4.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
De aangifte door [slachtoffer] :
Ik heb vanaf 2016 een relatie gehad met [verdachte] .Op maandag 30 maart 2020 omstreeks 18:30 uur kwam hij mij ophalen. We reden naar de Trekweg en kwamen uit bij het oude paintballterrein.[verdachte] vertelde dat hij mij wilde vermoorden en dat hij zakken bij zich had met ducttape. [verdachte] vertelde dat hij met een stanleymes onze polsen zou doorsnijden. Ik werd erg bang van [verdachte] . [verdachte] bleef maar herhalen dat er geen weg terug was en dat dit de enige oplossing zou zijn. [verdachte] vertelde dat hij wel tien keer had nagedacht op welke plek hij ons zou gaan vermoorden. Hij vertelde touwen te hebben om ons van het leven te beroven. [verdachte] uitte zijn gedachten naar mij. Hij vertelde mij hoe hij mij KO zou slaan en hierna vast bond. [verdachte] kwam op mij afgelopen en kneep mijn mond en keel dicht. Ik werd door [verdachte] op de grond gedrukt terwijl [verdachte] mijn keel dichtkneep. Ik zag dat hij een stanleymes in zijn handen had.
De letselrapportage:
Betrokkene heeft pijn in de nek en bewegen in alle richtingen is pijnlijk.
Beoordeling: drukpijn over halsspieren rechts.
De aanhouding van verdachte:
Wij, verbalisanten, hoorden dat de volgende melding werd uitgegeven:
- dat er een meldster was die ontvoerd zou zijn en momenteel op de vlucht was;
- dat de dader haar ex betrof, genaamd [verdachte] , geboren [1993] ;
- dat de meldster in een voertuig is gestapt van een voorbijganger en richting bureau
Almere kwam;
- dat [verdachte] in een bruine Skoda Octavia rijdt gekentekend [kenteken] ;
- dat hij haar keel dichtgeknepen heeft;
- dat hij een stanleymes bij zich heeft;
- dat hij haar meegenomen heeft naar een afgelegen plek en een mes getoond.
De verklaring van getuige [getuige] :
Op 30 maart 2020 omstreeks 19:20 uur reed ik op de Buitenring te Almere in de richting van de A6. Terwijl ik daar reed zag ik dat er ineens een vrouw de weg op liep. Ik zag dat de vrouw met wilde handgebaren mij tot stoppen dwong. De vrouw stapte direct bij mij in. Toen de vrouw mij instapte vroeg ze aan mij gelijk te gaan rijden en legde ze uit dat ze net ontvoerd was door haar ex. De vrouw zei dat ze net aan de dood ontsnapt was en dat haar ex zeker achter haar aan zou komen. Ze vroeg aan mij om haar naar het politiebureau te rijden. De vrouw was in tranen en duidelijk overstuur. Ze was bang dat haar ex achter haar aan kwam en onderweg naar het politiebureau belde zij met 112. Ik hoorde haar tegen de centralist van 112 het volgende verklaren. "Haar ex wilde met haar praten. Daarom was ze bij hem ingestapt. Toen was hij naar een afgelegen plek gereden, daar bleek hij een Stanley mes en duct tape bij zich te hebben. Ze was er van overtuigd dat hij haar om wilde brengen maarook zichzelf van zijn leven wilde beroven. Ze was bang dat haar ex tot alles in staat
was en naar haar adres zou gaan of haar zou opwachten bij het politiebureau".
Een screenshot van Google maps met de locatie.
Onderzoek auto:
In dit onderzoek bleek dat de verdachte een voertuig bestuurde, namelijk een personenauto van het merk Skoda met kenteken [kenteken] . Vervolgens deed ik, verbalisant, op 30 maart 2020 onderzoek in het eerder genoemde voertuig. Onder de bestuurdersstoel zag ik een plastic zak. Ik zag aan de achterzijde van de bestuurdersstoel een soort van zak. In deze zak trof ik ook een touw. Toen ik het touw uit deze zak pakte zag ik dat het een wit touw betrof. Ik zag dat aan het eind van dit touw een strop was gemaakt. Verder in deze zak vond ik een wit rolletje tape. Vervolgens vond ik rechtsvoor in de auto, op de grond voor de bijrijdersstoel een Stanleymes.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Vrijspraak feit 2 primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaringen van aangeefster niet kan worden afgeleid hoe lang en met welke kracht verdachte zijn handen rond de nek van aangeefster heeft gezet. Ook kan niet uit de medische verklaring in het dossier worden afgeleid of en in hoeverre door verdachte lichamelijke schade is toegebracht aan de hals, de keel of het strottenhoofd van aangeefster. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat het handelen van de verdachte van dien aard is geweest dat dit de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Bewezenverklaring feit 1 en feit 2 subsidiair
De rechtbank gaat uit van de door aangeefster bij de politie afgelegde verklaring, die inhoudt dat zij is bedreigd en mishandeld door verdachte. Deze verklaring is gedetailleerd en consistent gelet op haar melding en haar aangifte en wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] en de omstandigheid dat verdachte aangeefster heeft meegenomen naar een afgelegen plek. Bovendien zijn alle genoemde goederen – met uitzondering van de ducttape - in de auto aangetroffen. In plaats van de ducttape is andersoortige tape in de auto aangetroffen. Daarom acht de rechtbank deze verklaring geloofwaardig en zal worden uitgegaan van deze lezing van het incident. Dat betekent dat de rechtbank de verklaring van verdachte ongeloofwaardig acht en deze ter zijde schuift.
Ook gaat de rechtbank voorbij aan de e-mail van aangeefster van 24 november 2020, waarin zij – kort gezegd – heeft gesteld dat zij ten tijde van haar aangifte emotioneel was en dat verdachte niet heeft laten blijken dat hij haar iets wilde aandoen. De inhoud van deze e-mail komt niet overeen met de rest van het dossier. De rechtbank hecht meer waarde aan de verklaring die aangeefster kort na het incident heeft afgelegd.
Uit het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.