In deze zaak heeft verzoekster, die een Ziektewetuitkering ontvangt, een proceskostenverzoek ingediend na een wijziging van het besluit door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Verzoekster had op 14 april 2019 haar verblijfsadres in Australië doorgegeven en kreeg op 19 juni 2019 een Plan van Aanpak. Een dag later werd haar een maatregel opgelegd, waardoor haar uitkering met 25% werd verlaagd. Dit gebeurde omdat het Uwv vond dat verzoekster niet voldeed aan haar verplichtingen om mee te werken aan het re-integratieplan. De bezwaarschriften die verzoekster indiende tegen het Plan van Aanpak en de maatregel werden ongegrond verklaard op 31 oktober 2019.
Verzoekster heeft hierop beroep ingesteld bij de rechtbank, waarna een digitale zitting op 25 september 2020 plaatsvond. Na deze zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst en het Uwv de kans gegeven om een nieuw besluit te nemen. Op 8 oktober 2020 heeft het Uwv het bestreden besluit gewijzigd en de maatregel ingetrokken, wat leidde tot het intrekken van het beroep door verzoekster. Verzoekster verzocht de rechtbank om vergoeding van de proceskosten die zij in beroep had gemaakt.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan op het proceskostenverzoek zonder een zitting te houden. De rechtbank oordeelde dat het Uwv in het nieuwe besluit gedeeltelijk tegemoet was gekomen aan de bezwaren van verzoekster, en heeft het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 525,--. Daarnaast is het Uwv verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 47,-- te vergoeden, zoals ook in het nieuwe besluit was toegezegd. De uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser en openbaar gemaakt op 8 december 2020.