd dat een deel van de kosten onrechtmatig en onverschuldigd betaald zouden zijn.
2.5.
De kantonrechter stelt voorop dat een zorgverzekering een overeenkomst is tussen de zorgverzekeraar en de verzekerde. Uit een zorgverzekering vloeit geen rechtsverhouding tussen de zorgverzekeraar en de zorgaanbieder voort. Of voor bepaalde zorg dekking bestaat en voor welke omvang moet in de eerste plaats worden afgeleid uit wat de zorgverzekeraar en de verzekerde zijn overeengekomen. De Zorgverzekeringswet en daarop gebaseerde regelingen bepalen de dekking die deel uit moet en mag maken van de zorgverzekering (de basispolis). Partijen kunnen naast de basispolis een dekking voor andere zorg of een hogere dekking overeenkomen (een aanvullende polis). Dat is dan weliswaar geen zorgverzekering in de zin van de Zorgverzekeringswet, maar het is nog steeds een tussen partijen geldende verzekeringsovereenkomst. Ook kan de zorgverzekeraar in specifieke gevallen uit coulance bepaalde zorg vergoeden, ook al is er voor die zorg geen dekking overeengekomen. Verder geldt dat de zorgverzekering de vorm van een naturaverzekering of een restitutieverzekering kan aannemen, of een combinatie van beide. Een naturaverzekering verplicht de zorgverzekeraar tot het organiseren (doen leveren) van de zorg. Dan geldt de zorgaanbieder als opdrachtnemer van de zorgverzekeraar. Een restitutieverzekering verplicht de zorgverzekeraar tot vergoeding van de zorgkosten. Zo’n vergoeding van de zorgkosten is een betaling aan de verzekerde, ook als de zorgaanbieder die betaling feitelijk namens de verzekerde ontvangt. De vraag of bepaalde zorg moet worden vergoed (of terecht is vergoed) moet dus worden beantwoord aan de hand van de inhoud van de specifieke rechtsverhouding tussen de (zorg)verzekeraar en de verzekerde.
2.6.
ASR vordert in deze procedure het bedrag van € 13.394,81 van [gedaagde] terug op grond van onverschuldigde betaling. Artikel 6:203 lid 1 BW bepaalt hierover:
“Degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, is gerechtigd dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen.”ASR gaat ervan uit dat [gedaagde] de
“ontvanger”is van de vergoedingen. Dat heeft zij echter niet voldoende onderbouwd. ASR stelt dat [gedaagde] rechtstreeks namens [A] bij ASR heeft gedeclareerd en dat ASR deze rechtstreekse betalingen heeft toegestaan, waardoor sprake is van een stilzwijgende betalingsovereenkomst. Hieruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter echter niet dat [gedaagde] als de
“ontvanger”van de vergoedingen moet worden aangemerkt. Er is hier kennelijk sprake van een restitutieverzekering en uit hoofde van deze verzekering heeft [gedaagde] als onmiddellijk vertegenwoordiger de betalingen ontvangen namens [A] . Het gaat dan dus om betalingen aan [A] , waarvan [A] de
“ontvanger”is. [gedaagde] valt er dan als vertegenwoordiger tussenuit en is niet
“ontvanger”van die betalingen. Die betalingen kunnen dan dus niet bij [gedaagde] worden teruggevorderd op grond van onverschuldigde betaling. Dit kan anders liggen in het geval van een naturaverzekering, maar daarover heeft ASR niets gesteld. Het betoog van ASR dat zij een vordering heeft uit hoofde van onverschuldigde betaling is dus onvoldoende onderbouwd. Een andere grondslag voor een terugvordering heeft ASR niet gesteld. De vordering van ASR wordt daarom afgewezen.
2.7.
ASR zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op nihil, nu niet is gebleken dat [gedaagde] voor het voeren van deze procedure kosten heeft moeten maken.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt ASR tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 december 2020.