Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 november 2020 in de zaak tussen
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft eiseres, die tussen 2008 en 2010 een Ziektewet-uitkering ontving, na beëindiging van deze uitkering geen aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Pas op 9 april 2019 diende zij alsnog een aanvraag in, die door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op 25 juli 2019 werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat eiseres de wachttijd van 104 weken niet had doorlopen. Eiseres maakte bezwaar, maar dit bezwaar werd op 18 oktober 2019 niet-ontvankelijk verklaard omdat het geen gronden bevatte. Tijdens de beroepsprocedure werd echter vastgesteld dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard, waarna de zaak inhoudelijk werd behandeld.
De rechtbank oordeelde dat de verweerder, na het instellen van beroep, de medische beoordeling had moeten heroverwegen. Eiseres was van mening dat zij niet in de gelegenheid was gesteld om haar bezwaren aan te vullen na de medische beoordeling. De rechtbank oordeelde echter dat de herbeoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep correct was uitgevoerd en dat eiseres voldoende gelegenheid had gekregen om haar gronden in te dienen. Wel werd vastgesteld dat verweerder ten onrechte had afgezien van een hoorzitting, wat in strijd was met de Awb. Dit gebrek werd echter gepasseerd door de rechtbank.
De rechtbank concludeerde dat het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond was, maar verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk. Verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moest het griffierecht vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 25 november 2020.