ECLI:NL:RBMNE:2020:5412

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 december 2020
Publicatiedatum
11 december 2020
Zaaknummer
C/16/512372 / HA RK 20-276
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter wegens vermeende partijdigheid

Op 1 december 2020 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht een mondelinge uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoekster, wonende in België, tegen mr. D. Wachter, de behandelend rechter in een andere zaak. Het wrakingsverzoek was ingediend op 10 november 2020, twaalf dagen na de zitting op 29 oktober 2020, en was gebaseerd op de indruk van de verzoekster dat de rechter niet onpartijdig was. De verzoekster stelde dat zij pas na de zitting zich bewust werd van de gedragingen van de rechter die tot een wraking konden leiden. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat de verzoekster al tijdens de zitting op de hoogte was van de feiten en omstandigheden die haar wrakingsverzoek onderbouwden. Hierdoor was het verzoek niet tijdig ingediend volgens artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De wrakingskamer verklaarde de verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek en droeg de griffier op om het proces-verbaal aan alle betrokken partijen te zenden. De procedure in de oorspronkelijke zaak met zaaknummer C/16/492779/HA ZA 19-217 dient voortgezet te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/512372 / HA RK 20-276
Schriftelijke uitwerking van de mondeling gegeven beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 1 december 2020
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] (België),
verzoekster,
advocaat mr. L. Wijnbergen te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het wrakingsverzoek van verzoekster van 9 november 2020
- de schriftelijke reactie van de gewraakte rechter van 29 november 2020
- de reactie van mr. M.J.G. Boenders-Lamers, advocaat van de belanghebbende.
- de zittingsaantekeningen van de zitting van 29 oktober 2020.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 1 december 2020 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
1.3.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig: verzoekster met haar advocaat, de rechter en de belanghebbende [A] met zijn advocaat.
1.4.
Deze beslissing vormt de schriftelijke vastlegging van de op 1 december 2020 door de wrakingskamer na afloop van de behandeling gegeven mondelinge beslissing en is op 8 december 2020 opgemaakt.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. D. Wachter als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer C/16/492779/ HA ZA
19-217.
2.2.
Verzoekster vindt dat de wrakingskamer haar in haar verzoek kan ontvangen, ondanks dat het verzoek twaalf dagen na afloop van de zitting is ingediend. Volgens verzoekster is zij namelijk pas een aantal dagen na afloop van de zitting bekend geworden met het feit dat de gedragingen en uitlatingen van de rechter tijdens de zitting tot een wraking konden leiden. Enkele dagen nadat verzoekster hiermee bekend was geworden, heeft zij het wrakingsverzoek ingediend. Verzoekster heeft aan haar wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechter zich tijdens de zitting op 29 oktober 2020 zodanig heeft opgesteld en uitgelaten dat bij verzoekster de indruk is ontstaan dat de rechter niet onpartijdig is in deze zaak.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Op grond van artikel 37 lid 1 Rv wordt het verzoek gedaan zodra die feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Dit voorschrift strekt ertoe te verzekeren dat de procedure direct nadat zich feiten of omstandigheden hebben voorgedaan waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, wordt geschorst door de indiening van een wrakingsverzoek en niet pas op een later tijdstip nadat er mogelijk al verdere proceshandelingen zijn verricht.
3.2.
De gronden die verzoekster aan haar wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd, zien volledig op de gang van zaken tijdens de zitting op 29 oktober jl. Tijdens de zitting was verzoekster dan ook al op de hoogte van alle feiten en omstandigheden waarop het verzoek tot wraking steunt. Verzoekster heeft het wrakingsverzoek vervolgens pas op 10 november 2020 ingediend bij de rechtbank. Dat is twaalf dagen later. De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet tijdig is in de zin van artikel 37 lid 1 Rv. De door verzoekster gegeven uitleg dat zij weliswaar wel met een onprettig gevoel de zittingzaal verliet, maar dat zij pas later het gevoel onderkende dat de rechter niet onpartijdig was, maakt het niet tijdig indienen van het verzoek niet verschoonbaar nu de wraking puur ziet op wat op de zitting zou hebben plaatsgevonden. Dit betekent dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op dit proces-verbaal toe te zenden aan verzoekster, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is en aan de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoekster met zaaknummer C/16/492779 HA ZA
19-217 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. G.A. Bos en mr. J.G. Nicholson als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. C.E.M. Roeleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2020.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.