ECLI:NL:RBMNE:2020:5413

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2020
Publicatiedatum
11 december 2020
Zaaknummer
16/147687-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor voorbereiding van een overval, maar bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een vuurwapen

Op 10 december 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1994, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en de voorbereiding van een overval. De zaak werd behandeld op basis van het onderzoek dat plaatsvond tijdens de terechtzittingen op 14 september en 26 november 2020. De officier van justitie, mr. A. Drogt, vorderde een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het eerste feit en een straf gelijk aan het voorarrest voor het tweede feit.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 3 juni 2020 in Abcoude een pistool voorhanden had, maar dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat hij betrokken was bij de voorbereidingen voor een overval. De handgeschreven notities die in de auto van de verdachte werden aangetroffen, werden als plannen voor afpersing geïnterpreteerd, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat de verdachte op de hoogte was van deze plannen. Daarom werd hij vrijgesproken van het eerste feit, maar het tweede feit, het voorhanden hebben van een vuurwapen, werd bewezen verklaard. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 105 dagen op, gelijk aan het voorarrest, en sprak de verdachte vrij van de overige tenlasteleggingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/147687-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 september 2020 en 26 november 2020. De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 26 november 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en mr. A.M.G. Wolffs, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 op 3 juni 2020 te Abcoude samen met een ander voorwerpen voorhanden heeft gehad ter voorbereiding van een overval;
Feit 2 op 3 juni 2020 te Abcoude samen met een ander een pistool voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Zij baseert zich hierbij op de processen-verbaal van bevindingen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 ten laste gelegde. Er is geen bewijs voorhanden waaruit volgt dat verdachte wist of had moeten vermoeden dat de handgeschreven notities in de auto aanwezig waren. En áls verdachte al wist dat de notities in de auto lagen, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte ook opzet had op het uitvoeren van de daarop genoteerde handelingen.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsvrouw geen verweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is het volgende gebleken.
Verdachte zat als bestuurder in een auto waarin een vuurwapen werd aangetroffen. In de auto en de achterbak lagen diverse tassen. In één van die tassen zat een bivakmuts. In een andere tas zaten diverse bankpassen op naam van verschillende personen, en in een tweetal tassen ook een zorgpas, een OV chipkaart en een rijbewijs op naam van [A] . In de tas met de bankpassen, de zorgpas en een OV chipkaart op naam van [A] zat voorts een drietal A4-tjes met handgeschreven aantekeningen, met het opschrift ‘plan A’, ‘plan B’ en ‘Plan C’.
Hierop staat vermeld:
PLAN A
- beide passen laten vallen ( €5000,00 per kaart)
- als het klaar is, overvallen in de auto
- auto parkeren voor zijn auto
- instappen geld pakken en weg
Verdeling: [A] doet begin proces, checken hoeveel mensen
bijlmer rijd auto
[B] en [C] stappen in zijn auto
Risico’s: meerdere mensen bij de bonker
‘Plan B’ en ‘Plan C’ bevatten varianten op de tekst van ‘Plan A’, waarbij eveneens de namen Bijlmer, [C] , [B] en [A] voorkomen.
De politie heeft onderzoek gedaan naar [A] . Dit blijkt [A] te zijn en hij is op 2 juni 2020, de dag voor de aanhouding van verdachte, aangehouden in een onderzoek in Noord-Nederland ter zake verdenking van pinpasfraude. [A] verklaart dat hij de eigenaar is van een deel van de aangetroffen goederen in de auto waarin verdachten zaten. [A] bekent dat hij zich samen met anderen bezig houdt met pinpasfraude. Zij waren daarbij zelf weer opgelicht. De handgeschreven notities zijn plannen met mogelijke manieren om deze personen terug te pakken. De plannen zijn niet uitgevoerd. [A] wil niet verklaren welke personen bedoeld worden met Bijlmer, [B] en [C] . Hij ontkent de handgeschreven notities zelf te hebben geschreven.
Een verbalisant van politie verklaart echter dat het handschrift van verdachte [A] sterke overeenkomst vertoont met het handschrift waarmee de notities zijn gemaakt.
Ten aanzien van de aangetroffen goederen heeft verdachte als volgt verklaard.
Het vuurwapen is van hem. Hij droeg dit bij zich voor zijn eigen veiligheid.
De bivakmuts is ook van hem, hij droeg die ter bescherming voor corona.
De handgeschreven notities kent hij niet. Hij had kort daarvoor tassen van [A] opgehaald en wist niet wat daar allemaal inzat. Bijlmer is niet zijn bijnaam.
De rechtbank overweegt dat de handgeschreven notities naar de uiterlijke verschijningsvorm plannen betreffen om anderen af te persen. De plannen zijn concreet en hebben, nu ze zijn aangetroffen in een tas van [A] samen met pinpassen van diverse personen, naar het oordeel van de rechtbank een relatie met de pinpasfraude waarmee [A] zich bezig houdt. Er zijn aanwijzingen dat [A] de notities heeft geschreven.
Naar het oordeel van de rechtbank is echter geen bewijs voorhanden dat verdachte betrokken was bij de plannen om anderen af te persen en dat hij de persoon is die in de notities Bijlmer wordt genoemd.
Uit de stukken en het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat verdachte in de Bijlmer woont, een auto huurt die hijzelf niet kan betalen en die auto regelmatig door [A] wordt gebruikt. Daarnaast zijn er sterke aanwijzingen, gelet op de gesprekken die in de telefoon van verdachte zijn aangetroffen, dat verdachte zich samen met [A] bezig houdt met pinpasfraude. Dit zijn verdachte omstandigheden maar, naar het oordeel van de rechtbank, onvoldoende om te concluderen dat verdachte bekend was met de inhoud van de handgeschreven notities in zijn auto en daarmee eveneens opzet had op het misdadige doel van de plannen, te weten het uitvoeren van een overval.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van hetgeen onder feit 1 aan hem ten laste is gelegd.
Ten aanzien van feit 2
Verdachte heeft dit feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 november 2020;
  • het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ;
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] , team Forensische Opsporing. [2]
Bewijsoverweging
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het tezamen en in vereniging voorhanden hebben van het vuurwapen. Verdachte heeft bekend dat het pistool van hem is, terwijl op grond van het dossier niet is komen vast te staan dat medeverdachte [medeverdachte] , de bijrijder in de auto, bekend was met de aanwezigheid van het vuurwapen in één van de tassen in de auto.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 2
op 3 juni 2020 te Abcoude, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Zoraki M906, kaliber .380 auto, zijnde een
vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 14 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de (bijzondere) voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit aan verdachte een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest van 105 dagen. Dit is een passende straf met betrekking tot feit 2.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte was in het bezit van een vuurwapen. Dit is een ernstig strafbaar feit. Verdachte verklaart dat hij het wapen bij zich droeg voor zijn eigen veiligheid; om eventueel gevaar voor zichzelf af te wenden. De rechtbank acht dit niet aannemelijk, omdat het wapen was geladen met munitie. Vuurwapens worden meer en meer gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een groot gevaar voor en een bedreiging van een veilige samenleving. Daarom moet streng opgetreden worden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen.
Uit het strafblad van verdachte van 7 augustus 2020 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Dit strafblad is dan ook niet strafverhogend of strafverlagend.
De reclassering heeft een rapport over verdachte opgesteld op 4 november 2020. Zij zien aanwijzingen voor een gebrekkig probleemoplossend vermogen bij verdachte. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Geadviseerd wordt de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden op te leggen, als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 105 dagen passend en geboden. De rechtbank heeft daarbij gelet op de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor het voorhanden hebben van een pistool. Deze straf is gelijk aan het ondergane voorarrest. Daarmee is geen ruimte meer voor een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
105 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mrs. L.C. Michon en C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van D.G.W. van de Haar-Kleijer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 december 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 juni 2020 te Abcoude, gemeente De Ronde Venen, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans
alleen, ter voorbereiding van het te plegen misdrijf van diefstal met geweld (artikel
312 Wetboek van Strafrecht) en/of bedreiging met geweld en/of afpersing (artikel
317 Wetboek van Strafrecht), althans van een misdrijf waarop naar de wettelijke
omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk
(een) voorwerp(en), (een) stof(fen), (een) informatiedrager(s), (een) ruimte(n)
en/of (een) vervoermiddel(en) bestemd tot het in vereniging begaan van
genoemd(e) misdrij(f)(ven), te weten (onder meer)
- een of meerdere bivakmutsen en/of
- een (vuur)wapen, te weten een pistool (Zoraki M906 .380 auto) en/of
- een of meerdere handschoen(en)
- een of meer (handgeschreven) notities met daarin omschreven hoe een overval
te plegen,
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of
voorhanden heeft gehad;
( art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 3 juni 2020 te Abcoude, gemeente De Ronde Venen, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een
pistool, van het merk Zoraki M906, kaliber .380 auto en/of 9mm kort, zijnde een
vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft
gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )

Voetnoten

1.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van politie van 11 augustus 2020, genummerd PL0900-202021172, opgemaakt door de Landelijk Eenheid, Dienst Infrastructuur, Geografische afdeling Zuid-Oost-Nederland, pagina 16
2.Voormeld proces-verbaal, pagina 34 en 35