ECLI:NL:RBMNE:2020:5375

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2020
Publicatiedatum
10 december 2020
Zaaknummer
16.087995.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor mishandeling en bedreiging van zijn ex-partner

Op 10 december 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een 27-jarige man, die werd beschuldigd van het mishandelen en bedreigen van zijn ex-partner. De zaak kwam voor de rechtbank na een incident op 30 maart 2020, waarbij de verdachte zijn ex-partner bedreigde met de dood en haar mishandelde. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen, na een terechtzitting op 26 november 2020, waar de officier van justitie, mr. G.A. Hoppenbrouwers, de vordering heeft ingediend en de verdediging werd gevoerd door mr. J.A.C. van den Brink.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk dreigend heeft gehandeld door zijn ex-partner te bedreigen met een stanleymes en haar keel dicht te knijpen. De rechtbank achtte de verklaringen van de aangeefster geloofwaardig, ondersteund door getuigenverklaringen en bewijsstukken, zoals de aangetroffen stanleymes en ducttape in de auto van de verdachte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot zware mishandeling, omdat niet kon worden vastgesteld dat er sprake was van zwaar lichamelijk letsel.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 120 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, en bepaalde dat hij gedurende de proeftijd onder behandeling moet blijven bij Amethist Verslavingszorg. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de aangeefster en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en middelengebruik. De uitspraak benadrukt de ernst van huiselijk geweld en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.087995.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 november 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. G.A. Hoppenbrouwers, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.A.C. van den Brink, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:
op 30 maart 2020 te Almere [slachtoffer] heeft bedreigd;
feit 2:
primair, op 30 maart 2020 te Almere heeft geprobeerd aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen;
subsidiair, op 30 maart 2020 te Almere [slachtoffer] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 en onder feit 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van beide feiten. De raadsman heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat de ten laste gelegde feiten niet kunnen worden bewezen vanwege een gebrek aan bewijs. Verdachte ontkent en de beschuldigingen zijn grotendeels gebaseerd op de verklaring van aangeefster. Aangeefster heeft de bewoordingen van verdachte verkeerd geïnterpreteerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
De aangifte door [slachtoffer] :
Ik heb vanaf 2016 een relatie gehad met [verdachte] . [2] Op maandag 30 maart 2020 omstreeks 18:30 uur kwam hij mij ophalen. We reden naar de Trekweg en kwamen uit bij het oude paintballterrein. [3] [verdachte] vertelde dat hij mij wilde vermoorden en dat hij zakken bij zich had met ducttape. [verdachte] vertelde dat hij met een stanleymes onze polsen zou doorsnijden. Ik werd erg bang van [verdachte] . [verdachte] bleef maar herhalen dat er geen weg terug was en dat dit de enige oplossing zou zijn. [verdachte] vertelde dat hij wel tien keer had nagedacht op welke plek hij ons zou gaan vermoorden. Hij vertelde touwen te hebben om ons van het leven te beroven. [verdachte] uitte zijn gedachten naar mij. Hij vertelde mij hoe hij mij KO zou slaan en hierna vast bond. [verdachte] kwam op mij afgelopen en kneep mijn mond en keel dicht. Ik werd door [verdachte] op de grond gedrukt terwijl [verdachte] mijn keel dichtkneep. Ik zag dat hij een stanleymes in zijn handen had. [4]
De letselrapportage:
Betrokkene heeft pijn in de nek en bewegen in alle richtingen is pijnlijk.
Beoordeling: drukpijn over halsspieren rechts. [5]
De aanhouding van verdachte:
Wij, verbalisanten, hoorden dat de volgende melding werd uitgegeven:
- dat er een meldster was die ontvoerd zou zijn en momenteel op de vlucht was;
- dat de dader haar ex betrof, genaamd [verdachte] , geboren [1993] ;
- dat de meldster in een voertuig is gestapt van een voorbijganger en richting bureau
Almere kwam;
- dat [verdachte] in een bruine Skoda Octavia rijdt gekentekend [kenteken] ;
- dat hij haar keel dichtgeknepen heeft;
- dat hij een stanleymes bij zich heeft;
- dat hij haar meegenomen heeft naar een afgelegen plek en een mes getoond. [6]
De verklaring van getuige [getuige] :
Op 30 maart 2020 omstreeks 19:20 uur reed ik op de Buitenring te Almere in de richting van de A6. Terwijl ik daar reed zag ik dat er ineens een vrouw de weg op liep. Ik zag dat de vrouw met wilde handgebaren mij tot stoppen dwong. De vrouw stapte direct bij mij in. Toen de vrouw mij instapte vroeg ze aan mij gelijk te gaan rijden en legde ze uit dat ze net ontvoerd was door haar ex. De vrouw zei dat ze net aan de dood ontsnapt was en dat haar ex zeker achter haar aan zou komen. Ze vroeg aan mij om haar naar het politiebureau te rijden. De vrouw was in tranen en duidelijk overstuur. Ze was bang dat haar ex achter haar aan kwam en onderweg naar het politiebureau belde zij met 112. Ik hoorde haar tegen de centralist van 112 het volgende verklaren. "Haar ex wilde met haar praten. Daarom was ze bij hem ingestapt. Toen was hij naar een afgelegen plek gereden, daar bleek hij een Stanley mes en duct tape bij zich te hebben. Ze was er van overtuigd dat hij haar om wilde brengen maar [7] ook zichzelf van zijn leven wilde beroven. Ze was bang dat haar ex tot alles in staat
was en naar haar adres zou gaan of haar zou opwachten bij het politiebureau". [8]
Een screenshot van Google maps met de locatie. [9]
Onderzoek auto:
In dit onderzoek bleek dat de verdachte een voertuig bestuurde, namelijk een personenauto van het merk Skoda met kenteken [kenteken] . Vervolgens deed ik, verbalisant, op 30 maart 2020 onderzoek in het eerder genoemde voertuig. Onder de bestuurdersstoel zag ik een plastic zak. Ik zag aan de achterzijde van de bestuurdersstoel een soort van zak. In deze zak trof ik ook een touw. Toen ik het touw uit deze zak pakte zag ik dat het een wit touw betrof. Ik zag dat aan het eind van dit touw een strop was gemaakt. Verder in deze zak vond ik een wit rolletje tape. Vervolgens vond ik rechtsvoor in de auto, op de grond voor de bijrijdersstoel een Stanleymes. [10]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Vrijspraak feit 2 primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaringen van aangeefster niet kan worden afgeleid hoe lang en met welke kracht verdachte zijn handen rond de nek van aangeefster heeft gezet. Ook kan niet uit de medische verklaring in het dossier worden afgeleid of en in hoeverre door verdachte lichamelijke schade is toegebracht aan de hals, de keel of het strottenhoofd van aangeefster. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat het handelen van de verdachte van dien aard is geweest dat dit de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Bewezenverklaring feit 1 en feit 2 subsidiair
De rechtbank gaat uit van de door aangeefster bij de politie afgelegde verklaring, die inhoudt dat zij is bedreigd en mishandeld door verdachte. Deze verklaring is gedetailleerd en consistent gelet op haar melding en haar aangifte en wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] en de omstandigheid dat verdachte aangeefster heeft meegenomen naar een afgelegen plek. Bovendien zijn alle genoemde goederen – met uitzondering van de ducttape - in de auto aangetroffen. In plaats van de ducttape is andersoortige tape in de auto aangetroffen. Daarom acht de rechtbank deze verklaring geloofwaardig en zal worden uitgegaan van deze lezing van het incident. Dat betekent dat de rechtbank de verklaring van verdachte ongeloofwaardig acht en deze ter zijde schuift.
Ook gaat de rechtbank voorbij aan de e-mail van aangeefster van 24 november 2020, waarin zij – kort gezegd – heeft gesteld dat zij ten tijde van haar aangifte emotioneel was en dat verdachte niet heeft laten blijken dat hij haar iets wilde aandoen. De inhoud van deze e-mail komt niet overeen met de rest van het dossier. De rechtbank hecht meer waarde aan de verklaring die aangeefster kort na het incident heeft afgelegd.
Uit het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op 30 maart 2020 te Almere, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- die [slachtoffer] meegenomen naar een afgelegen plek en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij die [slachtoffer] wilde vermoorden en dat hij zakken en ducttape bij zich had, en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij met een Stanleymes de polsen van die [slachtoffer] zou doorsnijden, en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat er geen weg terug is en dat dit de enige oplossing is, en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij wel tien keer had nagedacht waar hij die [slachtoffer] en zichzelf zou gaan vermoorden, en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij touwen bij zich had om die [slachtoffer] en zichzelf te vermoorden, en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij die [slachtoffer] knock-out zou slaan om die [slachtoffer] vervolgens vast te binden met touwen, en
- zijn handen rond de nek van die [slachtoffer] gezet, en
- een Stanleymes aan die [slachtoffer] laten zien, en
- touw waarin een strop was gemaakt in zijn auto gelegd;
ten aanzien van feit 2 (subsidiair):
op 30 maart 2020 te Almere [slachtoffer] heeft mishandeld door zijn handen rond de nek van die [slachtoffer] te zetten en die [slachtoffer] naar de grond te drukken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2 subsidiair:
mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van twee maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd in behandeling blijft bij Amethist Verslavingszorg, waarbij – indien geïndiceerd – de mogelijkheid bestaat voor een kortdurende klinische opname;
- een taakstraf van 150 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 75 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft – kort gezegd – de rechtbank verzocht bij het opleggen van een straf rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke feiten, dat de ten laste gelegde feiten voortkomen uit een emotioneel beladen situatie, dat de problematiek voor wat betreft het drankgebruik – voor zover daarvan al sprake is – niet delict gerelateerd is, dat verdachte enige tijd heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis, dat verdachte volledig heeft meegewerkt aan begeleiding door de reclassering, dat verdachte lange tijd met een enkelband onder controle heeft gestaan en dat verdachte een belangrijk deel van de verzorging en opvoeding van zijn zoon voor zijn rekening neemt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging en mishandeling van zijn ex-partner. Dit zijn ernstige feiten. De mishandeling en de bedreiging hebben bij aangeefster pijn veroorzaakt, maar bovenal gevoelens van angst teweeggebracht.
Volgens de in de organisatie van de Rechtspraak door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten is een geldboete het oriëntatiepunt voor een mishandeling. Dat de feiten hebben plaatsgevonden binnen de relationele sfeer geldt als strafverzwarende omstandigheid. De rechtbank is van oordeel dat, mede in navolging van de LOVS oriëntatiepunten waarbij in beginsel in huiselijk geweld zaken geen geldboete wordt opgelegd, niet kan worden volstaan met het opleggen van een geldboete. Ook de ernst van de bedreigingen merkt de rechtbank aan als strafverzwarende omstandigheid.
De rechtbank heeft kennis genomen van het op naam van verdachte staand uittreksel justitiële documentatie van 20 oktober 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Ook heeft de rechtbank gelet op de inhoud van de Pro Justitia-rapportage van 27 mei 2020, opgemaakt door psycholoog A.C.J. Schrama. Uit de rapportage blijkt dat verdachte lijdt aan ADHD en een stoornis in het gebruik van middelen zoals cannabis, alcohol en cocaïne. Verschillende kenmerken passen ook in het beeld van een ongespecificeerde depressieve stemmingsstoornis met gemengde kenmerken. Daarvan was ook sprake tijdens het plegen van het tenlastegelegde en dat beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen tijdens het tenlastegelegde. Maar er is geen reden om het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De kans op herhaling van geweld wordt op laag-matig ingeschat, dat op fysiek geweld op laag. Risico’s zijn vooral gelegen in het middelengebruik dat een ontremmende werking heeft bij iemand die van zichzelf impulsief is en uitdagingen zoekt. Spanning leidt tot controleverlies. De psycholoog adviseert dat verdachte een behandeling ondergaat waarin enerzijds abstinentie van middelengebruik en terugvalpreventie en anderzijds mentaliseren en het vergroten van copingvaardigheden centraal staan. Amethist Verslavingszorg biedt deze vormen van hulpverlening aan.
Ook heeft de rechtbank gekeken naar het reclasseringsadvies van Tactus van 21 augustus 2020, opgesteld door J. van Keulen. Uit dit advies blijkt dat de reclassering het psychosociaal functioneren, het middelengebruik en de relatie met zijn partner als criminogene factoren ziet. De reclassering adviseert oplegging van een ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname).
Om te voorkomen dat verdachte opnieuw soortgelijke feiten pleegt, zal de rechtbank aan de straf een voorwaardelijk strafdeel verbinden met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van behandeling zoals geadviseerd door de psycholoog.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de officier van justitie haar eis mede heeft gebaseerd op bewezenverklaring van de poging tot zware mishandeling.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- bepaalt dat van de taakstraf een gedeelte van
40 urensubsidiair 20 dagen hechtenis niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd:
* onder behandeling blijft van Amethist Verslavingszorg, of soortgelijke instelling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. De reclassering kan zo nodig een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor detoxificatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. Michon, voorzitter, mrs. G. Perrick en C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Broere, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 december 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 30 maart 2020 te Almere, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- die [slachtoffer] meegenomen naar een afgelegen plek en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij die [slachtoffer] wilde vermoorden en dat hij zakken en duck-tape bij zich had, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij met een Stanleymes de polsen van die [slachtoffer] zou doorsnijden, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat er geen weg terug is en dat dit de enige oplossing is, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- een afscheidsfilmpje gemaakt voor zijn, verdachtes, zoontje en het zoontje van die [slachtoffer] en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij wel tien keer had nagedacht waar hij die [slachtoffer] en zichzelf zou gaan vermoorden, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij touwen bij zich had om die [slachtoffer] en zichzelf te vermoorden, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij die [slachtoffer] knock-out zou slaan om die [slachtoffer] vervolgens vast te binden met touwen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- zijn handen rond de nek van die [slachtoffer] gezet en/of de keel van die [slachtoffer] dichtgeknepen en/of
- een Stanleymes aan die [slachtoffer] laten zien en.
- duck-tape en/of touw waarin een strop was gemaakt in zijn auto gelegd;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 30 maart 2020 te Almere, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen zijn handen rond de nek van die [slachtoffer] te zetten en/of de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen en/of die [slachtoffer] naar de grond te drukken, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 maart 2020 te Almere, in elk geval in Nederland [slachtoffer] heeft mishandeld door zijn handen rond de nek van die [slachtoffer] te zetten en/of de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen en/of die [slachtoffer] naar de grond te drukken;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2020093913, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 64. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar mogelijk wordt volstaan met een verkorte en zakelijke weergave.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 30 maart 2020, pagina 29.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 30 maart 2020, pagina 30.
4.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 30 maart 2020, pagina 31.
5.Een geschrift van 11 mei 2020, inhoudende de letselrapportage forensische geneeskunde van GGD Flevoland, opgesteld door M. Wind.
6.Een proces-verbaal van aanhouding van 30 maart 2020, pagina 7.
7.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 30 maart 2020, pagina 33.
8.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 30 maart 2020, pagina 34.
9.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 30 maart 2020, pagina 35-36.
10.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 30 maart 2020, pagina 37.