Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Procesverloop
- de betrokkene,
- mr. W.B. Janssens, advocaat van de betrokkene,
- mevrouw [B] , gedragsdeskundige,
- mevrouw [C] , begeleidster,
- de vader van de betrokkene.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 26 november 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1990, in een WZD-geregistreerde accommodatie. Het verzoek tot machtiging werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 9 november 2020. De betrokkene verzet zich tegen het innemen van medicatie, wat leidt tot een onvrijwillig verblijf volgens artikel 24 lid 4 van de Wet zorg en dwang (Wzd). Tijdens de mondelinge behandeling, die via Skype plaatsvond vanwege coronamaatregelen, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar advocaat mr. W.B. Janssens, en een gedragsdeskundige. De rechtbank concludeert dat de betrokkene, die lijdt aan een lichte verstandelijke handicap en schizofrenie, een sterke vrijheidsdrang heeft en niet in staat is om de noodzaak van medicatie in te zien. De rechtbank oordeelt dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen en dat de betrokkene zich verzet tegen onderdelen van de zorgverlening, waardoor het leveren van cliëntgerichte zorg feitelijk niet mogelijk is. De rechtbank verleent daarom de gevraagde machtiging voor de duur van één jaar, tot en met 26 november 2021.