ECLI:NL:RBMNE:2020:537

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 februari 2020
Publicatiedatum
18 februari 2020
Zaaknummer
16/158170-19; 16/104634-19 en 16/143014-19 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen en bewezenverklaring van handel in hard- en softdrugs, belaging, bedreiging en mishandeling

Op 18 februari 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder de handel in hard- en softdrugs, belaging, bedreiging en mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 13 maart 2017 tot en met 1 juli 2019 opzettelijk heeft gehandeld in harddrugs, zoals MDMA en amfetamine, en softdrugs, waaronder hennep. De verdachte werd op 1 juli 2019 aangehouden met een aanzienlijke hoeveelheid drugs in zijn bezit. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het witwassen van goederen, omdat er onvoldoende bewijs was dat deze goederen afkomstig waren van drugshandel. De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in drugs en andere strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de daden van de verdachte op de slachtoffers, waaronder belaging en mishandeling van zijn ex-vriendin. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die schadevergoeding heeft geëist voor de geleden schade door de mishandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/158170-19; 16/104634-19 en 16/143014-19 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 februari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres 1] ,
gedetineerd / verblijvende in de [verblijfplaats] te [plaatsnaam 1] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de laatstelijk gehouden terechtzitting van 4 februari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. G.A. Hoppenbrouwers en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. H.H.M. Helleman, advocaat te Bussum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/158170-19
1.
in de periode van 1 augustus 2016 tot en met 1 juli 2019 te Hilversum en/of Loosdrecht en/of Eemnes en/of Laren samen met een ander opzettelijk heeft gehandeld in harddrugs;
2.
op 1 juli 2019 te Hilversum 911 XTC-pillen en 650 Sandoz en/of Ritalin pillen opzettelijk aanwezig heeft gehad;
3.
in de periode van 1 augustus 2016 tot en met 1 juli 2019 te Hilversum en/of Loosdrecht en/of Eemnes en/of Laren samen met een ander opzettelijk heeft gehandeld in softdrugs;
4.
op 1 juli 2019 te Hilversum 560 gram hennep opzettelijk aanwezig heeft gehad;
5.
op 1 juli 2019 te Hilversum twee auto’s, computers, tablets en (dure) stoelen heeft witgewassen;
6.
op 1 juli 2019 te Hilversum samen met een ander MDMA, namelijk vier XTC-pillen en/of meerdere zakjes met daarin drugs in kristal en/of poedervorm, opzettelijk aanwezig heeft gehad;
7.
op 1 juli 2019 te Hilversum samen met een ander meerdere zakjes hennep en/of hasjiesj en/of een blok hasj opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Parketnummer 16/104634-19
1. hierna: feit 8)
in de periode van 5 oktober 2018 tot en met 29 november 2018 te Loosdrecht [slachtoffer 1] heeft belaagd;
2. ( hierna: feit 9)
in de periode van 5 oktober 2018 tot en met 29 november 2018 te Loosdrecht [slachtoffer 1] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht.
Parketnummer 16/143014-19 (hierna: feit 10)
op 16 juni 2019 te Hilversum [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
De rechtbank nummert de bij dagvaarding met parketnummer 16104634-19 ten laste gelegde feiten 1 en 2 en het bij dagvaarding met parketnummer 16/143014-19 ten laste gelegde feit als de feiten 8, 9 en 10.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft met betrekking tot de onder 1 ten laste gelegde handel in harddrugs bepleit dat dit slechts kan worden bewezen voor de periode van 13 maart 2017 tot en met 25 mei 2017 en van 1 januari 2019 tot en met 1 juli 2019. De onder 3 ten laste gelegde handel in softdrugs kan eveneens slechts worden bewezen voor laatstgenoemde periode in 2019. Zij heeft vrijspraak bepleit voor de rest van de ten laste gelegde periode en van het medeplegen en daartoe aangevoerd dat:
  • de verklaring van [slachtoffer 1] aantoonbaar onjuist is en daarom van het bewijs moet worden uitgesloten;
  • de verklaring van [A] evenmin voor het bewijs kan worden gebruikt omdat die verklaring teveel vragen oproept en het niet is uitgesloten dat zij voorafgaand aan het verhoor met haar vriendin [slachtoffer 1] heeft gesproken;
  • de berichten van juli 2018 van de vorige eigenaar van de simkaart zijn en niet van verdachte en daarom van het bewijs moeten worden uitgesloten;
  • van alle getuigen die gehoord zijn, er niemand is die de medeverdachte [medeverdachte] kent en er geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen beide verdachten.
Voor het onder feit 2, 4, 6 en 7 ten laste gelegde aanwezig hebben van hard- en softdrugs moet eveneens vrijspraak volgen omdat de inbeslaggenomen goederen niet zijn gespecificeerd, daardoor niet traceerbaar zijn en niet is vast te stellen wat de inhoud hiervan was.
Voor het onder 5 ten laste gelegde witwassen geldt dat er bewijs is voor legale betaling van beide auto’s en voor de inkomsten die verdachte in die periode had van het ontruimingsbedrijf dat hij had, zodat ook voor dit feit vrijspraak moet volgen.
Voor de feiten 8, 9 en 10 heeft de raadsvrouw geen verweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak voor feit 5
De rechtbank acht het onder 5 ten laste gelegde witwassen niet wettig en overtuigend bewezen, nu het dossier geen dan wel onvoldoende bewijs biedt voor de stelling dat de in de tenlastelegging genoemde goederen door verdachte zijn verkregen met geld dat afkomstig was van de handel in drugs, nu verdachte naast de handel in drugs steeds ook aantoonbaar legale inkomsten heeft gehad. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het hem onder 5 ten laste gelegde.
Partiële vrijspraak voor de feiten 1 en 3
Het medeplegen
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] dezelfde leverancier voor softdrugs hadden, dat zij voor elkaar de drugs bij deze leverancier ophaalden, klanten naar elkaar doorverwezen, [medeverdachte] zijn auto – een witte VW Polo – aan verdachte uitleende terwijl laatstgenoemde die gebruikte voor de handel in drugs, beide verdachten samen in de Polo zaten toen zij werden aangehouden en er uit de bevindingen betreffende het telefoonverkeer tussen beiden is gebleken dat over en weer over (de handel in) drugs werd gecommuniceerd. Daar staat tegenover dat uit niets is gebleken dat verdachten deelden in een gezamenlijke opbrengst, ieder van hen zijn eigen telefoon had waarop afspraken met afnemers werden gemaakt en ook de politie, op grond van het relatief geringe aantal telefonische contacten tussen beide verdachten, heeft geconcludeerd dat het vermoeden bestaat dat zij onafhankelijk van elkaar werkten. De rechtbank oordeelt dat niet kan worden vastgesteld dat tussen verdachten een dusdanig nauwe en bewuste samenwerking bestond waar het de handel in softdrugs betreft, dat sprake is geweest van medeplegen, zodat verdachte van dat onderdeel van het onder 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander wat betreft de handel in harddrugs is evenmin gebleken – [medeverdachte] is hiervan vrijgesproken – zodat ook voor dat onderdeel van het onder 1 ten laste gelegde vrijspraak zal volgen.
De periode
De verklaring van [slachtoffer 1] biedt weliswaar wettig bewijs voor de onder 1 en 3 ten laste gelegde periode vanaf 1 augustus 2016, maar gelet op de gespannen relatie tussen verdachte en [slachtoffer 1] , waarbij ook sprake is geweest van belaging door verdachte jegens [slachtoffer 1] – zoals uit het hiernavolgende zal blijken – vindt de rechtbank haar enkele verklaring onvoldoende om uit te gaan van een startdatum van 1 augustus 2016. Gelet op de goede relatie tussen [A] en [slachtoffer 1] heeft de rechtbank bij de verklaring van [A] dezelfde aarzelingen en vormt die dus geen ondersteuning voor de verklaring van [slachtoffer 1] . Daar komt bij dat door de getuigen die bij verdachte drugs afnamen steeds is verklaard over een kortere periode dan vanaf 1 augustus 2016. Bij gebrek aan overtuigend bewijs voor de handel in drugs vanaf 1 augustus 2016 zal verdachte worden vrijgesproken voor het onder 1 en 3 ten laste gelegde waar het de periode van 1 augustus 2016 tot 13 maart 2017 betreft.
Bewijsmiddelen [1] voor de feiten 1 en 3 (handel in hard- en softdrugs)
Verdachte heeft verklaard dat hij gedurende een periode van zes maanden heeft gehandeld in verdovende middelen. [2] Hij verkocht MDMA in poedervorm, PEP (speed) en ook softdrugs, zoals wiet en hasj. [3]
Verdachte komt op het gebied van drugs in de politiesystemen voor in een onderzoek uit 2017. Uit de inbeslaggenomen telefoon van de in dat onderzoek aangehouden persoon [B] bleek het volgende. Op 13 maart 2017 is er via WhatsApp een gesprek geweest tussen verdachte en [B] waarin het gaat over of [B] twee bikkels kan komen brengen en in een zakje wil doen en over een vaste klant. Op 15 maart 2017 heeft verdachte het over 500 bikkels voor 600, over 250 rode domino’s en 250 blauwe domino’s, dat hij elke dag bericht krijgt door grootinkopers en verkopers en dat er nog veertig bikkels zijn. Op 19 maart 2017 gaat het gesprek over bestellingen die ze hebben, over de investering die ze hebben gedaan: 100 [.] , 10 groene Volkswagens, over 180 investeer is 320 en dat ze negen bikkels hebben vrijgegeven. Op 22 maart 2017 heeft verdachte het over een vaste klant, [B] vraagt of het een nieuwe klant is en verdachte zegt een vaste. Op 24 april 2017 vraagt [B] hoeveel bikkels er in een Rita strip zitten, verdachte zegt tien en dertig per pak en daarna volgt een gesprek over prijzen. Op 27 april 2017 schrijft [B] dat hij een bikkelklant heeft, verdachte heeft het over een lijst die hij heeft bijgehouden van de eerste lading en hij stuurt [B] een afbeelding van een lijst met klanten, ze hebben het over hun voorraad, verdachte zegt dat hij twintig domino en vijf Volkswagen geeft en vraagt [B] of hij de minions nog heeft en zegt dat ze waarschijnlijk in zijn waggie liggen. Op 29 april 2017 hebben ze het over bikkels die ze hebben verkocht en hoeveel ze verdiend hebben. Op 26 mei 2017 vraagt [B] aan verdachte wanneer hij tijd heeft om het bikkelschema weer even door te nemen en of hij het heeft bijgehouden, waarna ze het hebben over wat ze verkocht hebben en het geld dat ze nog moeten ontvangen.
De rechtbank begrijpt uit de verklarende woordenlijst dat met bikkels vermoedelijk wordt bedoeld XTC-pillen, met domino een XTC-pil in de vorm van een dominosteen, met Ferrari een XTC-pil voorzien van het logo van een Ferrari, met minion een XTC-pil in de vorm van een Minion, met [.] Plein/Pleintje een XTC-pil voorzien van de letters PP, met Rita Ritalin, met Volkswagen een XTC-pil voorzien van het logo van Volkswagen. [4] Ritalin is de straatnaam voor Menthylfenidaat. [5]
Het telefoonnummer [telefoonnummer] van de telefoon, in gebruik bij verdachte [6] en onder hem inbeslaggenomen, is voor het eerst gebruikt op 12 juni 2018. [7] Op 3, 10 en 25 juli 2018 werden op deze telefoon berichten ontvangen met vragen over de levering van wiet, hasj en 2CB. [8]
Op 27 mei 2019 is op voornoemde telefoon WhatsApp geïnstalleerd – met de naam ‘de apotheker’ – en dat is sinds die dag tot de aanhouding van verdachte op 1 juli 2019 elke dag gebruikt. De foto’s, filmpjes, WhatsApp- en sms-gesprekken gaan alleen over de verkoop en inkoop van verdovende middelen, evenals 228 actieve chatgesprekken die open stonden. [9]
De apotheker stuurt een bestellijst rond als mensen vragen wat hij te koop heeft. De inhoud van de lijst is als volgt:
Bestellijst 2019
Gegarandeerd de beste prijs en kwaliteit
Xtc whatsapp aapjes 235 mg
1. voor €5,- eur
5 voor €20,- eur
2cb blauwe bentleys
1. voor €5,-eur
5 voor €20,-eur
Mdma puur blok crystal
1. gr voor €20,-eur
5 gr voor €75,- eur
Speed
1. gr voor 10,- eur
5 gr voor 30,- eur
Hasj marrokaanse kritikal
1. gr voor €5,-
6grvoor€25,-
Sos
0.5
gr voor €25,- euro
1. gr voor €50,- euro
Ritalin
€10,- euro per strip van 10st. [10]
Van het telefoonnummer [telefoonnummer] is de telecommunicatie opgenomen in de periode van 6 juni 2019 tot en met 26 juni 2019.
Op 6 juni 2019 vraagt NNM4285 of hij een tientje assie (straattaal voor hasj) en een tientje Wiri (straattaal voor wiet) heeft. Ze spreken om kwart over 9 af bij [locatie] . Door verbalisant wordt opgemerkt dat met [locatie] een locatie in Loosdrecht wordt bedoeld.
Op 8 juni 2019 zegt nnman5001 : kan misschien euh een pakje pep bij jou op de pof voor een tientje, krijg je in totaal twintig van mij.
Op 8 juni 2019 zegt NNM9550 : heb je een tientje assie bij [.] . [telefoonnummer] zegt: ja man, kan je even om de hoek komen daar, of niet, niet echt daar voor ofzo.
Op 15 juni 2019 zegt NN632 : ik ben over ongeveer 7 minuten [.] , en: maar moet 2cb zelfde prijs toch, doe maar 2 stuks van. [telefoonnummer] zegt: is goed maar stap wel ff een iemand bij mij achterin ja.
Op 15 juni 2019 zegt NN723 :Yo gappie, heb je niet een leuk dealtje voor 40 euro? [telefoonnummer] zegt: ja zeker. NN723 : ja man assietje. [telefoonnummer] : goed ik maak wat moois voor je. NN723 : waar kan je heen komen? [telefoonnummer] : ik ben nu in noord denk dat ik daar wel blijf. [telefoonnummer] :
gewoon overal een beetje Hilversum Loosdrecht waar je wilt. Ik ben nu in Hilversum noord.
Op 20 juni 2019 zegt nnman7550 : maar hij wil anderhalve gram sossa. [telefoonnummer] : alleen sossa of nog meer. Noot van verbalisant: sossa is straattaal voor cocaïne.
Op 20 juni 2019 zegt [...] : ik heb een bijbestelling. Nog een gram pep erbij. Alleen heb ik geen cash nu. [telefoonnummer] : je bent altijd een eerlijke jongen geweest daarom vertrouw ik jou helemaal daarom ben ik niet zo moeilijk snap je maar is goed prima dan euh gooi ik het gewoon bij je af en dan regelen we het wel na het weekend wel ff ofzo.
Op 26 juni 2019 zegt [telefoonnummer] : zeg het maar wat je moet hebben. Ik kan je wel een lijst sturen en dan weet je wat het kost en dan kan je wel wat doorsturen.
Op 26 juni 2019 zegt nnman6387 : heb je nog defqons, waarop [telefoonnummer] zegt: heb ik. [telefoonnummer] zegt: ik heb defqons en witte maserati’s. Verbalisant tekent aan: witte maserati’s zijn mogelijk XTC-pillen. [11]
Bewijsoverweging voor de feiten 1 en 3
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte in de periode van 13 maart 2017 tot en met 1 juli 2019 heeft gehandeld in hard- en softdrugs, zoals onder 1 en 3 ten laste is gelegd.
De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in haar stelling dat verdachte voor de periode van 26 mei 2017 tot 1 januari 2019 moet worden vrijgesproken. Dat verdachte een simkaart heeft overgenomen van een andere dealer en dat die dealer de berichten heeft verstuurd in voornoemde periode, vindt de rechtbank niet aannemelijk. Deze stelling van verdachte houdt niet meer in dan een niet-verifieerbare suggestie aangezien hij geen verdere gegevens van de door hem bedoelde dealer heeft willen verstrekken.
Bewijsmiddelen voor de feiten 2 en 6 (harddrugs in woning en auto)
In de slaapkamer van verdachte in zijn woning te Hilversum zijn op 1 juli 2019 twaalf pillen in verschillende kleuren, 48 roze pillen, 851 witte pillen Masarati, 375 pillen Ritalin en 272 pillen Sandoz aangetroffen. [12] De Ritalin en Sandoz pillen zaten in de originele verpakking. [13] Onderzoek wees uit dat de twaalf pillen in verschillende kleuren, de 48 roze pillen en de 851 pillen MDMA bevatten. [14]
In de Volkswagen Polo van [medeverdachte] , waar verdachte en [medeverdachte] in zaten voorafgaand aan hun aanhouding op 1 juli 2019 in Hilversum [15] is een zwart nektasje aangetroffen met daarin onder meer een zakje met vier pillen. Ook is een rood tasje aangetroffen met daarin onder andere een zak met vermoedelijk drugs in kristalvorm, mogelijk MDMA, een zak met vermoedelijk drugs in vanillekleurige poedersubstantie [16] en een doordrukstrip met vijf pillen Menthylfenidaat – de straatnaam is Ritalin – verpakt in de originele verpakking. [17] De vier pillen in het zwarte tasje en de zakjes uit het rode tasje zijn positief getest voor MDMA. [18]
Bewijsmiddelen voor de feiten 3 en 7 (softdrugs in woning en auto)
In de slaapkamer van verdachte in zijn woning te Hilversum is op 1 juli 2019 eveneens 560 gram aan henneptoppen aangetroffen. [19] De test met betrekking tot deze henneptoppen gaf een reactie, indicatief voor THC, de werkzame stof in hennep en hasjiesj. [20]
In het zwarte tasje dat aangetroffen is in de Volkswagen Polo zaten op voornoemde plaats en datum ook twee zakjes met vermoedelijk hasj, een zakje met vermoedelijk hennep en losse brokstukjes hasj. In het rode tasje zat nog één groot blok vermoedelijk hasj van ongeveer 10 bij 5 bij 2 centimeter, één zak met vermoedelijk hennep en één zakje met een gebruikershoeveelheid van vermoedelijk hasj. [21]
De inhoud van het zwarte tasje is getest. De testen gaven een reactie, indicatief voor THC, de werkzame stof in hennep en hasjiesj. [22] Ook de inhoud van het rode tasje is getest waarbij de testen eveneens een reactie gaven, indicatief voor THC, de werkzame stof in hennep en hasjiesj. [23]
Bewijsoverwegingen voor de feiten 2, 4, 6 en 7
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 2 en 6 ten laste gelegde aanwezig hebben van, kort gezegd, harddrugs en het onder 4 en 7 ten laste gelegde aanwezig hebben van, kort gezegd, softdrugs wettig en overtuigend bewezen.
Het verweer van de raadsvrouw dat alle onderzoeken verdovende middelen moeten worden uitgesloten van het bewijs passeert de rechtbank. Weliswaar blinkt het dossier niet uit in duidelijkheid nu de kennisgevingen van inbeslagname ontbreken, maar in het dossier is omschreven waar de drugs zijn aangetroffen, de inbeslaggenomen drugs zijn voorzien van goed- en SIN nummers en daardoor traceerbaar, verdachte heeft afstand gedaan van de drugs en door de raadsvrouw is niets aangevoerd waaruit zou blijken dat er in het onderzoek (grove) fouten zijn gemaakt.
Bewijsmiddelen voor de feiten 8, 9 en 10
De feiten 8, 9 en 10 zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 8, 9 en 10 ten laste gelegde feiten bekend en de raadsvrouw heeft voor deze feiten geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen.
Feit 8 (belaging):
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 februari 2020;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 23 november 2018, genummerd PL0900-2018337772-1, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende een de verklaring van [slachtoffer 1] , doorgenummerde pagina 1 t/m 3;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster van 29 november 2018, genummerd PL0900-2018337772-5, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van [slachtoffer 1] , doorgenummerde pagina 21.
Feit 9:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 februari 2020;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 23 november 2018, genummerd PL0900-201337772-1, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende een de verklaring van [slachtoffer 1] , doorgenummerde pagina 1 t/m 3;
  • de bijlage bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 25 december 2018, genummerd PL0900-208337772-7, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende een screenshot van een WhatsApp-gesprek tussen verdachte en aangeefster, pagina 31.
Feit 10:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 februari 2020;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 16 juni 2019, genummerd PL0900-2019175933-1, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van [slachtoffer 2] , doorgenummerde pagina 3 t/m 5.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 13 maart 2017 tot en met 1 juli 2019 te Hilversum en Loosdrecht, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd, MDMA (XTC-pillen en in poedervorm) en amfetamine (PEP/Speed) en cocaïne en 2C-B en methylfenidaat (Ritalin), telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
op 1 juli 2019 te Hilversum, opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid MDMA (911 XTC-pillen) en een grote hoeveelheid Methylfenidaat (ongeveer 650 Sandoz en/of Ritalin pillen), zijnde MDMA en Methylfenidaat, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
in de periode van 13 maart 2017 tot en met 1 juli 2019 te Hilversum en Loosdrecht, opzettelijk telkens heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd, een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj en hennep, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
op 1 juli 2019 te Hilversum, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 560 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
6.
op 1 juli 2019 te Hilversum, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk
aanwezig heeft gehad MDMA (vier XTC-pillen en meerdere zakjes met daarin drugs in kristal en/of poedervorm), telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
7.
op 1 juli 2019 te Hilversum, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad meerdere zakjes hennep en hassjies en een blok hasj (ongeveer 10 bij 5 bij 2 cm), zijnde hasjiesj en hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
8.
op tijdstippen in de periode 5 oktober 2018 tot en met 29 november 2018 te Loosdrecht, gemeente Wijdemeren, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door
- ( telkens) die [slachtoffer 1] meerdere berichten via WhatsApp en Facebook en Instagram en Telegram te sturen en
- ( telkens) die [slachtoffer 1] meermalen (per dag) te bellen en
- zich meermalen te begeven naar en/of op te wachten bij de woning en het werk van die [slachtoffer 1] ,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
9.
in de periode van 5 oktober 2018 tot en met 29 november 2018 te Loosdrecht, gemeente Wijdemeren, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 1] dreigend via WhatsApp een bericht te sturen bevattende de woorden: "Ik maak je af";
10.
op 16 juni 2019 te Hilversum, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem een kopstoot te geven (tegen de neus).
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9 en 10 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 2 en 6:
telkens opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 4 en 7:
telkens opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 8:
belaging.
Feit 9:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Feit 10:
mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte spijt heeft van zijn daden, er vermoedens zijn van autisme bij verdachte en hij sinds kort weer last heeft van angst- en paniekaanvallen, hetgeen mee moet wegen in de strafoplegging. De raadsvrouw heeft verzocht een op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zo kort mogelijk te houden en daarnaast een taakstraf op te leggen en een voorwaardelijk strafdeel met de voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de handel in hard- en softdrugs gedurende een periode van ruim twee jaren. De intensiteit waarmee verdachte in deze periode verdovende middelen verkocht, verschilde. Verdachte had, naast softdrugs, een grote hoeveelheid harddrugs op voorraad in zijn woning en samen met een ander had hij tevens ten tijde van zijn aanhouding hard- en softdrugs bij zich. Het is een feit van algemene bekendheid dat hard- en softdrugs een bedreiging vormen voor de volksgezondheid en het gebruik ervan bezwarend is voor de samenleving, onder andere vanwege de criminaliteit die het gebruik van verdovende middelen veelal met zich brengt en het overlast gevende gedag waaraan verslaafden zich vaak schuldig maken. Verdachte heeft dit, met de handel in verdovende middelen, mede in stand gehouden en daarbij alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. Dat verdachte ook aan minderjarigen van veertien, vijftien en zestien jaar oud, verdovende middelen heeft verkocht, vindt de rechtbank bijzonder kwalijk.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belaging en bedreiging van zijn ex-vriendin. Hij heeft daarmee bij haar veel angst veroorzaakt en inbreuk gemaakt op haar privacy. Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling door zonder noemenswaardige aanleiding in een uitgaansgelegenheid een bezoeker een kopstoot tegen diens neus te geven. Verdachte heeft daarmee pijn en letsel bij het slachtoffer veroorzaakt en aldus inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 28 november 2019 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van de Opiumwet, maar wel voor mishandeling en bedreiging, hetgeen in zijn nadeel meeweegt in de strafoplegging.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van [organisatie 1] van 28 oktober 2019. Daaruit blijkt dat het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog. Verdachte heeft aangegeven dat hij toch ook financiële motieven had voor het plegen van de feiten. Verdachte heeft in het verleden last gehad van psychische klachten en angstklachten na gebruik van XTC. Het is moeilijk in te schatten in hoeverre verdachte intrinsiek gemotiveerd is om zijn gedrag te veranderen en criminaliteit achterwege te laten, omdat het verhandelen van drugs hem gemakkelijk af ging. Contacten met de reclassering zijn in het verleden positief verlopen en verdachte is bereid om mee te werken aan behandeling en begeleiding. De reclassering adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
een meldplicht bij de reclassering;
ambulante behandeling, gericht op delictpreventie en stabilisatie van psychische klachten, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling en met de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname;
verdachte werkt mee aan middelencontrole door middel van urineonderzoek en ademonderzoek;
verdachte werkt mee aan het verkrijgen en behouden van structurele dagbesteding.
Dat bij verdachte sprake is van autisme, zoals door de raadsvrouw naar voren is gebracht, wordt niet ondersteund door enig rapport van een deskundige, zodat de rechtbank daar in strafmatigende zin geen rekening mee zal houden.
De straf
Gelet op de ernst van de feiten is een gevangenisstraf van langere duur vanuit het oogpunt van vergelding en normhandhaving op zijn plaats en is het opleggen van een taakstraf, zoals door de raadsvrouw is bepleit, niet aan de orde. Voor het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten die landelijk voor de straftoemeting zijn opgesteld (LOVS). Voor het dealen in harddrugs gedurende een periode van zes tot twaalf maanden wordt uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden. Verdachte heeft echter voor een langere periode in harddrugs gehandeld, hij heeft daarnaast ook in softdrugs gehandeld, waarbij hij telkens ook aan minderjarigen heeft verkocht, bovendien grote hoeveelheden harddrugs en softdrugs aanwezig gehad, en zich daarnaast ook schuldig gemaakt aan belaging, bedreiging en mishandeling. Een hogere straf is daarom op zijn plaats.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. Een deel daarvan, namelijk zes maanden, zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren. Daarmee wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet de noodzaak van het opleggen van de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd en zal daarom voornoemde voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf verbinden.

9.BESLAG

De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 4 februari 2020 gevorderd de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde drugs, weegschalen en wapens te onttrekken aan het verkeer.
Op pagina 914 van het dossier bevindt zich echter een afstandsverklaring van verdachte met betrekking tot drugs, weegschalen en wapens, zodat de rechtbank geen beslissing zal nemen over de inbeslaggenomen goederen.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 512,16. Dit bedrag bestaat uit € 212,16 materiële schade en € 300,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 10 ten laste gelegde feit (de mishandeling).
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering alleen wat betreft de materiële schade kan worden toegewezen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 10 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De gevorderde materiële schade (verlies van arbeidsvermogen) ter hoogte van in totaal € 212,16 komt voor vergoeding in aanmerking. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van € 300,- voor de geleden immateriële schade billijk.
De rechtbank zal daarom de vordering geheel toewijzen, namelijk voor een bedrag van
€ 512,16, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 juni 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 512,16, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 juni 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met tien dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 47, 57, 285, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9 en 10 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9 en 10 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9 en 10 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
zes maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich zal melden bij [organisatie 1] op het adres [adres 2] te [plaatsnaam 2] of wel bij [organisatie 2] op het adres [adres 3] te [plaatsnaam 3] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van [naam forensische polikliniek] , forensische polikliniek van [organisatie 1] , of een soortgelijke zorginstelling van de [organisatie 2] te [plaatsnaam 3] , op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling en met de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname ten behoeve van detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek voor maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering dat noodzakelijk vindt;
* zal meewerken aan urineonderzoek en/of ademonderzoek ten behoeve van de controle op het gebruik van verdovende middelen, zolang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich zal houden aan de (het gedrag van de veroordeelde betreffende) voorwaarde dat hij zal meewerken aan het verkrijgen en behouden van structurele dagbesteding;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 512,16, bestaande uit een vergoeding van € 212,16 voor materiële schade en een vergoeding van € 300,- voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 512,16 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S. Terporten-Hop, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en M.J.A.L. Beljaars, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 februari 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/158170-19
1
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2016 tot en met 1 juli 2019 te Hilversum
en/of Loosdrecht en/of Eemnes en/of Laren, althans in het arrondissement Midden-
Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, MDMA (XTC-pillen en/of in poedervorm) en/of amfetamine (PEP/Speed) en/of cocaïne en/of 2C-B en/of LSD en/of methylfenidaat (Sandoz/Ritalin), (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 1 juli 2019 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-
Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid MDMA (ongeveer 911 XTC-pillen), in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of een grote hoeveelheid Methylfenidaat (ongeveer 650 Sandoz en/of Ritalin pillen), in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende Methylfenidaat, zijnde MDMA en/of Methylfenidaat, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2016 tot en met 1 juli 2019 te Hilversum
en/of Loosdrecht en/of Eemnes en/of Laren, althans in het arrondissement Midden-
Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk (telkens) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj en/of hennep(toppen), althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij op of omstreeks 1 juli 2019 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-
Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 560 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5
hij op of omstreeks 1 juli 2019, te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-
Nederland, althans in Nederland, een voorwerp, te weten twee auto's en/of computers en/of tablets en/of (dure) stoelen andere dure voorwerpen, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van voorwerpen, te weten twee auto's en/of computers en/of tablets en/of (dure) stoelen andere dure voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
6
hij op of omstreeks 1 juli 2019 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad MDMA (vier XTC-pillen en/of meerdere zakjes met daarin drugs in kristal en/of poedervorm), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
7
hij op of omstreeks 1 juli 2019 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad meerdere zakjes hennep en/of hassjies en/of een blok hasj (ongeveer 10 bij 5 bij 2 cm), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Parketnummer 16/104634-19
1
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 5 oktober 2018 tot en met 29 november 2018 te Loosdrecht, gemeente Wijdemeren, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door
- ( telkens) die [slachtoffer 1] een of meerdere berichten via Whatsapp en/of Facebook en/of Instagram en/of Telegram, althans via internet, te sturen en/of
- ( telkens) die [slachtoffer 1] een of meermalen (per dag) te bellen en/of
- zich een of meermalen te begeven naar en/of op te wachten bij de woning en/of het werk van die [slachtoffer 1] ,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2
hij, in of omstreeks de periode van 5 oktober 2018 tot en met 29 november 2018 te Loosdrecht, gemeente Wijdemeren, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend via Whatsapp, althans via internet, een bericht te sturen bevattende de woorden: "Ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Parketnummer 16/143014-19
hij op of omstreeks 16 juni 2019 te Hilversum, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem een kopstoot te geven (tegen de neus, althans tegen het gelaat).

Voetnoten

1.Wanneer hierna, met betrekking tot de feiten 1 tot en met 7, wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 juli 2019 (deel 1), 15 juli 2019 (deel 2), 30 september 2019 (deel 3) en 31 oktober 2019 (deel 4), genummerd PL0900-2019098088 opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 940. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 februari 2020.
3.Pagina 235.
4.Pagina 327 t/m 329.
5.Pagina 437.
6.Pagina 203.
7.Pagina 910.
8.Pagina 516.
9.Pagina 844.
10.Pagina 443 t/m 444.
11.Pagina 55, 92, 93, 115, 133, 143, 160, 166 en 167.
12.Pagina 265 en 266.
13.Pagina 426.
14.Pagina 396, 399, 400, 401 en 402.
15.Pagina 382 en 222
16.Pagina 320 en 321.
17.Pagina 437 en 426.
18.Pagina 397, 398, 399, 400.
19.Pagina 265 en 266.
20.Pagina 315 en 316.
21.Pagina 320 en 321.
22.Pagina 421 t/m 423.
23.Pagina 415 t/m 418.