ECLI:NL:RBMNE:2020:536

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 februari 2020
Publicatiedatum
18 februari 2020
Zaaknummer
16/231754-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van postpakket, vernieling van politieauto en bedreiging van politieagent

Op 18 februari 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De verdachte heeft op 25 september 2019 in Weesp een postpakket gestolen dat toebehoorde aan een bedrijf, een raam van een politievoertuig vernield en een politieagent bedreigd met verkrachting en zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 69 dagen, met aftrek van het voorarrest, en daarnaast twee taakstraffen van respectievelijk 120 en 80 uur opgelegd, als gevolg van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straffen toegewezen, waarbij de taakstraffen in plaats van de vrijheidsstraffen zijn opgelegd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten en dat de opgelegde straffen passend zijn. De vordering van de benadeelde partij, de politie, is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/231754-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 februari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 februari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. J.D. van der Heijden, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
op 25 september 2019 in Weesp een of meerdere postpakketten van [bedrijfsnaam] heeft gestolen;
2.
op 25 september 2019 in Weesp een raam van een politievoertuig heeft vernield;
3.
op 25 september 2019 in Weesp [politierang] [politiefunctionaris 1] heeft bedreigd met verkrachting en/of zware mishandeling.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft een bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, met dien verstande dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het bestanddeel “je hebt aan mijn moeder gezeten, ik laat heel Weesp je verkrachten”. Er is namelijk te weinig wettig en overtuigend bewijs voor deze zinsnede, nu deze zou zijn gezegd in de beslotenheid van de politieauto.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring feit 1
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 26 september 2019, genummerd PL0900-2019287763-1, opgemaakt door [politiefunctionaris 2] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van [A] (pagina’s 12 en 13);
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 4 februari 2019.
Bewezenverklaring feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 september 2019, genummerd PL0900-2019287957-1, opgemaakt door [politiefunctionaris 3] , inspecteur Eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van [B] namens de Politie (pagina 43);
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 4 februari 2019.
Bewijsmiddelen feit 3
[politiefunctionaris 1] heeft aangifte gedaan en heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Wij, zijn toen naar Hilversum gereden, ik als bestuurder en politiemedewerker [politiefunctionaris 4] en
[voornaam van verdachte] zaten achter in de dienstauto op de achterbank.
Ik hoorde [voornaam van verdachte] tegen mij schreeuwen "jij hebt aan mijn moeder gezeten, ik ga er voor
zorgen dat heel Weesp je verkracht en ik hoorde hem meerdere malen zeggen ik maak je
af. Ik heb nog meer gehoord wat [voornaam van verdachte] tegen mij schreeuwde maar dat kan ik mij nu niet
herinneren, het kwam er op neer dat hij mij zou afmaken, verkrachten, omdat ik aan
zijn moeder had gezeten hij zou mij wel krijgen. [1]
Verbalisanten [politiefunctionaris 4] en [politiefunctionaris 1] , beiden [politierang] van politie Eenheid Midden-Nederland, hebben in hun proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik, [politiefunctionaris 1] , hoorde vervolgens [verdachte] mijn kant op schreeuwen, ik hoorde hem naar mij schreeuwen: “Jij hebt aan mijn moeder gezeten, ik laat heel Weesp je verkrachten”. Ik hoorde hem vervolgens meerdere malen tegen mij zeggen: “Ik maak je af, ik krijg je nog wel”. Ik, [politiefunctionaris 4] , heb deze bedreigingen richting mijn collega [politiefunctionaris 1] ook gehoord. De bedreigingen waren naar haar gericht. [2]
Bewijsoverweging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde, voor zover dit de bedreiging “jij hebt aan mijn moeder gezeten, ik laat heel Weesp je verkrachten” betreft. De rechtbank stelt bij de beoordeling van dit verweer voorop dat de rechtbank in beginsel uitgaat van de juistheid van wat in een proces-verbaal is gerelateerd, zeker als dit op ambtseed, dan wel ambtsbelofte is opgemaakt. Het is in het algemeen denkbaar dat dit uitgangspunt zal hebben te wijken, indien sterke aanwijzingen bestaan dat die processen-verbaal feitelijke onjuistheden bevatten of daarin onvolledig verslag is gedaan. Wat door de verdediging ter zake is aangevoerd is voor het verlaten van dat uitgangspunt onvoldoende. De rechtbank verwerpt daarom het gevoerde verweer en acht het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 25 september 2019 te Weesp een postpakket, dat toebehoorde aan [bedrijfsnaam] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
op 25 september 2019 te Weesp opzettelijk en wederrechtelijk het raam van een politievoertuig, dat aan de Politie (Eenheid Midden-Nederland) toebehoorde, heeft vernield;
3
op 25 september 2019 te Weesp [politiefunctionaris 1] ( [politierang] van politie Eenheid Midden-Nederland) heeft bedreigd met verkrachting en zware mishandeling door die [politiefunctionaris 1] dreigend de woorden toe te voegen: "jij hebt aan mijn moeder gezeten, ik laat heel Weesp je verkrachten" en "ik maak je af, ik krijg je nog wel".
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:

1.diefstal;

2.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 69 dagen, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachte en te volstaan met een gevangenisstraf van 69 dagen, met aftrek van het voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een postpakket van [bedrijfsnaam] , een vernieling van een raam van een politieauto en het bedreigen van een politieagent met verkrachting en zware mishandeling. Verdachte heeft hiermee niet alleen geen respect getoond voor andermans eigendommen, maar achtte het kennelijk ook nodig om verwensingen te uiten naar één van de politieagenten die de situatie ter plekke probeert te de-escaleren. De uitingen die verdachte heeft gedaan getuigen van weinig respect richting het gezag en deze ambtenaar persoonlijk, die op dat moment haar werk aan het doen was.
Persoon verdachte
Uit de justitiële documentatie van 3 december 2019 blijkt dat verdachte door de kinderrechter al meerdere malen is veroordeeld voor vermogensdelicten. Bovendien liep hij ten tijde van onderhavig delict in twee proeftijden.
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende rapporten:
- een pro Justitia psychiatrisch rapport van 29 november 2019, opgemaakt door
J. van der Meer, psychiater;
- een pro Justitia psychologisch rapport van 10 december 2019, opgemaakt door
A. Soetendaal, GZ-psycholoog;
- een reclasseringsadvies (ten behoeve van de rechtszitting) van 30 januari 2020, opgemaakt door [C] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan zowel het psychiatrisch rapport als het psychologisch rapport. Uit het reclasseringsrapport volgt dat verdachte weliswaar thuiswonend is en deel uitmaakt van een gezin maar zich niet laat beïnvloeden door volwassenen en er, gezien zijn opleidingsniveau, geen sprake lijkt van een verstandelijke beperking. Er is voor de rechtbank dan ook geen aanleiding voor het toepassen van het adolescentenstrafrecht.
Daarnaast blijkt dat de reclassering geen mogelijkheid ziet om met interventies of toezicht de risico’s op herhaling te beperken en het gedrag te veranderen.
De straf
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan niet worden volstaan met een andere straf dan een straf die vrijheidsbeneming meebrengt.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 69 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[D] heeft zich namens de Politie als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 282,68. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van [D] tot een bedrag van € 233,62, zijnde het gevorderde bedrag minus de 21% aan BTW, vermeerderd met de wettelijke rente, en de vordering voor het overige af te wijzen. De officier van justitie heeft daarnaast verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de gevorderde schade primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen omdat de totstandkoming van het bedrag onvoldoende specifiek is. Subsidiair heeft hij verzocht, gelet op de draagkracht van verdachte, het bedrag te matigen tot € 100,00.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij niet voldoende onderbouwd is en daardoor een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

10.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 21 februari 2017 (parketnummer 16/659809-16) is verdachte onder meer veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van drie maanden. Bij vonnis van de kinderrechter van 16 april 2018 is deze voorwaardelijke jeugddetentie gedeeltelijk, namelijk voor een gedeelte van één maand, ten uitvoer gelegd.
Bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 16 april 2018 (parketnummer 16/652153-18) is verdachte onder meer veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van veertig dagen.
Verdachte heeft zich binnen deze proeftijden opnieuw schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten. Om die reden zullen de voorwaardelijke straffen alsnog ten uitvoer worden gelegd. De rechtbank ziet aanleiding om de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie om te zetten in taakstraffen. De rechtbank geeft verdachte hiermee een allerlaatste kans om te laten zien dat hij van zijn laatste detentie heeft geleerd en zich zal gaan richten op zijn toekomst door middel van zinvolle dagbesteding en het volgen van een opleiding. Het uitvoeren van een fors aantal uren taakstraf geeft hiervoor een eerste aanzet.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 57, 285, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
69 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/659809-16
-
wijst toede vordering tot tenuitvoerlegging van de door de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 21 februari 2017 opgelegde voorwaardelijke vrijheidsstraf;
-
gelastin plaats van de vrijheidsstraf het verrichten van een taakstraf voor de duur van
120 uren;
-
beveeltdat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/652153-18
-
wijst toede vordering tot tenuitvoerlegging van de door de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 16 april 2018 opgelegde voorwaardelijke vrijheidsstraf;
-
gelastin plaats van de vrijheidsstraf het verrichten van een taakstraf voor de duur van
80 uren;
-
beveeltdat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis;
Benadeelde partij [D]
- verklaart [D] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, mr. H. den Haan en mr. D.S. Terporten-Hop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. mr. R.A.L. van Dreumel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 februari 2020.
Mrs. Den Haan en Van Dreumel zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 25 september 2019 te Weesp een of meerdere postpakketten, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [bedrijfsnaam] , althans aan een ander dan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 25 september 2019 te Weesp opzettelijk en wederrechtelijk het raam van een politievoertuig, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de Politie (Eenheid Midden-Nederland) toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3
hij op of omstreeks 25 september 2019 te Weesp [politiefunctionaris 1] ( [politierang] van politie Eenheid Midden-Nederland) heeft bedreigd met verkrachting en/of zware mishandeling door die [politiefunctionaris 1] dreigend de woorden toe te voegen: "jij hebt aan mijn moeder gezeten, ik laat heel Weesp je verkrachten" en/of "ik maak je af, ik krijg je nog wel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Voetnoten

1.Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aanfite met nummer PL0900-2019287832-1 opgemaakt door [politiefunctionaris 5] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, houdende de aangifte van [politiefunctionaris 1] , [politierang] van politie, pagina 41.
2.het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0900-2019287763-2 opgemaakt op 25 september 2019 door [politiefunctionaris 4] en [politiefunctionaris 1] , beiden [politierang] van politie Eenheid Midden-Nederland, houdende het relaas van voornoemde verbalisanten, pagina 16.