ECLI:NL:RBMNE:2020:5415
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft eiser, die een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft aangevraagd, beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) om zijn aanvraag af te wijzen. Het UWV had in een eerdere beslissing op bezwaar, gedateerd 6 augustus 2019, het bezwaar van eiser gegrond verklaard en hem met terugwerkende kracht een WIA-uitkering toegekend, waarbij zijn arbeidsongeschiktheidspercentage op 35,25% was vastgesteld. Eiser was het niet eens met deze beoordeling en heeft zijn beroep op 4 december 2020 laten behandelen in de rechtbank.
Tijdens de zitting was eiser aanwezig, samen met zijn gemachtigde, mr. D. Gürses, en een tolk. De gemachtigde van het UWV, mr. C.W.P. van den Berg, was eveneens aanwezig. Eiser voerde aan dat zijn klachten en beperkingen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onderschat waren en dat hij in werkelijkheid 80-100% arbeidsongeschikt was. Hij heeft medische stukken ingediend ter ondersteuning van zijn standpunt, maar de rechtbank oordeelde dat deze stukken niet nieuw waren en niet relevant voor de datum in geding, 30 november 2018.
De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de klachten van eiser op de relevante datum ernstiger waren dan door de verzekeringsarts was vastgesteld. Eiser heeft niet kunnen onderbouwen dat het medisch oordeel van de verzekeringsarts onjuist was. De rechtbank heeft ook het verzoek van eiser om een deskundige aan te stellen afgewezen, omdat er geen reden was om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gedaan op 4 december 2020 door rechter mr. K. de Meulder, in aanwezigheid van griffier mr. M. van der Knijff.