ECLI:NL:RBMNE:2020:5403

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2020
Publicatiedatum
11 december 2020
Zaaknummer
UTR 20/1330
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor bouwplan op industrieterrein Woudenberg op basis van welstandseisen

In deze zaak hebben eisers, die voornemens zijn een bedrijfsgebouw te bouwen op een perceel in Woudenberg, een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders heeft deze aanvraag geweigerd op basis van een negatief advies van de welstandscommissie, die oordeelde dat het bouwplan niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen deze weigering, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Hierop hebben eisers beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het enige geschilpunt in deze zaak is of het bouwplan van eisers in strijd is met de redelijke eisen van welstand. De rechtbank overweegt dat het college niet gebonden is aan het advies van de welstandscommissie, maar dat het college wel op dat advies mag afgaan, mits het op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De rechtbank concludeert dat het college de welstandscriteria correct heeft toegepast en dat het advies van de welstandscommissie zorgvuldig is opgesteld.

Eisers hebben aangevoerd dat hun bouwplan voldoet aan de beeldkwaliteitseisen, maar de rechtbank oordeelt dat het college bij de welstandstoets rekening moet houden met de specifieke welstandscriteria voor het bedrijventerrein. De rechtbank volgt de motivering van de welstandscommissie en concludeert dat het college de omgevingsvergunning terecht heeft geweigerd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1330

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 december 2020 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , te [woonplaats] , eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudenberg (het college), verweerder
(gemachtigden: K. Celik en J. Frieling).

Inleiding

Eisers hebben het voornemen om op het perceel [adres] in [woonplaats] (het perceel) een bedrijfsgebouw te bouwen. Zij hebben hierover vooroverleg gevoerd met het college. Naar aanleiding van een principeadvies van de welstandscommissie MooiSticht (de welstandscommissie) hebben zij hun bouwplan aangepast en een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en de aanleg van een uitrit.
Met een brief van 17 juli 2019 heeft het college aan eisers meegedeeld dat de welstandscommissie een negatief advies heeft uitgebracht over hun aanvraag en eisers in de gelegenheid gesteld om een gewijzigd bouwplan in te dienen. Eisers hebben geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid. Het college heeft vervolgens op 22 oktober 2019 de gevraagde omgevingsvergunning geweigerd (het primaire besluit), omdat het bedrijfsgebouw in strijd is met de redelijke eisen van welstand. Eisers hebben tegen dit besluit bezwaar ingediend.
Met een besluit van 26 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eisers ongegrond verklaard en de weigering in stand gelaten.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 10 november 2020. Eisers en de gemachtigden van het college waren hierbij aanwezig.

Overwegingen

Wat is het geschil?
1. De rechtbank stelt voorop dat de enige grond die het college aan het primaire besluit ten grondslag heeft gelegd is dat het bedrijfsgebouw in strijd is met de redelijke eisen van welstand. De aanvraag van eisers voldoet volgens het college verder aan alle vereisten waaraan deze zou moeten voldoen. Het enige geschilpunt tussen partijen is dan ook of het bouwplan van eisers wel of niet in strijd is met de redelijke eisen van welstand. Daarover gaat deze uitspraak.
Wat houdt de welstandstoets in?
2. Als de gemeenteraad welstandscriteria heeft vastgesteld moet het college, als er een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt ingediend, beoordelen of de plaatsing en het uiterlijk van het bouwwerk waarop deze aanvraag betrekking heeft, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand [1] . De gemeenteraad heeft voor het perceel welstandscriteria vastgesteld en dus moet het college mede op basis van die welstandscriteria toetsen of de aanvraag van eisers voldoet aan de redelijke eisen van welstand.
3. Ten tijde van de aanvraag van eisers waren de welstandscriteria voor het perceel vastgelegd in de welstandsnota gemeente Woudenberg uit 2004 (de welstandsnota) en de beeldkwaliteitseisen voor de spoorzone, zoals aangegeven in de Toelichting van het bestemmingsplan ‘Spoorzone’ (de beeldkwaliteitseisen). Dit zijn algemene criteria die voor alle bouwplannen in het gehele gebied gelden. Het college moet bij de welstandstoets aan de hand van deze algemene criteria beoordelen of het ontwerp van dit specifieke bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning wordt aangevraagd geen afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit en beleving van het betreffende gebied.
Wat is het advies van de welstandscommissie?
4. Het college heeft over de aanvraag van eisers advies gevraagd aan de welstandcommissie. Die heeft op 9 september 2019 advies uitgebracht. Daaruit blijkt dat de commissie de aanvraag heeft beoordeeld aan de hand van de criteria uit welstandsnota en de beeldkwaliteitseisen, in het bijzonder aan het criterium dat de bestaande gebouwde omgeving voor het bouwplan het kwalitatieve referentiepunt is, in het bijzonder die van na 1998. Dat wil zeggen dat het bouwplan de bestaande stedenbouwkundige structuur, de typologie van gebouwen en de detaillering, kleur- en materiaalgebruik van deze bestaande gebouwde omgeving als uitgangspunt dient te nemen. Verder geldt als criterium dat de representatieve zijde (kantoorgedeelte, entree) naar de openbare buitenranden moet zijn gericht. Volgens de welstandscommissie voldoet de door eisers voorgestelde dakbeëindiging met een zeer flauwe kap niet aan de redelijke eisen van welstand. Deze past volgens haar niet binnen de omgeving van het bedrijventerrein waarop het perceel is gelegen.
5. Verder geeft de welstandscommissie in haar advies een aantal oplossingsrichtingen. Deze oplossingsrichtingen liggen niet ten grondslag aan de weigering van de omgevingsvergunning en het bestreden besluit, maar zijn een handreiking naar eisers voor een architectonische oplossing waarbij het ontwerp geen afbreuk meer zal doen aan de ruimtelijke kwaliteit en beleving van het betreffende gebied. Daarvoor zijn meerdere oplossingen mogelijk, maar die zijn voor deze uitspraak verder niet relevant. De rechtbank kan alleen toetsen of het college de door eisers aangevraagde omgevingsvergunning mocht weigeren.
Mocht het college de omgevingsvergunning weigeren?
6. Als het college de welstandscommissie om advies heeft gevraagd is hij niet aan dit advies gebonden. De verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing berust bij het college. Maar volgens vaste rechtspraak mag het college wel op dat advies van de welstandcommissie afgaan, nadat hij is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders als de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies van een andere deskundig te achten persoon of instantie heeft overgelegd dan wel concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht.
7. Eisers voeren aan dat hun bouwplan voldoet aan de beeldkwaliteitseisen en daarom voldoet aan de redelijke eisen van welstand. De rechtbank stelt voorop dat naast de beeldkwaliteitseisen voor het perceel ook de welstandscriteria voor het bedrijventerrein [straat] uit de welstandsnota gelden. Door de beeldkwaliteitseisen te presenteren als een soort van afvinklijst miskennen eisers naar het oordeel van de rechtbank ook het karakter van het welstandsadvies. Het college moet bij de welstandstoets binnen de geldende welstandscriteria beoordelen of het ontwerp van eisers geen afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit en beleving van het betreffende gebied. De welstandscommissie heeft – zoals onder 3 door de rechtbank overwogen – in haar advies aangegeven aan welke criteria zij het bouwplan van eisers in het bijzonder heeft getoetst en gemotiveerd waarom het ontwerp van het bouwplan van eisers niet past binnen de bestaande gebouwde omgeving van het bedrijventerrein waarop het perceel is gelegen. De rechtbank kan de motivering van het advies volgen.
8. Op de zitting hebben eisers verwezen naar andere bouwwerken op het bedrijventerrein, waarbij volgens hen ook sprake is van een afwijkende dakhelling en waarvoor het college wel een omgevingsvergunning heeft verleend. Zelfs als deze stelling van eisers klopt, betekent dit naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat het bouwplan van eisers in deze uitvoering op deze betreffende locatie past binnen de redelijke eisen van welstand. Het college moet bij elke aanvraag een zaakspecifieke welstandstoets doen.
9. Eisers voeren verder aan dat de welstandscommissie steeds andere eisen stelde aan hun bouwplan. De rechtbank kan eisers hierin niet volgen. Ook in het principeadvies van de welstandsommissie van 28 mei 2019 staat dat de dakhelling van het ontwerp van eisers te flauw is, waardoor het beeld ietwat ambivalent en schraal oogt: noch een echte kap, nog een rustig ‘doosvormig’ volume. De welstandcommissie heeft eisers in dat principeadvies al geadviseerd om een duidelijke keuze te maken. In het definitieve advies geeft de welstandscommissie aan dat bij de definitieve aanvraag aan dit bezwaar over het ontwerp van het bedrijfsgebouw niet tegemoet is gekomen. De commissie heeft in het principeadvies ook een advies gegeven over de gevelindeling van het bouwplan. Deze hebben eisers voor het indienen van de aanvraag wel aangepast en is door de welstandscommissie nu akkoord bevonden.
10. De stelling van eisers dat je de dakhelling niet zou kunnen zien vanaf het tegenover gelegen perceel maakt naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat het college niet op het advies van de welstandcommissie mocht afgaan. Eisers hebben dit standpunt ook naar voren gebracht bij een bespreking van hun bouwplan met de welstandscommissie en was voor haar geen aanleiding om haar advies te wijzigen. De rechtbank overweegt hierbij dat eisers op de zitting hebben erkend dat de dakhelling vanaf andere locaties wel zichtbaar is. Het welstandsadvies gaat niet alleen over de voorzijde van het pand, maar over het totale bouwplan en of dat dit past in de bestaande gebouwde omgeving.
11. Bij dit alles neemt de rechtbank in aanmerking dat eisers geen tegenadvies van een deskundig te achten persoon hebben overgelegd. Dat zij zelf jarenlang ervaring hebben als bouwers, bij het maken van hun ontwerp naar eigen zeggen rekening hebben gehouden met de locatie, een aantal adviezen van de welstandscommissie over hun ontwerp wel hebben overgenomen en vinden dat hun bouwplan wel in overeenstemming is met de redelijke eisen van welstand, zijn geen aanknopingspunten op grond waarvan het college had moeten twijfelen aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het welstandsadvies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop.
Wat is de conclusie
12. De conclusie van het voorgaande is dat het college naar het oordeel van de rechtbank mocht afgaan op het advies van de welstandcommissie en hij de omgevingsvergunning mocht weigeren omdat het bouwplan waarvoor deze werd aangevraagd niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De beslissing is uitgesproken op 10 december 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).