ECLI:NL:RBMNE:2020:5443

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
15 december 2020
Zaaknummer
16/217948-19; 16/030029-20 (gev. ttz); 16/097851-20 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie en taakstraf opgelegd aan minderjarige verdachte voor openlijk geweld en diefstal in vereniging

Op 15 december 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, diefstal en diefstal in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, op verschillende data in Lelystad geweld heeft gepleegd en goederen heeft gestolen. De feiten omvatten onder andere een poging tot afpersing van een slachtoffer, waarbij geweld werd gebruikt, en de diefstal van een tas en een fiets. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht, gezien zijn lichte verstandelijke ontwikkelingsstoornis en ADHD. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is een taakstraf opgelegd, bestaande uit een leerstraf van 35 uur, en zijn er bijzondere voorwaarden gesteld, waaronder toezicht en begeleiding. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij schadevergoeding is opgelegd voor de geleden schade door de diefstallen en geweldpleging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/217948-19; 16/030029-20 (gev. ttz); 16/097851-20 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,geboren op [2004] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 1 december 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. N. El Farougui, advocaat te Amsterdam, alsmede [A] , medewerker bij Samen Veilig (hierna: SAVE), en de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , bijgestaan door mr. L. Noordanus, advocaat te Lelystad, en [slachtoffer 2] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/217948-19:
feit 1 primair:
op 6 september 2019 in Lelystad samen met anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer 3] af te persen;
feit 1 subsidiair:
op 6 september 2019 in Lelystad medeplichtig is geweest aan een poging om [slachtoffer 3] af te persen;
feit 2
op 6 september 2019 in Lelystad samen met anderen [aangever 1] heeft afgeperst;
feit 3
op 13 oktober 2019 in Lelystad met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] ;
feit 4:
op 18 januari 2020 in Lelystad samen met anderen [slachtoffer 1] heeft afgeperst;
parketnummer 16/030029-20:
feit 1
op 2 februari 2020 in Lelystad samen met anderen goederen heeft gestolen van [slachtoffer 2]
, terwijl daarbij geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] is gepleegd;
feit 2
op 30 april 2020 in Lelystad een fiets heeft gestolen van [slachtoffer 5] , terwijl hij daarbij geweld heeft gepleegd tegen die [slachtoffer 5] ;
parketnummer 16/097851-20:
op 25 juni 2019 in Lelystad openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 6] .
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/217948-19, 16/030029-20 en 16/097851-20 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 tot en met 4, feit 5 en 6 en feit 7.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 3 tot en met 7 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de officier van justitie gevorderd verdachte vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor bewezenverklaring van het onder 3 en 7 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde en subsidiair partieel vrijspraak van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde tweede en derde gedachtestreepje, het verschaffen van geld en het verschaffen van een mes dan wel vuurwapen. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd:
  • Er kan niet worden bewezen dat er sprake is geweest van diefstal in vereniging omdat er geen nauwe en bewuste samenwerking is geweest;
  • Verdachte was niet betrokken bij het tenlastegelegde. De betrokkenheid van verdachte volgt enkel uit de verklaring van medeverdachte [aangever 1] . Deze verklaring moet met terughoudendheid worden bezien aangezien deze medeverdachte een eigen belang heeft om niet de waarheid te vertellen. Bovendien heeft medeverdachte [medeverdachte 2] verklaard dat verdachte geen rol heeft gehad bij de poging om de snackbar te overvallen en blijkt uit het dossier dat het medeverdachte [medeverdachte 2] was die de andere medeverdachten van een mes heeft voorzien.
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd:
  • De verklaring van aangever kan niet voor het bewijs gebezigd worden. Deze verklaring moet met terughoudendheid worden betracht aangezien deze aangever een eigen belang heeft om niet de waarheid te vertellen;
  • De goederen zijn niet bij verdachte maar bij medeverdachte [medeverdachte 2] aangetroffen. Bovendien heeft [medeverdachte 2] verklaard de goederen van aangever te hebben gekregen.
Subsidiair heeft de raadsvrouw partieel vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde medeplegen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat medeplegen niet kan worden bewezen aangezien medeverdachte [medeverdachte 2] is vrijgesproken van dit feit.
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van het onder 4 tenlastegelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de aangifte geen ondersteuning vindt in het dossier. De verklaring van getuige [getuige 1] betreft immers een de auditu verklaring. Deze getuige heeft niets van de vermeende diefstal dan wel het geweld waargenomen.
Subsidiair heeft de raadsvrouw partieel vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde medeplegen bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat medeplegen niet kan worden bewezen aangezien medeverdachte [medeverdachte 2] is vrijgesproken van dit feit.
De raadsvrouw heeft partieel vrijspraak bepleit van het onder 5 ten laste gelegde geweld en bedreiging met geweld. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd:
  • In het dossier bevindt zich geen steunbewijs voor het geweld of bedreiging met een mes hetgeen een cruciaal onderdeel van de verdenking is.
  • Er kan niet worden vastgesteld dat het vermeende geweld met een specifiek doel is gepleegd. Bovendien heeft het wegnemen van de tas plaatsgevonden nadat aangever was weggerend.
De raadsvrouw heeft partieel vrijspraak bepleit van het onder 6 ten laste gelegde geweld dan wel de bedreiging met geweld. De aangifte is, gelet op de recente verklaring van aangeefster bij de rechter-commissaris, onbetrouwbaar en kan niet worden gebezigd voor het bewijs. Daarnaast voldoet verdachte niet aan het signalement. Tenslotte is het, gelet op het tijdsbestek, onmogelijk dat verdachte op de plaats is geweest waar het feit volgens de aangifte zou hebben plaatsgevonden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van feit 1
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier vast dat op 6 september 2019 omstreeks 20:50 uur een poging tot het overvallen van [snackbar 2] in [woonplaats] heeft plaatsgevonden waarbij de daders [slachtoffer 3] met een mes hebben bedreigd.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte één van de personen is geweest die deze poging heeft gepleegd, dan wel of verdachte medeplichtig is geweest aan deze poging. De rechtbank is van oordeel dat dit wettig en overtuigend bewijs er niet is en overweegt daartoe als volgt.
Uit de verklaringen van medeverdachte [aangever 1] volgt dat [aangever 1] en medeverdachte [medeverdachte 3] op 6 september 2019 [snackbar 2] zijn binnengetreden, een mes hebben getoond en daarbij hebben gezegd dat zij geld willen. [aangever 1] verklaart dat zij door verdachte zouden zijn aangezet om de overval te plegen en dat verdachte voor een mes en een BB gun had gezorgd. Verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij de poging.
Uit de camerabeelden blijkt dat verdachte omstreeks het moment van de overval met de medeverdachten in de buurt was van de snackbar. Verdachte heeft over zijn aanwezigheid verklaard dat hij in de buurt van de snackbar was omdat hij daar gebruik kon maken van de wifi. De rechtbank acht deze verklaring niet onaannemelijk. Uit het dossier volgt daarnaast dat verdachte en de medeverdachten daar vaker aanwezig zijn en ook geregeld in de nabijgelegen Jumbo goederen kopen. Nu er geen andere aanwijzingen zijn die erop wijzen dat de aanwezigheid van verdachte anders valt te uit te leggen dan dat er sprake is van rondhangen kan niet zonder meer kan worden vastgesteld dat verdachte de situatie en de overval aan het observeren was en aanwijzingen gaf aan de medeverdachten die de snackbar zijn binnengetreden.
Voorts volgt uit de stukken in het dossier niet dat verdachte de medeverdachten van een mes heeft voorzien. Daarover heeft medeverdachte [medeverdachte 2] immers verklaard dat hij, [medeverdachte 2] , het mes heeft gekocht en aan de medeverdachten heeft gegeven. Dit wordt ondersteund door camerabeelden. Het enkele feit dat verdachte geld (van [aangever 1] en [medeverdachte 3] ) aan [medeverdachte 2] heeft gegeven is onvoldoende om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat verdachte betrokken is geweest als medepleger dan wel medeplichtige aan de poging om [snackbar 2] te overvallen. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Vrijspraak van feit 2
Aangever [aangever 1] heeft verklaard dat hij op 6 september 2019 in Lelystad door twee jongens met een broodmes is bedreigd waarop zij zijn iPad en zijn iPhone aan hen heeft afgegeven. Deze goederen zijn later aangetroffen in de scooter van medeverdachte [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] heeft hierover verklaard dat [aangever 1] deze spullen aan hem in bewaring had gegeven zodat [aangever 1] de overval op [snackbar 2] kon uitvoeren. In het dossier bevinden zich geen andere verklaringen of bevindingen die de verklaring van [aangever 1] dat hij door verdachte is bedreigd en beroofd ondersteunen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Vrijspraak van feit 4
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 18 januari 2020 door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] met een mes is bedreigd waarop aangever zijn iPhone en € 50,-- heeft afgegeven. Verdachte heeft ontkend aangever te hebben bedreigd.
Aangever was op het moment dat hij werd beroofd in aanwezigheid van [getuige 1] die als getuige is gehoord. [getuige 1] heeft verklaard dat hij twee jongens bij aangever zag die hij niet kende, en van wie hij later van aangever hoorde dat dat verdachte en medeverdachte waren. [getuige 1] heeft niet gezien dat aangever (door verdachte) is bedreigd omdat [getuige 1] op een bankje is gaan zitten terwijl aangever, met de twee andere jongens (volgens aangever verdachte en de medeverdachte) verder is gelopen en de bedreiging buiten het zicht van [getuige 1] zou hebben plaatsgevonden. Wel heeft [getuige 1] gezien dat aangever een afdruk van een schoen op zijn broek had toen aangever terugkwam. Er bevinden zich verder geen andere verklaringen of bevindingen in het dossier die de verklaring van aangever ondersteunen.
Hoewel de verklaring van [getuige 1] in enige mate ondersteunend is voor de verklaring van aangever is de rechtbank van oordeel dat dit onvoldoende is voor een bewezenverklaring van afpersing nu de getuige niet daadwerkelijk geweld of een wegnemingshandeling heeft waargenomen. Ander ondersteunend bewijs voor essentiële onderdelen in de tenlastelegging ontbreekt. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen feit 3 [1]
[slachtoffer 4]heeft aangifte gedaan. Hij heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 13 oktober 2019 was ik met [verdachte] aan de [straat] in [woonplaats] . Er kwam een groep jongens aanlopen. [2] Ik weet dat ik ineens door [verdachte] vastgegrepen werd en dat hij mij naar de grond trok. Ik merkte toen ineens dat er meerdere mensen uit de groep tegen mij begonnen te schoppen en stompen.
Ik werd vervolgens door [B] vastgegrepen om mij nek heen. [B] pakte mij vervolgens stevig vast. Ik weet en zag dat [C] mij vervolgens tegen mijn hoofd begon te schoppen. Ik had hier pijn van. Toen ik overeind kwam kreeg ik van [verdachte] twee vuistslagen tegen mijn mond aan. Ik heb vervolgens van meerdere jongens van deze groep stompen, klappen en schoppen gehad. [3] [B] droeg mij ook op om aan een lantaarnpaal te likken. [4]
[slachtoffer 4]is nader gehoord. Hij heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
V: (…) Kan jij vertellen wie de persoon is die gefilmd heeft?
A: [D] heeft geslagen en gefilmd, [verdachte] heeft ook gefilmd en nog meer mensen, maar die ken ik allemaal niet. [5]
V: (…) Wat heeft [C] gedaan?
A: Hij heeft mij getrapt en geslagen tegen mijn hoofd op mijn slaap.
V: Als ik het filmpje zie dat trapt hij voor zover wij konden zien in je nek.
A: Nee echt hij schopte op mijn slaap en daar heb ik die plek van op mijn hoofd.
0: Van de rechterkant van het hoofd van de aangever zijn foto's gemaakt.
Daar is op te zien dat de aangever een kleine rode plek naast zijn rechter wenkbrauw
heeft. [6]
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik ontving per app een drietal filmpjes. Op deze filmpjes zag ik dat een drietal voor mij onbekende jongens een vierde jongen mishandelden. Zowel de verdachten als het slachtoffer waren rond de 15 jaar oud. Op de filmpjes is te zien en te horen dat het slachtoffer gedwongen wordt aan een lantaarnpaal te likken. Verder is te zien dat het slachtoffer op de grond ligt en meerdere malen wordt getrapt. Er is ook te zien dat het slachtoffer door een van de verdachten tegen het hoofd wordt getrapt. Hierna probeert het slachtoffer weg te rennen. Op de beelden is te zien dat de drie verdachten vervolgens achter het slachtoffer aan rennen, hem weer te pakken krijgen en hard op de grond gooien. [7]
Verbalisant [verbalisant 2]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
WA0005 - filmpje 1 -
Op dit filmpje zie ik aangever. Ik zie dat hij wordt geslagen door een jongen met een donkerkleurige baseballpet. Ik zie dat ze alle drie achter de aangever rennen. Ik zie dat de jongen met het blauwe trainingspak de aangever te pakken krijgt en hem
keihard op de grond smijt. Ik zie dat de drie jongens bij hem staan, en ik zie dat ze de aangever alle drie belagen terwijl hij op de grond ligt. Ik hoor een persoon 'auw' roepen.
WAO004 - filmpje 2 -
Op dit filmpje zie ik dat aangever wordt vastgepakt door jongen 1 bij zijn
bovenkleding. Ik hoor de jongen op de achtergrond zeggen 'lik die paal'. Ik zie
dat jongen 1 de aangever nog steeds vast heeft bij zijn bovenkleding. Ik zie dat
jongen 1 hem naar een lantaarnpaal duwt. Ik hoor de jongen op de achtergrond zeggen 'lik die paal, lik die paal'. Ik zie dat de aangever de lantaarnpaal eenmaal likt.
WA0003 - filmpje 3 –
Ik zie dat aangever op de grond ligt. Ik zie dat hij een trap tegen de rechterzijde
van zijn hoofd krijgt. [8]
Verbalisant [verbalisant 3]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Tijdens het uitkijken van het genoemde filmpje herkende ik direct de jongen die, de jongen die mishandeld wordt, bij de jas vast heeft en degene die hij vast heeft dwingt een lantaarnpaal te likken. Ik herken de jongen die dit doet als zijnde [verdachte] . [9]
Bewijsmiddelen feit 5 [10]
[slachtoffer 2]heeft aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 2 februari 2020 fietste ik door Lelystad Toen ik vanaf de Albert Heijn weg fietste richting het fietspad [adres] , zag ik een groep van ongeveer 5 tot 8 jongens onder het afdakje bij de snackbar “ [snackbar 1] ” staan. Ik werd uit het niets staande gehouden. Deze jongens rende mij van achter voorbij en stond ineens plotseling voor mijn fiets. Ik ben gewoon gaan stoppen, omdat ik er niet langs kon. Ik heb toen omgekeken en zag ik de rest van het groepje eraan kwam rennen. Dit groepje was hetzelfde groepje dat ik bij de [snackbar 1] had zien staan. Ik wilde met mijn fiets langs de groep gaan maar dat lukt niet. Toen besefte ik dat ik niet zomaar weg kon komen met mijn fiets en met mijn tas. Dus ik stapte weg van mijn fiets. Vervolgens heb ik mijn sporttas op de grond gezet naast mijn fiets. Ik zag dat de groep zich beetje bij beetje bij de jongens voegde. Op dat moment heb ik mij gelijk omgedraaid, ik zag in flits een jongen aan komen lopen. Ik ben weggerend, ik keek achterom en zag dat de hele groep jongens weg was gerend. Ik zag dat 1 persoon mijn tas pakte en hiermee richting de [snackbar 1] rende. [11]
[medeverdachte 1]is als verdachte gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Kun je mij vertellen hoe je dag gisteren was verlopen?
A: Ik logeerde bij mijn neven, [verdachte] en [E] , in [woonplaats] .
V: En toen?
A: Vriend 1 sprak een jongen aan, [verdachte] stond achter hem. Ik zag dat ze gingen praten. Ik zag dat de jongen een fiets bij zich had. [12]
V: Had die jongen op de fiets nog wat bij zich?
A: Ja hij had een soort van schoudertas, van Footlocker, deze was zwart. [13]
V: Van de Albert Heijn weten we dat jullie bij de snackbar de [snackbar 1] onder de luifel hebben gestaan. Waren jullie met z’n allen?
A: Ja met mijn neven, [medeverdachte 4 ] en vriend 1 en 2.
A: Toen, fietste hij langs, [medeverdachte 4 ] zei toen: “kijk hem daar”. [medeverdachte 4 ] en [verdachte] gingen achter de fietser aan rennen, volgens mij vriend 1 ook. Ze riepen naar de fietser.
V: En toen?
A: Gingen ze achter de fietser aan rennen of joggen, ik rende er achteraan.
V: Hoe heb je dat tasje gezien?
A: Ik zag het tasje al toen de fietser werd aangesproken, later toen ze bij het bosje stonden waar ze met de fietser aan het praten waren zag ik het tasje ook, deze had hij om. [14]
V: Op een gegeven moment zijn jullie naar het water gegaan bij het bankje, daar hebben jullie 15 minuten gezeten, hebben jullie elkaar gesproken.
V: Heb jij dat tasje daar gezien?
A: Ja, ik heb het tasje gezien, deze had vriend 1. Deze had hij over zijn schouder.
V: wat gebeurde er met het tasje.
A: Vriend 1 had het tasje, het tasje had een flap Wij liepen met z’n allen naar het bankje bij het water. [medeverdachte 4 ] pakte spullen uit de tas. Er was snoep en chips, deze gingen ze eten. Ik heb snoep gegeten. Alle spullen werden uit de tas gehaald.
V: Wat heb je nog meer gezien in de tas.
A: Witte Nike schoenen, wat daarmee gebeurd is weet ik niet.
V: Lag er nog meer in de tas?
A: Een broekje, een sportbroekje.
V: Wat is daarmee gebeurd?
A: Ook weg gegooid. [15]
Verbalisant [verbalisant 3]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergeven:
Ik keek naar de beelden en herkende direct een aantal jeugdigen, waaronder [medeverdachte 5] , [E] en [verdachte] .
Bewijsoverwegingen feit 5
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 2 februari 2020 in Lelystad met meerdere personen op aangever is afgerend en hem staande hebben gehouden. Aangever voelde zich hierdoor bedreigd, is van zijn fiets gestapt, heeft zijn sporttas op de grond gezet en is vervolgens weggerend van de groep. Daarbij kijkt hij nog even achterom en ziet hij dat een persoon zijn tas oppakt. Even later is verdachte met de groep in een park alwaar zij de etenswaren uit de tas consumeren en de overige goederen weggooien.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Er zijn geen geweldshandelingen waargenomen en er is geen sprake van enig letsel. Alle verdachten hebben ontkend dat er geweld is gebruikt. Ook is het mes dat aangever zou hebben gezien niet aangetroffen. Nu er in het dossier zich geen andere verklaringen bevinden die de verklaring van aangever kunnen ondersteunen op dit onderdeel is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er sprake is geweest van geweld en/of bedreiging met geweld. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
Hoewel verdachte heeft ontkend dat hij onderdeel van de groep is geweest kan worden vastgesteld dat verdachte kort na de diefstal de tas voorhanden heeft gehad. Uit de camerabeelden van de Albert Heijn en de [snackbar 1] blijkt dat verdachte wel degelijk met de medeverdachten onder de luifel van de [snackbar 1] heeft gestaan. Ook is te zien dat hij zich met de medeverdachten richting het slachtoffer beweegt.
Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] volgt dat de gehele groep, onder wie verdachte, kort na het incident bij de fiets, bij gelegenheid waarvan één van de personen uit de groep de tas van aangever wegnam en waarna zij gezamenlijk wegrenden, samen is gekomen in een park en dat zij daar de goederen uit de tas hebben gehaald. Verdachte heeft voor het voorhanden hebben van de tas geen aannemelijke verklaring gegeven.
De rechtbank stelt voorop dat aan het enkele voorhanden hebben van gestolen goederen niet zonder meer de conclusie kan worden verbonden dat verdachte die goederen ook heeft gestolen. Voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben moet worden gehecht, zijn de feiten en omstandigheden van het geval van belang.
De rechtbank is van oordeel dat, nu verdachte hiervoor geen aannemelijke verklaring heeft gegeven, het samen met zijn medeverdachten voorhanden hebben van de tas in onderling verband beschouwd met de verdere bewijsmiddelen, bewezen is. Daaruit volgt dat verdachte samen met de medeverdachten de tas van aangever heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Bewijsmiddelen feit 6 [16]
[aangever 2]heeft namens [slachtoffer 5] aangifte gedaan van diefstal op 30 april 2020 te Lelystad van een zwarte damesfiets met een bagagerekje voorop. [17]
[slachtoffer 5]is door de rechter-commissaris als getuige gehoord. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Mijn fiets stond tegen een boom. Toen moest ik naar huis en zag ik mijn fiets niet meer. Kinderen die daar waren zeiden dat mijn fiets was gepakt door een jongen. [18]
Verdachteheeft ter terechtzitting van 1 december 2020 onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag de fiets tegen een boom staan en toen heb ik de fiets gewoon meegenomen.
Bewijsoverwegingen feit 6
De dochter van aangeefster heeft aanvankelijk verklaard dat haar fiets is weggenomen met behulp van tegen haar gepleegd geweld. Zij is later door de rechter-commissaris als getuige gehoord. Zij heeft daarbij verklaard dat het niet klopt dat er geweld tegen haar is gebruikt maar dat haar fiets wel is gestolen. De reden dat zij aanvankelijk niet de waarheid heeft verteld is dat zij bang was dat haar moeder boos zou worden, omdat zij met een vriendin was met wie zij van haar moeder niet om mocht gaan.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van de dochter van aangeefster niet kan worden gebezigd voor het bewijs. De rechtbank overweegt dat, hoewel de verklaring van aangeefster bij de rechter-commissaris is bijgesteld met betrekking tot het geweld, dit niet het geval is ten aanzien van het wegnemen van de fiets. Bovendien is verdachte later gezien op de fiets en heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij de fiets heeft weggenomen. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de fiets heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van geweld en/of bedreiging met geweld nu daar geen bewijs voor is.
Bewijsmiddelen feit 7 [19]
[slachtoffer 6]heeft aangifte gedaan van openlijke geweldpleging aan de [adres] te [woonplaats] . Hij heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 25 juni 2019 uur bevond ik mij in Lelystad. Ik zag een groepje jongens van vier jongens. Twee jongens ken ik als [G] en [E] . [20] Ik zag en voelde ik dat [E] met zijn vuist mij een harde stoot tegen mijn linker jukbeen gaf. Ik voelde dat ik overal tegelijk werd geschopt geslagen en gestompt. Ik voelde dat ik een paar keer heel hard op mijn hoofd werd geraakt. Ik werd door meerdere jongens tegelijk mishandeld. Ik zag en voelde vervolgens dat er bloed langs mijn nek over mijn schouder liep. Ik zag dat er ik bloed op mijn linker onder arm had. Ik had in het raam gezien dat mijn jukbeen dik was. [21]
[slachtoffer 6]is als aangever gehoord. Hij heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
De persoon die op de camerabeelden te zien in het zwart en met een roze streep op zijn broek is [verdachte] . [22]
[getuige 2]is als getuige gehoord. Hij heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 26 juni 2019
(de rechtbank begrijpt: 25 juni 2019)was ik in Lelystad. We kwamen een groepje jongens tegen. [23] Eén van die jongens was [verdachte] . Ik zag dat [E] met zijn rechtervuist op [slachtoffer 6] zijn hoofd sloeg ter hoogte van het jukbeen. Vervolgens begonnen ze te vechten. [E] en [slachtoffer 6] begonnen elkaar te slaan. Ik zag dat [verdachte] , [G] en de onbekende op [slachtoffer 6] begonnen in te slaan. Ik zag dat [verdachte] , [G] en de onbekende op [slachtoffer 6] aan het intrappen waren. Ze hebben zeker vijf a zes keer op [slachtoffer 6] ingetrapt als het niet meer is geweest. De meeste trappen waren richting [slachtoffer 6] zijn rug en in zijn zij. [24]
[getuige 3]is als getuige gehoord. Zij heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 25 juni 2019 zag ik dat een jongen een andere jongen in elkaar sloeg. [25] Op het moment dat de jongen op de grond viel zag ik dat een jongen met een petje op de jongen op de grond begon te schoppen en te slaan. Hierna deden de andere jongens mee met schoppen en slaan van de jongen die op de grond lag. [26]
[getuige 4]is als getuige gehoord. Zij heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag vier jongens een andere jongen in elkaar slaan. Eén van de jongens droeg een donker trainingspak. Volgens mij was het trainingspak blauw met iets van roze er in.
Dat roze zat volgens mij over de lengte van het been. Een andere jongen herken ik en dat was [E] . [27] De jongen werd op de grond geschopt en geslagen. Ik zag nog dat de jongen met het trainingspak de jongen op de grond nog een schop op zijn hoofd gaf. [28]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 3
op 13 oktober 2019 te Lelystad openlijk, te weten aan de [straat] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 4] , door
- meermalen die [slachtoffer 4] met kracht vast te grijpen en vast te houden (onder meer bij zijn bovenkleding en nek) en
- meermalen die [slachtoffer 4] naar de grond te trekken en te gooien en
- meermalen die [slachtoffer 4] op/tegen het lichaam te trappen/schoppen en slaan/stompen, onder meer terwijl die [slachtoffer 4] op de grond ligt, en
- meermalen die [slachtoffer 4] op/tegen het hoofd te schoppen/trappen terwijl die [slachtoffer 4] op de grond ligt en
- meermalen met kracht met gebalde vuist tegen de mond
- die [slachtoffer 4] te dwingen een lantaarnpaal te likken terwijl die [slachtoffer 4] wordt vastgehouden;
feit 5
op 2 februari 2020 te Lelystad tezamen en in vereniging met anderen een tas, merk Footlocker, met daarin sportkleding en/of sportschoenen en/of voedingsmiddelen, die toebehoorde aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 6
op 30 april 2020 te Lelystad, een fiets (merk Spirit), die toebehoorde aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 7
op 25 juni 2019 te Lelystad openlijk, te weten aan de [adres] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten tegen [slachtoffer 6] door deze [slachtoffer 6] :
- meermalen tegen/op het hoofd/lichaam te schoppen, en
- meermalen tegen/op het hoofd/lichaam te slaan, en
- meermalen tegen/op het hoofd/lichaam te stompen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 3, 5, 6 en 7 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 3 en feit 7, telkens:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 5
diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 6
diefstal.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht het advies van de psycholoog over te nemen en het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van een Pro Justitia rapport van 31 juli 2020, opgemaakt door drs. R.J. Vriend, gezondheidszorgpsycholoog.
Uit dit rapport volgt dat het bewezenverklaarde in verminderende mate aan verdachte kan worden toegerekend. De psycholoog stelt dat er bij verdachte sprake is van een lichte verstandelijke ontwikkelingsstoornis, aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis (hierna: ADHD) en een normoverschrijdend-gedragsstoornis. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde. Wegens de ontkennende proceshouding van verdachte heeft de psycholoog geen specifiek verband kunnen vaststellen tussen de stoornissen en de gedragingen ten tijde van het bewezenverklaarde. De psycholoog heeft enkel in algemene zin uiteengezet op welke wijze de stoornissen het gedrag van verdachte beïnvloeden.
De rechtbank is, gelet op de hierboven beschreven problematiek waarvan de effecten een voortdurende aanwezigheid vormen en de conclusie in de rapportage, die de rechtbank overneemt, van oordeel dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. De inhoud van de rapportage brengt de rechtbank niet tot de slotsom dat is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Nu daarvan ook overigens niet is gebleken is verdachte strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden:
  • de maatregel van Toezicht en Begeleiding, met de mogelijkheid tot behandeling bij het Forensisch FACT-team (hierna: ForFact);
  • een contact- en locatieverbod ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer 1] en zijn woning;
- een taakstraf van 140 uren in de vorm van een werkstraf van 105 uren en een leerstraf (TACt Plus) van 35 uren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte niet meer dan 5 maanden jeugddetentie op te leggen. De raadsvrouw heeft daarnaast verzocht geen werkstraf op te leggen omdat daardoor het risico ontstaat dat verdachte overprikkeld raakt en het hulpverleningstraject niet zijn vruchten kan afwerpen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een relatief korte periode schuldig gemaakt aan vier vervelende en ernstige feiten. Met het stelen van goederen heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans goederen en eigendommen. Naast de diefstallen heeft verdachte openlijk geweld gepleegd tegen twee personen. Met name het geweld tegen [slachtoffer 4] had een bijzonder vernederend karakter. Door zo te handelen hebben verdachte en zijn medeverdachten niet alleen de openbare orde verstoord, maar ook en vooral een vergaande inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is daarnaast een feit van algemene bekendheid dat geweld in de openbare ruimte bijdraagt aan gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 27 oktober 2020 waaruit blijkt dat verdachte eerder op 21 maart 2019 voor soortgelijke feiten als de onderhavige is veroordeeld.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van voornoemd Pro Justitia rapport.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van:
  • een briefadvies van SAVE van 17 april 2020, opgemaakt door S. den Besten, gedragswetenschapper;
  • een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 25 november 2020, opgemaakt door K.S.D. Joerawan, raadsonderzoeker.
Uit het rapport van de psycholoog volgt dat er bij verdachte sprake is van een lichte verstandelijke ontwikkelingsstoornis, ADHD, en een normoverschrijdend-gedragsstoornis. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde. Wegens de ontkennende proceshouding van verdachte heeft de psycholoog geen specifiek verband kunnen vaststellen tussen de stoornissen en de gedragingen ten tijde van het bewezenverklaard. De psycholoog heeft enkel in algemene zin uiteengezet op welke wijze de stoornissen het gedrag van verdachte beïnvloeden.
In algemene zin zorgt de verstandelijke ontwikkelingsstoornis ervoor dat verdachte zaken gemakkelijk verkeerd interpreteert of als tegen hem gericht. Verdachte is hierdoor gevoelig voor status en het bij de groep horen. Door zijn ADHD is verdachte geneigd spanning op te zoeken, waarna hij veel minder dan gemiddeld copingvaardigheden heeft om zijn gedragskeuzes in een pro-sociale richting bij te sturen. In emotioneel opzicht en op vaardigheidsniveau functioneert hij nog op het niveau van een jong kind. Hij heeft weinig vermogen om op zichzelf te reflecteren en zijn gewetensfunctie moet nog tot ontwikkeling komen. Hoewel hij zich niet vanuit verharding antisociaal gedraagt, is er wel sprake van enkele zorgelijk antisociale overtuigingen.
Het risico op recidive wordt door de psycholoog ingeschat als hoog. Hoewel er beschermende factoren zijn zullen deze tekortschieten zodra verdachte meer vrijheden krijgt en alleen met een groep deviante vrienden buiten is. Verdachte heeft tijd nodig om nieuwe vaardigheden te leren. Een behandeling bij een forensische polikliniek is echter te hoog gegrepen. Ook acht de psycholoog groepsbehandeling nog ongeschikt gezien de mate waarin verdachte ontregelt in een groep. De psycholoog adviseert verdachte een zo langdurig mogelijk voorwaardelijk strafdeel op te leggen en daarbij begeleiding door de reclassering met daarnaast een intensieve outreaching individuele begeleiding van betrokkene, bijvoorbeeld door een LVB-organisatie of een buddy-coach, die met betrokkene gaat werken aan het leren vergroten van copingvaardigheden, het omgaan met agressie, het leren verwoorden van gevoelens en gedachten zodat hij verbanden kan gaan zien en het bijstellen van zijn antisociale opvattingen.
Uit het rapport van de Raad volgt dat er op meerdere domeinen zorgen zijn bij verdachte. Verdachte is beïnvloedbaar en gevoelig voor jongeren die crimineel gedrag laten zien, maar lijkt hierin soms ook zelf een grote rol te spelen. De indruk bestaat dat verdachte een netwerk van vrienden heeft, dat zich actief bezig houdt met criminaliteit. Verdachte beheerst nog onvoldoende vaardigheden om risicosituaties te herkennen en wanneer dit nodig is, de juiste keuzes te maken. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. De Raad adviseert om verdachte een taakstraf in de vorm van een leerstraf op te leggen, te weten de gedragsinterventie TACt Plus. Daarnaast adviseert de Raad om verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden dat verdachte meewerkt aan een passende vorm van dagbesteding in de vorm van school en/of werk en dat hij meewerkt aan begeleiding, coaching en behandeling door de Waag of een
soortgelijke instelling, waarbij SAVE opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De Raad heeft ten tijde van het opmaken van het rapport geen duidelijkheid kunnen krijgen of ForFact of De Waag kan worden ingezet om verdachte te begeleiden.
Uit de brief van SAVE volgt dat er een positieve ontwikkeling bij verdachte wordt geconstateerd. De deskundige van SAVE heeft ter terechtzitting het advies toegelicht. SAVE adviseert om niet opnieuw ITB Harde Kern op te leggen omdat verdachte reeds 13 maanden in het ITB traject zit. Verdachte heeft dit traject goed doorlopen en er zijn inmiddels veel vrijheden opgebouwd. Daarnaast onderschrijft SAVE het advies van de Raad.
Ter zitting is duidelijk geworden dat ForFact kan worden ingezet om verdachte te begeleiden, coachen en/of behandelen. Voor het overzicht zou het echter beter zijn om De Waag zowel de leerstraf als de begeleiding, coaching en behandeling te laten uitvoeren. Hiermee zal worden voorkomen dat verdachte iedere dag bij een andere organisatie zit.
Conclusie
De rechtbank houdt er bij het bepalen van de op te leggen straf rekening mee dat de feiten in verminderde mate aan verdachte toegerekend worden. De rechtbank houdt er tevens rekening mee dat verdachte bovengemiddeld lang in het traject ITB Harde Kern heeft gezeten.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven dat het niet nodig wordt geacht om verdachte een jeugddetentie op te leggen die langer is dan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en heeft haar strafeis daarop toegespitst. Hierbij is de officier van justitie ervan uitgegaan dat verdachte ruim vier maanden in voorlopige hechtenis heeft gezeten. Uit de stukken in het dossier blijkt echter dat verdachte 29 dagen in voorarrest heeft gezeten. De rechtbank zal van dit laatste uitgaan.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 3 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde de maatregel van Toezicht en Begeleiding, het meewerken aan begeleiding, coaching en behandeling, en een taakstraf bestaande uit een leerstraf TACt Plus van 35 uur passend en geboden zijn en zal dit aan verdachte opleggen. De rechtbank verstaat dat de instelling die de begeleiding, coaching en behandeling op zich zal nemen tevens de leerstraf zal uitvoeren.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen iPhone 8 en Nokia Ta-1010 teruggegeven kunnen worden aan verdachte. De broek en de tas kunnen teruggegeven worden aan [slachtoffer 2] . De overige in beslag genomen goederen dienen verbeurd te worden verklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de broek en de tas teruggegeven kunnen worden aan [slachtoffer 2] . Zij heeft voorts verzocht de teruggave te gelasten van de overige inbeslaggenomen goederen aan verdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de inbeslaggenomen pet (G2482505) en de inbeslaggenomen Nokia Ta-1010 (G2505196). De rechtbank verstaat dat de overige in beslag genomen, maar niet op de beslaglijst voorkomende, goederen zullen worden teruggegeven aan de rechthebbende.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 842,--. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 117,62. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 5 ten laste gelegde feit.
[aangever 2]heeft zich namens
[slachtoffer 5]als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 634,34. Dit bedrag bestaat uit € 134,34 materiële schade en € 500,-- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 6 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 6]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.500,--. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 7 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 5]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 384,34, bestaande uit € 134,34 materiële schade en € 250,-- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 6]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 750,--, te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1]
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat, gelet op haar verweer om verdachte vrij te spreken van het onder 4 tenlastegelegde, de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. Subsidiair heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
[slachtoffer 2]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de schoenen, gelet op de jurisprudentie en de ouderdom van de schoenen, dient te worden gematigd door een afschrijvingspercentage van 10% in mindering te brengen.
[slachtoffer 5]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op haar verweer om verdachte vrij te spreken van geweldpleging, de vordering van de benadeelde partij niet kan worden toegewezen voor zover het immateriële schade betreft.
[slachtoffer 6]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag van hoogstens € 500,--.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder 4 tenlastegelegde wordt vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[slachtoffer 2]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 107,62 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 februari 2020 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 107,62, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 februari 2020 tot de dag van volledige betaling. Gijzeling zal in verband met de jeugdige leeftijd van verdachte achterwege blijven.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[slachtoffer 5]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 134,34 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 april 2020 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 5] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 134,34, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 april 2020 tot de dag van volledige betaling. Gijzeling zal in verband met de jeugdige leeftijd van verdachte achterwege blijven.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[slachtoffer 6]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 300,-- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 juni 2019 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 6] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 300,--, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 juni 2019 tot de dag van volledige betaling. Gijzeling zal in verband met de jeugdige leeftijd van verdachte achterwege blijven.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 3, 5, 6 en 7 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 3, 5, 6 en 7 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 3, 5, 6 en 7 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
3 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
2 maanden,
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
* zich in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding gedurende de proeftijd meldt bij Samen Veilig Midden-Nederland op het adres Haagbeukweg 149 te Almere, en zich daarna gedurende door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
* meewerkt aan een passende vorm van dagbesteding in de vorm van school en/of werk;
* meewerkt aan begeleiding/coaching/behandeling door dezelfde instelling die de hierna te noemen leerstraf zal uitvoeren;
- waarbij de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het derde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een
leerstraf TACt Plusvan
35 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 17 dagen jeugddetentie;
Voorlopige hechtenis
- heft op de geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen Nokia Ta-1010 (G2505196);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de in beslag genomen pet (G2482505);
- verstaat dat de overige in beslag genomen, maar niet op de beslaglijst voorkomende, goederen zullen worden teruggegeven aan de rechthebbende;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 107,62;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 107,62 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2020 tot de dag van de volledige betaling, waarbij gijzeling in verband met de jeugdige leeftijd van verdachte achterwege zal blijven;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
- wijst de vordering van [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 134,34;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2020 tot de dag van volledige betaling;
- wijst de vordering van [slachtoffer 5] wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 134,34 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2020 tot de dag van volledige betaling, waarbij gijzeling in verband met de jeugdige leeftijd van verdachte achterwege zal blijven;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
- wijst de vordering van [slachtoffer 6] toe tot een bedrag van € 300,--;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 6] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juni 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 6] wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 6] aan de Staat
€ 300,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juni 2019 tot de dag van de volledige betaling, waarbij gijzeling in verband met de jeugdige leeftijd van verdachte achterwege zal blijven;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. R.B. Eigeman en S. Rosendahl, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 december 2020.
Mr. Nahumury is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/217948-19:
1
hij op of omstreeks 6 september 2019 te Lelystad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3] toebehoorde
- een (groot) mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben gekocht en/of bij zich heeft/hebben gedragen en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben gekocht en/of verworven en/of bij zich heeft/hebben gedragen en/of
- naar [snackbar 2] (gelegen aan de [adres] ) is/zijn gegaan en/of
- handschoenen heeft/hebben gedragen en/of
- een masker, althans een gezichtsbedekkend voorwerp heeft/hebben gedragen en/of
- een (groot) mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gepakt en/of
- de deur van de [snackbar 2] heeft/hebben opengehouden en/of
- de [snackbar 2] in is/zijn gelopen en/of
- met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, naar binnen in de [snackbar 2] heeft/hebben gericht en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [slachtoffer 3] heeft/hebben getoond (boven de balie) en/of op/in de richting van die [slachtoffer 3] en/of overig personeel heeft/hebben gericht en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 3] (meermalen) dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd:
”ik wil geld”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[aangever 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 6 september 2019 te Lelystad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door die [aangever 1] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 2] voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot afgifte van geld en/of goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3] toebehoorde,
- een (groot) mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben gekocht en/of bij zich heeft/hebben gedragen en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben gekocht en/of verworven en/of bij zich heeft/hebben gedragen en/of
- naar [snackbar 2] (gelegen aan de [adres] ) is/zijn gegaan en/of
- handschoenen heeft/hebben gedragen en/of
- een masker, althans een gezichtsbedekkend voorwerp heeft/hebben gedragen en/of
- een (groot) mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gepakt en/of
- de deur van de [snackbar 2] heeft/hebben opengehouden en/of
- de [snackbar 2] in is/zijn gelopen en/of
- met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, naar binnen in de [snackbar 2] heeft/hebben gericht en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [slachtoffer 3] heeft/hebben getoond (boven de balie) en/of op/in de richting van die [slachtoffer 3] en/of overig personeel heeft/hebben gericht en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 3] (meermalen) dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd:
”ik wil geld”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 6 september 2019 te Lelystad, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- die [aangever 1] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 2] de locatie aan te wijzen waar de overval moet worden gepleegd, te weten [snackbar 2] (gelegen aan de [adres] ) en/of
- geld te verschaffen aan die [aangever 1] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 2] ten behoeve van de aankoop van een (groot) mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp en/of
- een (groot) mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [aangever 1] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 2] te verschaffen;
2
hij op of omstreeks 6 september 2019 te Lelystad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten de [straat] , met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen doorgeweld en/of bedreiging met geweld
[aangever 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een Apple Ipad (en/of een Ipad-lader) en/of een Apple Iphone, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [aangever 1] toebehoorde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- voor die [aangever 1] is/zijn gaan staan en/of
- die [aangever 1] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: “geef mij je spullen”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- een (brood)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [aangever 1] heeft/hebben getoond en/of naar die [aangever 1] heeft/hebben gericht;
3
hij op of omstreeks 13 oktober 2019 te Lelystad openlijk, te weten op/aan de [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 4] , door
- meermalen, in elk geval eenmaal die [slachtoffer 4] (met kracht) vast te grijpen en/of vast te houden (onder meer bij zijn bovenkleding en/of nek) en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal Die [slachtoffer 4] naar de grond te trekken en/of te gooien en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal die [slachtoffer 4] op/tegen het lichaam te trappen/schoppen en/of slaan/stompen (onder meer terwijl die [slachtoffer 4] op de grond ligt) en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal die [slachtoffer 4] op/tegen het hoofd te schoppen/trappen (terwijl die [slachtoffer 4] op de grond ligt) en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal (met kracht) met gebalde vuist op/tegen de mond, althans het gezicht van die [slachtoffer 4] te slaan/stompen en/of
- die [slachtoffer 4] te dwingen een lantaarnpaal te likken (terwijl die [slachtoffer 4] wordt vastgehouden);
4
hij op of omstreeks 18 januari 2020 te Lelystad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten [adres] , met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon (Apple Iphone 11) en/of een geldbedrag, te weten 50 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] toebehoorde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben weggevoerd van zijn vriend en/of uit het zicht van die vriend en/of
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat hij/zij iemand wil(len) bellen en dat op de telefoon van die [slachtoffer 1] wil(len) doen en/of
- ( vervolgens) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, uit een tas heeft/hebben gehaald en/of aan die [slachtoffer 1] heeft/hebben getoond en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal, die [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd dat hij mee moest werken anders zouden ze hem steken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben gevraagd hoeveel geld hij bij zich had en/of
- die [slachtoffer 1] bij de kraag van de jas heeft/hebben vastgepakt en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd dat hij weer mee moest werken, anders zou hij hem (te weten die [slachtoffer 1] ) neersteken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- op/tegen het (rechterboven)been en/of de/een (rechter)knie van die [slachtoffer 1] , althans op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] , heeft/hebben getrapt/geschopt en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal, in/op/tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer 1] , althans het lichaam van die [slachtoffer 1] , heeft/hebben geslagen/gestompt en/of
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd dat hij niet achter hen aan mocht komen, want dan zouden ze hem steken en/of hij elke maand 50 euro moet geven en elke nieuwe telefoon die hij zou krijgen en/of (nadat die [slachtoffer 1] zei dat hij dat niet ging doen) dat hij dat wel zou gaan doen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
16/030029-20:
1
hij op of omstreeks 2 februari 2020 te Lelystad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg in de wijk [straat] nabij het Bultpark een tas (merk Footlocker, met daarin sportkleding en/of sportschoenen en/of voedingsmiddelen), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door terwijl hij/zij hun gezicht (deels) had(den) bedekt met (een) sjaal(s) en/of (een) (bivak)muts(en)
- voor die [slachtoffer 2] , die op de fiets was, te gaan staan, althans die [slachtoffer 2] de weg te belemmeren en/of
- op die [slachtoffer 2] af te rennen en/of
- naar die [slachtoffer 2] te roepen en/of
- die [slachtoffer 2] bij de schouders vast te pakken en/of
- die [slachtoffer 2] (met kracht) op/tegen de rug te slaan/stompen en/of
- die [slachtoffer 2] een (gedeelte van een) mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, te tonen;
2
hij op of omstreeks 30 april 2020 te Lelystad op de openbare weg, te weten op de fietsbrug tussen de Kubus en Damrif, een fiets (merk Spirit), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- naar die [slachtoffer 5] te lopen en/of voor die [slachtoffer 5] te gaan staan en/of
- het bagagerek van de fiets, althans de fiets van die [slachtoffer 5] vast te pakken en/of vast te houden en/of
- de (rechter)schouder van die [slachtoffer 5] vast te pakken en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 5] naar de grond te trekken (waardoor zij op de grond viel) en/of
- de fiets van die [slachtoffer 5] te pakken;
16/097851-20:
hij op of omstreeks 25 juni 2019 te Lelystad openlijk, te weten aan de [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten tegen [slachtoffer 6] door deze [slachtoffer 6] :
- meermalen, althans eenmaal, tegen/op het hoofd/lichaam te schoppen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen/op het hoofd/lichaam te slaan, en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen/op het hoofd/lichaam te stompen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit de digitale pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 november 2019, genummerd 2019308908/2019312199, opgemaakt door politie Midden-Nederland, district Flevoland, ongenummerd. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 518.
3.Pagina 519.
4.Pagina 520.
5.Pagina 522.
6.Pagina 523.
7.Pagina 529.
8.Pagina 531.
9.Pagina 536.
10.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 januari 2020, genummerd MD2R020021, opgemaakt door politie Midden-Nederland, district Flevoland, doorgenummerd 1 tot en met 107. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
11.Pagina 125.
12.Pagina 117.
13.Pagina 118.
14.Pagina 119.
15.Pagina 120.
16.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 mei 2020, genummerd 2020132201, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 5, 100 tot en met 123, 200 tot en met 202, 300 tot en met 319. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
17.Pagina 101.
18.Proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 19 november 2020, los bijgevoegd.
19.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 april 2020, genummerd PL0900-2019186735, opgemaakt door politie Midden-Nederland, district Flevoland, doorgenummerd 1 tot en met 134. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
20.Pagina 1.
21.Pagina 2.
22.Pagina 16.
23.Pagina 38.
24.Pagina 39.
25.Pagina 46.
26.Pagina 47.
27.Pagina 50.
28.Pagina 51.