ECLI:NL:RBMNE:2020:5340

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 december 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
UTR 19_5373
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tegemoetkoming in WIA-uitkering en proceskostenveroordeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 1 december 2020, heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A.T. Meijhuis, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder), vertegenwoordigd door mr. C.W.P. van den Berg. Het beroep volgde op een eerdere beslissing van verweerder, waarin verzoeker een IVA-uitkering was toegekend, gebaseerd op 75% van het minimumloon. Na een wijziging van dit besluit op 11 februari 2020, waarbij het dagloon opnieuw werd vastgesteld, heeft verzoeker zijn beroep op 13 november 2020 ingetrokken, nadat verweerder had ingestemd met een veroordeling in de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan over het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verweerder ingestemd met de proceskostenveroordeling, en de rechtbank heeft de kosten vastgesteld op € 525,-. Daarnaast moet verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van € 47,- vergoeden.

De uitspraak is gedaan door rechter mr. J. Wolbrink en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. De beslissing is aan partijen verzonden, met de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/5373

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 december 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats ] , verzoeker

(gemachtigde: mr. A.T. Meijhuis),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. C.W.P. van den Berg).

Procesverloop

Bij besluit van 15 maart 2019 heeft verweerder aan verzoeker meegedeeld dat zijn WIA-uitkering niet wijzigt.
Bij besluit van 20 november 2019 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker gegrond verklaard en hem een IVA-uitkering toegekend, gebaseerd op 75% van het minimumloon.
Verzoeker heeft tegen het besluit van 20 november 2019 beroep ingesteld.
Bij besluit van 11 februari 2020 heeft verweerder het besluit van 20 november 2019 gewijzigd en een IVA-uitkering toegekend, gebaseerd op 75% van het WIA-maandloon van verzoeker.
Verweerder heeft op 3 november 2020 meegedeeld te kunnen instemmen met een veroordeling in de proceskosten.
Bij brief van 13 november 2020 heeft verzoeker het beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van zijn proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.

Overwegingen

1. De rechtbank kan op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen.
2. Verweerder heeft op 20 november 2019 een besluit genomen. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan omdat het dagloon in dat besluit onjuist zou zijn vastgesteld. Verweerder heeft op 11 februari 2020 een nieuw besluit genomen waarin het dagloon op een ander bedrag is vastgesteld. De rechtbank stelt vast dat verweerder met dit nieuwe besluit aan verzoeker is tegemoetgekomen. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.
3. Verweerder heeft bij brief van 3 november 2020 ingestemd met een veroordeling in de proceskosten van verzoeker.
4. De rechtbank stelt de proceskosten op grond van het Bpb vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1). Van andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het door eiseres betaalde griffierecht van € 47,- moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 525,- aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Brand, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 1 december 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.