ECLI:NL:RBMNE:2020:5362

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 november 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
19/5223
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 november 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die in een bestuursrechtelijke procedure betrokken was tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Zeist. Verzoekster had in beroep gegaan tegen een uitspraak op bezwaar van 23 oktober 2019, maar na een terugtrekking van de heffingsambtenaar op 26 februari 2020, trok verzoekster haar beroep in en vroeg zij om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank overwoog dat de kosten die verzoekster had opgegeven, niet voor vergoeding in aanmerking kwamen, omdat er geen bewijs was dat zij zich had laten vertegenwoordigen door een advocatenkantoor. Daarnaast werd opgemerkt dat het indienen van een bezwaar- of beroepschrift verzoekster niet ontheft van haar verplichting om op tijd te betalen. De rechtbank wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, maar bepaalde wel dat de heffingsambtenaar het griffierecht aan verzoekster moest betalen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/5223

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 november 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zeist, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 23 oktober 2019 een uitspraak op bezwaar gedaan. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Op 26 februari 2020 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op de uitspraak op bezwaar van 23 oktober 2020 en dat hij dit besluit intrekt. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verzoekster verzoekt, vanwege beslaglegging op het inkomen van haar man en bijkomende kosten, om een vergoeding van € 1.276,10. Daaronder valt een bedrag van
€ 321,60 waarvan verzoekster stelt dat dat bedrag op het salaris van haar man van juni 2020 is ingehouden en een factuur van [advocatenkantoor] met een bedrag van € 907,50.
4. De door verzoekster genoemde kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. Uit de processtukken blijkt niet dat verzoekster zich op enig moment heeft laten vertegenwoordigen door [advocatenkantoor] . Met betrekking tot de inhouding op het salaris van de man van verzoekster merkt de rechtbank het volgende op. Het indienen van een bezwaar- en/of beroepschrift ontheft verzoekster als belastingplichtige niet van de verplichting op tijd te betalen. Dit volgt uit de wet. Dit is door verweerder ook in de diverse brieven duidelijk gemaakt.
5. De rechtbank wijst het verzoek af.
6. Verweerder moet wel het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41 Awb).

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is uitgesproken op 13 november 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.