4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1
[slachtoffer 1]heeft aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 2 februari 2020 fietste ik door Lelystad Toen ik vanaf de Albert Heijn weg fietste richting het fietspad [adres] , zag ik een groep van ongeveer 5 tot 8 jongens onder het afdakje bij de snackbar “ [snackbar] ” staan. Ik werd uit het niets staande gehouden. Deze jongens rende mij van achter voorbij en stond ineens plotseling voor mijn fiets. Ik ben gewoon gaan stoppen, omdat ik er niet langs kon. Ik heb toen omgekeken en zag ik de rest van het groepje eraan kwam rennen. Dit groepje was hetzelfde groepje dat ik bij de [snackbar] had zien staan. Ik wilde met mijn fiets langs de groep gaan maar dat lukt niet. Toen besefte ik dat ik niet zomaar weg kon komen met mijn fiets en met mijn tas. Dus ik stapte weg van mijn fiets. Vervolgens heb ik mijn sporttas op de grond gezet naast mijn fiets. Ik zag dat de groep zich beetje bij beetje bij de jongens voegde. Op dat moment heb ik mij gelijk omgedraaid, ik zag in flits een jongen aan komen lopen. Ik ben weggerend, ik keek achterom en zag dat de hele groep jongens weg was gerend. Ik zag dat 1 persoon mijn tas pakte en hiermee richting de [snackbar] rende.
[medeverdachte 1]is als verdachte gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Kun je mij vertellen hoe je dag gisteren was verlopen?
A: Ik logeerde bij mijn neven, [medeverdachte 2] en [B] , in [woonplaats] .
V: En toen?
A: Vriend 1 sprak een jongen aan, [medeverdachte 2] stond achter hem. Ik zag dat ze gingen praten. Ik zag dat de jongen een fiets bij zich had.
V: Had die jongen op de fiets nog wat bij zich?
A: Ja hij had een soort van schoudertas, van Foodlocker, deze was zwart.
V: Van de Albert Heijn weten we dat jullie bij de snackbar de [snackbar] onder de luifel hebben gestaan. Waren jullie met z’n allen?
A: Ja met mijn neven, [medeverdachte 3] en vriend 1 en 2.
A: Toen, fietste hij langs, [medeverdachte 3] zei toen: “kijk hem daar”. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] gingen achter de fietser aan rennen, volgens mij vriend 1 ook. Ze riepen naar de fietser.
V: En toen?
A: Gingen ze achter de fietser aan rennen of joggen, ik rende er achteraan.
V: Hoe heb je dat tasje gezien?
A: Ik zag het tasje al toen de fietser werd aangesproken, later toen ze bij het bosje stonden waar ze met de fietser aan het praten waren zag ik het tasje ook, deze had hij om.
V: Op een gegeven moment zijn jullie naar het water gegaan bij het bankje, daar hebben jullie 15 minuten gezeten, hebben jullie elkaar gesproken.
V: Heb jij dat tasje daar gezien?
A: Ja, ik heb het tasje gezien, deze had vriend 1. Deze had hij over zijn schouder.
V: wat gebeurde er met het tasje.
A: Vriend 1 had het tasje, het tasje had een flap Wij liepen met z’n allen naar het bankje bij het water. [medeverdachte 3] pakte spullen uit de tas. Er was snoep en chips, deze gingen ze eten. Ik heb snoep gegeten. Alle spullen werden uit de tas gehaald.
V: Wat heb je nog meer gezien in de tas.
A: Witte Nike schoenen, wat daarmee gebeurd is weet ik niet.
V: Lag er nog meer in de tas?
A: Een broekje, een sportbroekje.
V: Wat is daarmee gebeurd?
A: Ook weg gegooid.
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergeven:
Ik keek naar de beelden en herkende direct een aantal jeugdigen, waaronder [verdachte] , [B] en [medeverdachte 2] .
Bewijsoverwegingen feit 1
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 2 februari 2020 in Lelystad met meerdere personen op aangever is afgerend en hem staande hebben gehouden. Aangever voelde zich hierdoor bedreigd, is van zijn fiets gestapt, heeft zijn sporttas op de grond gezet en is vervolgens weggerend van de groep. Daarbij kijkt hij nog even achterom en ziet hij dat een persoon zijn tas oppakt. Even later is verdachte met de groep in een park alwaar zij de etenswaren uit de tas consumeren en de overige goederen weggooien.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte zich hierdoor schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Er zijn geen geweldshandelingen waargenomen en er is geen sprake van enig letsel. Alle verdachten hebben ontkend dat er geweld is gebruikt. Ook is het mes dat aangever zou hebben gezien niet aangetroffen. Nu zich in het dossier geen andere verklaringen bevinden die de verklaring van aangever kunnen ondersteunen op dit onderdeel is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er sprake is geweest van geweld en/of bedreiging met geweld. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij er niet bij was “bij die tas” en dat hij ook niet weet wat anderen met die tas hebben gedaan. Hij heeft verder verklaard dat hij samen met een of meer medeverdachten richting park is gelopen.
Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] volgt dat de gehele groep, onder wie verdachte, kort na het incident bij de fiets, bij gelegenheid waarvan één van de personen uit de groep de tas van aangever wegnam en waarna zij gezamenlijk wegrenden, samen is gekomen in een park en dat zij daar de goederen uit de tas hebben gehaald. Verdachte heeft voor het voorhanden hebben van de tas geen aannemelijke verklaring gegeven.
De rechtbank stelt voorop dat aan het enkele voorhanden hebben van gestolen goederen niet zonder meer de conclusie kan worden verbonden dat verdachte die goederen ook heeft gestolen. Voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben moet worden gehecht, zijn de feiten en omstandigheden van het geval van belang.
De rechtbank is van oordeel dat nu verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven, het samen met zijn medeverdachten beschikken over de tas in onderling verband beschouwd met de overige bewijsmiddelen, bewezen is. Daaruit volgt dat verdachte de tas van aangever samen met de medeverdachten heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Bewijsmiddelen feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 december 2020;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 3 februari 2020, genummerd PL0900-2020035049-29, opgemaakt door politie Midden-Nederland, district Flevoland, opgenomen op pagina 143 e.v. van het dossier met registratienummer MD2R020033;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 3 maart 2020, genummerd PL0900-2020035049-71, opgemaakt door politie Midden-Nederland, district Flevoland, opgenomen op pagina 6 (digitale paginanummering) in het aanvullend procesdossier met registratienummer 2020035049.
Bewijsmiddelen feit 3 en feit 4
[slachtoffer 2]heeft aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zit op school in [woonplaats] . Vandaag 20 januari 2020 was ik op school. Uit het niets greep [verdachte] mij aan mijn linkerarm vast. Ik voelde dat hij mij heel erg stevig vast pakte. En tevens greep hij, met zijn andere hand, mij bij mijn keel vast. Ik voelde dat hij mijn keel dicht kneep. Ik kreeg weinig lucht.[verdachte] smeet mij tegen de muur aan. Ik voelde direct pijn aan mijn rug hierdoor. Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Ik sla je tanden eruit, je moet niet tegen mijn nichtje praten en niet over mijn nichtje praten" En toen kneep [verdachte] weer in mijn keel. Ik voelde weer pijn hierdoor. Ik kon net aan adem halen. Op dat moment drukte mij weer tegen de muur aan en hierdoor klapte mijn achterhoofd erg hard tegen de muur. Ook hierdoor voelde ik direct pijn.
Verbalisant [verbalisant 2]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Hierna gaat jongen 1 naar aangever en gaat heel dichtbij hem staan en duwt hem tegen de ramen aan de rechterzijde van de beelden. Jongen 1 heeft hierbij aangever vast met zijn rechterhand bij de linkerarm van aangever en blijft hem tegen de ramen aan duwen. Jongen 1 praat kennelijk tegen aangever en duwt hierbij de aangever meerdere keren stevig tegen de ramen waarbij hij ook met zijn linkerhand de aangever vast heeft bij zijn kraag/keel.
[getuige 1]is als getuige gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat [verdachte] , [slachtoffer 2] vast had met zijn twee handen bij de nek en hij drukte [slachtoffer 2] tegen de raamkant van de muur. Dit ging echt hardhandig.
[getuige 2]is als getuige gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Uit het niets pakte die jongen [slachtoffer 2] bij zijn keel met 2 handen. Ik zag dat [slachtoffer 2] tegen
het raam werd gedrukt. Ik zag dat die jongen [slachtoffer 2] nog steeds tegen de muur of raam aan duwde ik zag dat [slachtoffer 2] omhoog werd geduwd, ik zag dat [slachtoffer 2] zijn hoofd helemaal rood werd.
Verdachteheeft ter terechtzitting van 1 december 2020 onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik heb tegen hem gezegd: “Als je nog één keer aan dat meisje komt dan sla ik al je tanden eruit.”
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsmiddelen feit 5
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 5 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 december 2020;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van binnentreden in woning vam 31 januari 2020, opgemaakt door politie Midden-Nederland, district Flevoland, opgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier met registratienummer PL0900-2020022690;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 20 februari 2020, opgemaakt door politie Midden-Nederland, district Flevoland, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier.