ECLI:NL:RBMNE:2020:5372
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Beslissing over wrakingsverzoek tegen rechter in civiele zaak
Op 8 december 2020 heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. J.P. Killian, de behandelend rechter in een civiele zaak. Het wrakingsverzoek werd ingediend omdat de verzoeker meende dat de rechter vooringenomen was en hem niet had willen aanhoren tijdens de mondelinge behandeling van de zaak met zaaknummer C/16/511820 / KG ZA 20-575. De wrakingskamer heeft het verzoek op 1 december 2020 in het openbaar behandeld, waarbij de verzoeker en de gewraakte rechter niet aanwezig waren, maar de heer [A] en zijn echtgenote wel. De wrakingskamer heeft de procedure beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de relevante Europese normen.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de verzoeker de rechter heeft gewraakt na het geven van een voorlopig oordeel over een deel van de vordering. De wrakingskamer concludeert dat uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat de rechter niet vooringenomen was en dat de verzoeker voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn standpunt naar voren te brengen. De wrakingskamer heeft ook overwogen dat het geven van een voorlopig oordeel door de rechter, dat mogelijk onwelgevallig was voor de verzoeker, op zichzelf geen grond voor wraking vormt. Gezien deze overwegingen heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaard.
De beslissing is openbaar uitgesproken en de griffier is opgedragen om deze beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen. De procedure van de verzoeker met het eerder genoemde zaaknummer dient voortgezet te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.