ECLI:NL:RBMNE:2020:5337

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
UTR 19/5250
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenverzoek in het kader van Ziektewetuitkering en re-integratieverplichtingen

In deze zaak heeft verzoekster, die een Ziektewetuitkering ontvangt, een proceskostenverzoek ingediend na een wijziging van het besluit door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Verzoekster had op 14 april 2019 haar verblijfsadres in Australië doorgegeven en kreeg op 19 juni 2019 een Plan van Aanpak. Een dag later werd haar een maatregel opgelegd, waardoor haar uitkering met 25% werd verlaagd. Dit gebeurde omdat het Uwv vond dat verzoekster niet voldeed aan haar verplichtingen om mee te werken aan het re-integratieplan. De bezwaarschriften die verzoekster indiende tegen het Plan van Aanpak en de maatregel werden ongegrond verklaard op 31 oktober 2019.

Verzoekster heeft hierop beroep ingesteld bij de rechtbank, waarna een digitale zitting op 25 september 2020 plaatsvond. Na deze zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst en het Uwv de kans gegeven om een nieuw besluit te nemen. Op 8 oktober 2020 heeft het Uwv het bestreden besluit gewijzigd en de maatregel ingetrokken, wat leidde tot het intrekken van het beroep door verzoekster. Verzoekster verzocht de rechtbank om vergoeding van de proceskosten die zij in beroep had gemaakt.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan op het proceskostenverzoek zonder een zitting te houden. De rechtbank oordeelde dat het Uwv in het nieuwe besluit gedeeltelijk tegemoet was gekomen aan de bezwaren van verzoekster, en heeft het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 525,--. Daarnaast is het Uwv verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 47,-- te vergoeden, zoals ook in het nieuwe besluit was toegezegd. De uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser en openbaar gemaakt op 8 december 2020.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/5250
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december 2020 op het proceskostenverzoek in de zaak tussen
[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster
(gemachtigde: mr. N. Türkkol)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. M.E. Buter).

Inleiding

1. Verzoekster ontvangt een Ziektewetuitkering. Op 14 april 2019 heeft verzoekster verweerder haar verblijfsadres in Australië doorgegeven. Ten behoeve van de re-integratie van verzoekster in werk is er op 19 juni 2019 een Plan van Aanpak vastgesteld. Een dag later, op 20 juni 2019, heeft verweerder verzoekster een maatregel opgelegd. Hierbij heeft verweerder de uitbetaling van de Ziektewetuitkering aan verzoekster met 25% verlaagd over de periode van 19 juni 2019 tot en met 18 oktober 2019. Reden hiervoor is dat verweerder vindt dat verzoekster door haar verblijf in Australië niet aan haar verplichting voldoet om mee te werken aan het opstellen van een re‑integratieplan. De bezwaarschriften die verzoekster tegen het Plan van Aanpak en de maatregel heeft ingediend zijn door verweerder bij besluit van 31 oktober 2019 (
het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Verzoekster heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is op 25 september 2020 behandeld op een digitale zitting via Skype. Verzoekster en verweerder hebben zich daarbij laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak geschorst en verweerder in de gelegenheid gesteld om een nieuw besluit te nemen op de bezwaarschriften van verzoekster.
3. Bij besluit van 8 oktober 2020 (
het nieuwe besluit) heeft verweerder het bestreden besluit gewijzigd door het bezwaarschrift van verzoekster tegen de maatregel alsnog gegrond te verklaren en de maatregel in te trekken. Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster haar beroep ingetrokken onder het gelijktijdige verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten die zij in beroep heeft gemaakt. De rechtbank heeft verweerder bij brief van 30 oktober 2020 in de gelegenheid gesteld om daar binnen twee weken op te reageren. Verweerder heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

Beoordeling van het proceskostenverzoek

4. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak op het proceskostenverzoek zonder het verzoek op een zitting te behandelen.
5. De rechtbank stelt vast dat verzoekster haar beroep heeft ingetrokken, omdat verweerder in het nieuwe besluit (gedeeltelijk) tegemoet is gekomen aan haar bezwaren tegen het bestreden besluit. Gelet op artikel 8:75a van de Awb ziet de rechtbank dan ook aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten die verzoekster in beroep redelijkerwijs heeft gemaakt.
6. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de proceskosten van verzoekster, voor de verleende rechtsbijstand van haar gemachtigde in beroep, vast op € 525,-- (1 punt voor het bijwonen van de zitting in beroep, met een waarde per punt van € 525,-- en een wegingsfactor 1). Omdat aan verzoekster een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener. Dit staat in artikel 8:75, tweede lid van de Awb.
7. Uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 47,-- aan haar te vergoeden. In het nieuwe besluit heeft verweerder al toegezegd dit te gaan doen.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 525,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.K. de Bruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 8 december 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het niet met de uitspraak eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet uw verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.