ECLI:NL:RBMNE:2020:5381

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
10 december 2020
Zaaknummer
UTR 20/1052
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake verkeersbesluit

In deze zaak heeft eiser op 18 april 2019 een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om documenten met betrekking tot een verkeersbesluit. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, heeft op 3 juni 2019 een besluit genomen en enkele documenten openbaar gemaakt. Eiser heeft op 7 juni 2019 bezwaar gemaakt tegen de aanvraag van de verkeersmaatregel, maar verweerder heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar was ingediend voordat er een voor bezwaar vatbaar besluit was genomen. Het primaire besluit werd pas op 17 juni 2019 genomen.

In beroep is de vraag aan de orde of verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser stelt dat hij mocht aannemen dat het verkeersbesluit al genomen was, omdat het fietspad waar het verkeersbesluit op betrekking had, al sinds maart 2019 afgesloten was. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn communicatie duidelijk heeft gemaakt dat het verkeersbesluit nog moest worden genomen en dat eiser redelijkerwijs niet kon menen dat het besluit al tot stand was gekomen. De rechtbank concludeert dat het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard en dat het beroep kennelijk ongegrond is.

De rechtbank heeft de uitspraak gedaan op 9 december 2020 en heeft geoordeeld dat eiser geen gelijk krijgt en ook geen proceskostenvergoeding ontvangt. De beslissing is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1052

[eiser] , te [plaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Op 18 april 2019 heeft eiser een verzoek gedaan op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om documenten met betrekking tot de aanvraag van een verkeersbesluit. Bij besluit van 3 juni 2019 heeft verweerder op dit Wob-verzoek beslist en onder meer een aanvraag verkeersmaatregel openbaar gemaakt.
Op 7 juni 2019 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de aanvraag verkeersmaatregel bij het besluit van 3 juni 2019.
Op 17 juni 2019, bekendgemaakt op 19 juni 2019 (het primaire besluit), heeft verweerder beslist over het intrekken c.q. vaststellen van diverse verkeersmaatregelen (het verkeersbesluit).
Bij besluit van 28 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de aanvraag verkeersmaatregel niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Eiser heeft bij zijn Wob-verzoek van 18 april 2019 verzocht om documenten die betrekking hebben op de afsluiting van de Brailledreef voor fietsers. Verweerder heeft bij besluit van 3 juni 2019 twee documenten openbaar gemaakt die zien op de correspondentie over de aanvraag van de verkeersmaatregel, waaronder de aanvraag van het verkeersbesluit.
3. Eiser heeft op 7 juni 2019 bezwaar gemaakt tegen een brief van verweerder van 3 juni 2019, onder vermelding dat hij bezwaar maakt tegen de aanvraag van het verkeersbesluit. Volgens verweerder heeft eiser zijn bezwaarschrift ingediend voordat een voor bezwaar vatbaar besluit was genomen. Het primaire besluit is namelijk pas op 17 juni 2019 genomen. Verweerder heeft het bezwaar van eiser daarom niet‑ontvankelijk verklaard.
4. In beroep is in geschil of verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
5. De termijn om bezwaar te maken gaat pas lopen nadat een besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. [1] Ten aanzien van een voor het begin van deze termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkheid op grond daarvan achterwege indien het besluit ten tijde van de indiening: a. wel reeds tot stand was gekomen, of b. nog niet tot stand was gekomen, maar de indiener redelijkerwijs kon menen dat dit wel reeds het geval was. [2]
6. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij mocht aannemen dat het verkeersbesluit al genomen was toen hij bezwaar instelde. Het fietspad waar het verkeersbesluit op ziet, was al sinds maart 2019 afgesloten. Verweerder wist van tevoren dat de fietsafsluiting langer zou duren. Daarnaast meent eiser dat de gevaarlijke verkeerssituatie die is ontstaan door verweerder geheel genegeerd wordt door zijn bezwaarschrift niet-ontvankelijk te verklaren. Eiser wijst daarbij op een tijdslijn waarmee gebeurtenissen, informatie, feiten en besluiten inzichtelijk worden gemaakt.
7. De rechtbank overweegt dat in de brief van verweerder van 3 juni 2019 stond vermeld dat het verkeersbesluit nog moest worden genomen. Ook is namens verweerder op 28 maart 2019 aan eiser toegelicht dat het treffen van tijdelijke verkeersmaatregelen zonder daartoe strekkend verkeersbesluit voor maximaal vier maanden is toegestaan. Zodra duidelijk was dat de werkzaamheden langer dan vier maanden zouden duren, heeft verweerder terecht in aansluiting op de tijdelijke maatregel op 17 juni 2019 een voor bezwaar en beroep vatbaar verkeersbesluit genomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat eiser redelijkerwijs niet kon menen dat het verkeersbesluit waartegen in rechte kan worden opgekomen reeds eerder tot stand was gekomen. Verweerder heeft het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. In de door eiser overgelegde tijdslijn en informatie ziet de rechtbank geen grond voor een andere conclusie. Het besluit van verweerder is juist en het beroep is kennelijk ongegrond. De rechtbank komt daarom niet toe aan de inhoudelijke bespreking van de beroepsgronden die eiser naar voren heeft gebracht.
8. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Diele, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 9 december 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb.
2.Artikel 6:10, eerste lid, van de Awb.