ECLI:NL:RBMNE:2020:5428

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
14 december 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1883
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wajong-uitkering wegens arbeidsvermogen van jonggehandicapte

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.F. Ronday, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. I.L.M. Dunselman. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het Uwv had deze aanvraag afgewezen. Eiseres was van mening dat zij geen arbeidsvermogen had door de gevolgen van een ongeval in 2005, waardoor zij hersenletsel had opgelopen. Het primaire besluit van het Uwv, dat op 14 november 2019 was genomen, stelde dat eiseres geen recht had op een uitkering. Dit besluit werd in het bestreden besluit van 8 april 2020 gehandhaafd, waarop eiseres beroep instelde.

Tijdens de zitting op 11 november 2020, die via Skype plaatsvond, heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. Eiseres voerde aan dat haar klachten waren toegenomen en dat zij niet in staat was om te werken. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige in overweging genomen. De verzekeringsarts concludeerde dat eiseres niet volledig arbeidsongeschikt was en dat er geen sprake was van een situatie van 'geen benutbare mogelijkheden'. De rechtbank volgde deze redenering en oordeelde dat eiseres over arbeidsvermogen beschikte, wat betekende dat het Uwv terecht had geweigerd om een Wajong-uitkering te verlenen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1883

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. R.F. Ronday),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. I.L.M. Dunselman).

Procesverloop

Bij besluit van 14 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Bij besluit van 8 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden via Skype op 11 november 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres is geboren op [1989] en is op [2007] achttien jaar geworden. In december 2005 heeft eiseres een ongeval meegemaakt, waaraan zij hersenletsel heeft overgehouden. Daarna heeft eiseres meerdere dienstverbanden gehad. Van 24 maart 2016 t/m 22 mei 2017 had eiseres een dienstverband bij [bedrijf] , waar zij fulltime werkzaam was als supervisor receptie. De laatste maanden van haar dienstverband heeft eiseres verlof gehad en na einde dienstverband ontving zij tot 3 juli 2017 een WAZO-uitkering. Daarna heeft eiseres van 1 juli 2017 t/m 17 mei 2018 een uitkering ontvangen op grond van de Werkloosheidswet (WW). Op 28 juli 2019 heeft eiseres bij verweerder een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend. Vervolgens heeft verweerder de besluiten genomen zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Bij het bestreden besluit handhaaft verweerder zijn standpunt dat eiseres geen recht heeft op een Wajong-uitkering met ingang van 30 juli 2019. Er is volgens verweerder geen sprake van het ontbreken van arbeidsvermogen.
Het oordeel van de rechtbank
3. Op 1 januari 2015 is de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) gewijzigd in de Wajong 2015. Per deze datum is ook het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Schattingsbesluit) aangepast. Tussen partijen is niet in geschil, en ook de rechtbank stelt vast, dat de Wajong 2015 van toepassing is, omdat eiseres haar aanvraag na de inwerkingtreding van de Wajong 2015 heeft ingediend.
4. Op grond van de Wajong heeft iemand als jonggehandicapte recht op een uitkering als hij op de dag waarop hij achttien jaar wordt - kort gezegd - medische en objectief vast te stellen beperkingen heeft en duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Sb) bepaalt dat iemand geen arbeidsvermogen heeft als hij:
geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
De criteria onder a. en b. worden beoordeeld door een arbeidsdeskundige en de criteria onder c. en d. door een verzekeringsarts.
5. Als iemand op de dag waarop hij achttien jaar wordt niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, maar binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, wordt hij alsnog als jonggehandicapte in de zin van de Wajong aangemerkt.
6. Eiseres voert aan dat zij geen mogelijkheden heeft om te werken. De klachten van eiseres zijn wel degelijk toegenomen binnen vijf jaar nadat eiseres 18 jaar werd. Eiseres voert aan dat zij niet in staat is om 1 uur achtereen te werken en ook niet minimaal 4 uur per dag belastbaar is. Er is bij eiseres sprake van niet aangeboren hersenletsel, waardoor zij constant hoofdpijn heeft. De huishoudelijke taken en de verzorging van de kinderen in combinatie met werk kan eiseres niet aan. De opleiding die eiseres heeft gevolgd is met de nodige problemen gepaard gegaan, zowel met betrekking tot het studietempo als de omgang met medestudenten. Eiseres kan daarom niet functioneren in een fysieke en/of sociale werkomgeving. Daarnaast is eiseres meer dan enigszins beperkt in het richten van aandacht. Zij heeft last van concentratieproblemen. Verder is eiseres niet in staat om administratieve werkzaamheden te verrichten. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst eiseres naar medische informatie van Altrecht van 24 maart 2020 en 25 mei 2020.
7. In het rapport van 6 april 2020 concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiseres niet volledig arbeidsongeschikt is. Er is geen sprake van een situatie van ‘geen benutbare mogelijkheden’ conform het Schattingsbesluit. Eiseres is namelijk niet ADL-afhankelijk of bedlegerig, is niet opgenomen in een erkende instelling en er is geen sprake van een onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert ook dat gelet op het medisch beeld en de gegevens van de behandelend sector duidelijk is dat eiseres 1 uur achtereen en minimaal 4 uur per dag kan functioneren. De beperkingen en mogelijkheden zijn in lijn met de aard en ernst van het ziektebeeld beschreven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep benoemt verder dat eiseres een Hbo-opleiding heeft afgerond en heeft gewerkt. Dat de beperkingen recent zijn toegenomen is plausibel en te verklaren vanuit een hogere belasting in de thuissituatie.
8. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep concludeert in het rapport van 7 april 2020 dat eiseres arbeidsvermogen heeft, omdat zij een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie. Als voorbeeldtaak wordt het invoeren van gegevens genoemd. Daarnaast beschikt eiseres volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep over basale werknemersvaardigheden, omdat zij in staat is om eenvoudige instructies te begrijpen, onthouden en onder begeleiding uit te voeren. Zij kan zich ook aan afspraken houden met aandacht van begeleiding. Eiseres heeft 2 jaar als supervisor receptie gewerkt. Hier heeft zij volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep laten zien dat zij beschikt over basale werknemersvaardigheden.
9. De rechtbank kan de redeneringen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich daarbij niet alleen op het medisch beeld en het dagverhaal van eiseres gebaseerd maar heeft ook eigen onderzoek verricht en de medische informatie van de behandelend sector in haar beoordeling betrokken. Het is de rechtbank niet gebleken dat het dagverhaal van eiseres ‘haaks’ staat op de medische informatie van eiseres’ behandelaars. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe haar beoordeling tot stand is gekomen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor de conclusie dat sprake is van een onzorgvuldig en onjuist onderzoek. Wat eiseres in beroep hierover heeft aangevoerd, geeft de rechtbank geen reden hieraan te twijfelen. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat uit het neuropsychologisch onderzoek blijkt dat er aanwijzingen zijn gevonden voor tekorten in het inprenten van niet-contextuele verbale informatie, maar er geen echte aanwijzing voor een cognitieve stoornis is gevonden. De omstandigheid dat eiseres voorheen bij haar moeder woonde waar de zorgtaken uit handen werden genomen is verder niet relevant voor de vraag of eiseres over arbeidsvermogen beschikt. Het gaat erom hoe de situatie feitelijk was en in die feitelijke situatie kon eiseres werken. De beroepsgrond slaagt niet.
10. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding voor het oordeel dat de arbeidskundige beoordeling onjuist is. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 7 april 2020 op een inzichtelijke en navolgbare wijze verslag gedaan van zijn onderzoeksbevindingen en zijn daarop gebaseerde conclusies met betrekking tot de mogelijkheden van eiseres tot arbeidsparticipatie, te weten dat zij over basale werknemersvaardigheden beschikt en een taak in een arbeidsorganisatie kan uitvoeren. De arbeidsdeskundig bezwaar en beroep heeft daarbij voldoende rekening gehouden met de onderzoeksbevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, de voorwaarden voor eiseres voor het uitoefenen van een taak en eiseres’ opleidingsniveau. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiseres over arbeidsvermogen beschikt. Verweerder heeft dus terecht geweigerd aan eiseres een uitkering te verlenen op grond van de Wajong 2015.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier. De beslissing is uitgesproken op 8 december 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.