Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
gedetineerd / verblijvende in de [verblijfplaats] te [plaatsnaam 1] .
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
- de verklaring van [slachtoffer 1] aantoonbaar onjuist is en daarom van het bewijs moet worden uitgesloten;
- de verklaring van [A] evenmin voor het bewijs kan worden gebruikt omdat die verklaring teveel vragen oproept en het niet is uitgesloten dat zij voorafgaand aan het verhoor met haar vriendin [slachtoffer 1] heeft gesproken;
- de berichten van juli 2018 van de vorige eigenaar van de simkaart zijn en niet van verdachte en daarom van het bewijs moeten worden uitgesloten;
- van alle getuigen die gehoord zijn, er niemand is die de medeverdachte [medeverdachte] kent en er geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen beide verdachten.
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 februari 2020;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 23 november 2018, genummerd PL0900-2018337772-1, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende een de verklaring van [slachtoffer 1] , doorgenummerde pagina 1 t/m 3;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster van 29 november 2018, genummerd PL0900-2018337772-5, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van [slachtoffer 1] , doorgenummerde pagina 21.
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 februari 2020;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 23 november 2018, genummerd PL0900-201337772-1, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende een de verklaring van [slachtoffer 1] , doorgenummerde pagina 1 t/m 3;
- de bijlage bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 25 december 2018, genummerd PL0900-208337772-7, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende een screenshot van een WhatsApp-gesprek tussen verdachte en aangeefster, pagina 31.
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 februari 2020;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 16 juni 2019, genummerd PL0900-2019175933-1, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van [slachtoffer 2] , doorgenummerde pagina 3 t/m 5.
5.BEWEZENVERKLARING
6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
telkens opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
telkens opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
belaging.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
mishandeling.
7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
8.OPLEGGING VAN STRAF
9.BESLAG
10.BENADEELDE PARTIJ
€ 512,16, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 juni 2019 tot de dag van volledige betaling.
11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
- 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 47, 57, 285, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht en
- 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
12.BESLISSING
gevangenisstraf van 24 maanden;
zes maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 512,16, bestaande uit een vergoeding van € 212,16 voor materiële schade en een vergoeding van € 300,- voor immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2019 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 512,16 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.