ECLI:NL:RBMNE:2020:5416

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 december 2020
Publicatiedatum
11 december 2020
Zaaknummer
UTR 20/3628, 20/3629 en 20/3643
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor zorgwoningen in Zeist

Op 4 december 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van verzoeken om voorlopige voorzieningen. De verzoekers, bewoners van de omgeving, hadden bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die op 19 augustus 2020 was verleend aan een derde partij voor de bouw van 14 zorgwoningen in Zeist. De verzoekers vorderden schorsing van het besluit in afwachting van de beslissing op hun bezwaarschriften. Tijdens de zitting waren de verzoekers en hun gemachtigde aanwezig, evenals de gemachtigden van het college van burgemeester en wethouders van Zeist en de vergunninghouder.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen. In zijn overwegingen heeft hij de rechtmatigheid van het besluit beoordeeld en de belangen van partijen gewogen. De rechter concludeerde dat de zorgwoningen passen binnen de bestemming 'Maatschappelijk' van het bestemmingsplan, omdat de zorgcomponent groter is dan de wooncomponent. De voorzieningenrechter oordeelde dat de zorgwoningen niet als reguliere woningen te huur zijn, maar uitsluitend beschikbaar zijn voor bewoners met een indicatie voor 24-uurs zorg.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de argumenten van de verzoekers over parkeernormen en welstand beoordeeld. Hij concludeerde dat het college de parkeernorm onvoldoende had onderbouwd, maar dat dit niet leidde tot schorsing van het besluit. De belangen van de vergunninghouder om door te bouwen wogen zwaarder dan de belangen van de verzoekers. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken afgewezen en geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 20/3628, 20/3629 en 20/3643
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 december 2020 op de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaken tussen

[verzoeker] uit [woonplaats] , verzoeker (UTR 20/3628),

[verzoekster 1] uit [woonplaats] , verzoekster (UTR 20/3629),

[verzoekster 2] uit [woonplaats] , verzoekster (UTR 20/3643),

(gemachtigde: mr. S. Sabur)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist, verweerder

(gemachtigden: C.H. Marskamp en G.J. Brinkman).

Als derde-partij heeft deelgenomen: [derde-partij] te [plaats 1] .

Inleiding

Het college heeft op 19 augustus 2020 een omgevingsvergunning verleend aan [derde-partij] voor de bouw van 14 zorgwoningen aan [adres] in [plaats 2] . De zorgwoningen zullen worden gebruikt voor cliënten van zorginstelling [zorginstelling] .
De verzoekers hebben ieder afzonderlijk bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Zij verzoeken de voorzieningenrechter om het besluit te schorsen in afwachting van de beslissing die het college moet nemen op de bezwaarschriften.
De verzoeken zijn behandeld op de zitting van 4 december 2020. [verzoeker] en zijn vrouw [de vrouw] , [verzoekster 1] , en [verzoekster 2] met haar gemachtigde waren aanwezig bij de zitting. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Vergunninghouder is vertegenwoordigd door [A] en [B] .
Na afloop van de behandeling op de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Aan de hand van de bezwaargronden voert de voorzieningenrechter een voorlopige beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit uit. Daarnaast weegt hij de belangen van partijen bij het doorgaan of stilleggen van de bouw. Hoe minder twijfel hij heeft over de rechtmatigheid van het besluit, hoe minder ruimte er is om gewicht toe te kennen aan de belangen van verzoekers.
3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een (eventuele) beroepsprocedure.
4. De belangrijkste vraag die de verzoekers opwerpen is of het bouwplan past binnen de geldende bestemming Maatschappelijk uit het bestemmingsplan Hoge Dennen-Kerckebosch . In de planregels staat dat de voor Maatschappelijk aangewezen gronden bestemd zijn voor maatschappelijke voorzieningen ter zake van onder meer gezondheidszorg. Het college vindt dat de zorgwoningen hieronder vallen. Verzoekers zijn het daar niet mee eens, zij vinden dat sprake is van wonen.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het gebruik van de zorgwoningen uit het bouwplan passend binnen de bestemming Maatschappelijk. In de toelichting bij het bestemmingsplan staat dat zorgwoningen een maatschappelijke voorziening zijn, als de zorgcomponent groter is dan de wooncomponent. In dit geval overheerst de zorgcomponent. Dat leidt de voorzieningenrechter af uit de volgende gegevens, mede op basis van de toelichting door [zorginstelling] : de zorgwoningen zijn niet als woning te huur, maar zijn alleen beschikbaar voor bewoners met een indicatie voor 24-uurs zorg in de directe nabijheid; er zijn 24 uur per dag zorgmedewerkers van [zorginstelling] beschikbaar; er moet voor de 14 bewoners 12 fte aan zorgpersoneel worden ingezet; en er worden maaltijden verzorgd voor de bewoners.
5. De verzoekers verwijzen naar een kettingbeding uit 1930, dat geldt voor de hele buurt. Daarin staat dat er niet meerdere woningen boven elkaar gebouwd mogen worden. Dat kettingbeding speelt in deze procedure geen rol. Het geldt niet meer voor dit perceel en bovendien gaat het om een civielrechtelijke afspraak.
6. Verzoekers voeren aan dat het plan niet past binnen het Parapluplan parkeernormen [plaats 2] . Het college hanteert een parkeernorm van 0,6 per zorgwoning, 8,4 in totaal. Er worden 12 parkeerplekken gerealiseerd. Volgens verzoekers blijkt uit het besluit niet waar de norm van 0,6 per zorgwoning op is gebaseerd, en wordt er onvoldoende rekening gehouden met het personeel van [zorginstelling] .
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college de gehanteerde parkeernorm onvoldoende onderbouwd. Het is onvoldoende duidelijk hoe die norm tot stand is gekomen. De voorzieningenrechter heeft echter geen reden om aan te nemen dat het college die onderbouwing in bezwaar niet zou kunnen geven. Strijd met het Parapluplan zou in het licht van de belangen van partijen hoe dan ook geen reden zijn om het besluit te schorsen, omdat verzoekers op de zitting hebben aangegeven dat zij niet bang zijn voor parkeeroverlast.
7. Verzoekers voeren verder aan dat het bouwplan in strijd is met de criteria voor het gebied Hoge Dennen in de Welstandsnota. Zij wijzen op de markante locatie op de hoek van twee historische lanen, Hoog Kanje en Oranje Nassaulaan. Op grond van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juli 2009 (ECLI:NL:RVS:2009:BJ1906) over hetzelfde perceel moet ook worden getoetst aan de aanvullende criteria voor de Oranje Nassaulaan. Het college verwijst naar het positieve welstandsadvies van de commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit van 12 november 2019.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit het advies van de welstandscommissie niet wat er precies is getoetst en aan welke criteria. De conclusie van de welstandscommissie is echter wel duidelijk. Er is daarom geen reden om te denken dat dit positieve advies met een nadere onderbouwing in bezwaar niet overeind kan blijven.
8. Het college moet het besluit in bezwaar op de aspecten parkeren en welstand nog nader onderbouwen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan de vergunning dan in bezwaar in stand blijven.
9. In het licht van deze rechtmatigheidstoets gaan de belangen van de vergunninghouder om door te kunnen bouwen voor op de belangen van de verzoekers om de bouw te schorsen. Als de vergunninghouder doorbouwt, doet hij dat echter wel op eigen risico.
10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 4 december 2020 door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid vanmr. M. van der Knijff, griffier.
De griffier en de rechter zijn niet in de gelegenheid dit proces-verbaal te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Geen hoger beroepTegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.