ECLI:NL:RBMNE:2020:5434

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
14 december 2020
Zaaknummer
16/214778-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot inbraak in woning met onvoldoende bewijs

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 december 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die wordt verdacht van poging tot inbraak in een woning in Naarden in de nacht van 23 augustus 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte te verbinden aan het ten laste gelegde feit. De officier van justitie had geconcludeerd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden, maar de rechtbank oordeelde anders. De verdachte was nabij de woning aangehouden, maar de omstandigheden en getuigenverklaringen waren niet voldoende om tot een veroordeling te komen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit.

Daarnaast heeft de benadeelde partij, [aangever], zich in het geding gevoegd en een schadevergoeding van € 497,00 gevorderd. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte van het ten laste gelegde feit werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de benadeelde partij veroordeeld in de kosten die de verdachte heeft moeten maken in verband met de verdediging tegen de vordering, welke kosten voorlopig zijn begroot op nihil.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij mr. H.B.W. Beekman als voorzitter fungeerde, samen met mr. W.S. Ludwig en mr. S. Rosendahl. De griffier van de zitting was mr. L.M.M. Weyers. De uitspraak vond plaats op een openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/214778-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1995] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Nieuwegein te Nieuwegein,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 november 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H.J. Lambers en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. J.M. Keizer, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
in de nacht van 23 augustus 2020 in [woonplaats] samen met een ander door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming heeft geprobeerd geld en/of goederen van hun gading toebehorende aan [aangever] in/uit een woning gelegen aan de [straat] weg te nemen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zijn standpunt verwoord in de ter terechtzitting overgelegde pleitnota. De raadsman heeft – zakelijk weergegeven – vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat onvoldoende bewijs voorhanden is dat verdachte rechtstreeks aan het ten laste gelegde feit verbindt. De omstandigheid dat verdachte nabij de betreffende woning op de openbare weg is aangehouden en dat rondom de woning twee paar handschoenen zijn aangetroffen, is onvoldoende voor een bewezenverklaring. Getuige [getuige 1] heeft weliswaar verklaard dat hij twee onbekende personen uit een zilvergrijze Volkswagen Polo heeft zien stappen, maar getuige [getuige 2] heeft vervolgens maar één persoon nabij de betreffende woning aan de [straat] waargenomen. De rechtbank acht, gelet op het opgegeven signalement van die persoon en de overige stukken in het dossier, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de voornoemde persoon bij die woning is geweest. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde feit.

5.BENADEELDE PARTIJ

[aangever] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 497,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de gevorderde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, omdat verdachte van het ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, dient zij te worden veroordeeld in de kosten die verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. Deze kosten begroot de rechtbank vooralsnog op nihil.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
  • verklaart [aangever] niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • verwijst [aangever] in de door verdachte gemaakte kosten, tot aan de datum van de uitspraak begroot op nihil..
Dit vonnis is gewezen door mr. H.B.W. Beekman, voorzitter, mr. W.S. Ludwig en mr. S. Rosendahl, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M.M. Weyers, griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 december 2020.
Mr. Ludwig is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 augustus 2020 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, omstreeks 03.00 uur, in ieder geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning gelegen aan de [straat] , weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hunner gading, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hunner gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een schroef in het (cilinder)slot van de deur te boren/schroeven/draaien/forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.