ECLI:NL:RBMNE:2020:5332

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
513655 / HA RK 20 302
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan belang

Op 2 december 2020 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. A. Lanshage in een lopende zaak met zaaknummer C/16/511810 JE RK 20/2165. De wrakingskamer heeft besloten om af te zien van een mondelinge behandeling van het verzoek. Volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan een rechter gewraakt worden op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. In dit geval heeft verzoeker om uitstel gevraagd voor de zitting van 3 december 2020, maar omdat de rechter die de zaak zou behandelen afwezig was, heeft mr. Lanshage het uitstelverzoek afgewezen. De wrakingskamer concludeert dat mr. Lanshage geen bemoeienis meer zal hebben met de behandeling van de zaak, ongeacht de beslissing van de wrakingskamer. Hierdoor heeft verzoeker geen belang bij het wrakingsverzoek, wat leidt tot de conclusie dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

De wrakingskamer heeft in haar beslissing verklaard dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking. De griffier is opgedragen om deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de rechter tegen wie het verzoek is gericht, andere betrokken partijen en de president van de rechtbank. De procedure van verzoeker met zaaknummer C/16/511810 JE RK 20/2165 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 9 december 2020.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 513655 / HA RK 20 302
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 9 december 2020
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonend in [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 2 december 2020 een verzoek ingediend tot wraking van mr. A. Lanshage (de wrakingskamer begrijpt mr. S. Lanshage) in de zaak met zaaknummer C/16/511810 JE RK 20/2165.
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.2.
Het middel van wraking is toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter, bij wie uit zijn gedrag of overtuiging vooringenomenheid blijkt tegenover een partij
- althans aan een partij die daarover de objectief gerechtvaardigde vrees heeft - (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben.
2.3.
Verzoeker heeft in de onderliggende zaak om uitstel gevraagd voor de zitting van 3 december 2020. Omdat de met de behandeling van de zaak belaste rechter niet in staat was hierop te beslissen in verband met afwezigheid heeft mr. Lanshage op dit uitstelverzoek beslist. Hij heeft het uitstelverzoek afgewezen. Eerstgenoemde rechter zou de zaak op de zitting van 3 december 2020 behandelen. Dit is dus niet de rechter tegen wie het verzoek tot wraking is gericht. Dat betekent dat mr. Lanshage ongeacht de beslissing van de wrakingskamer geen bemoeienis meer zal hebben met de behandeling van zijn zaak. Verzoeker heeft daarom geen belang bij zijn verzoek tot wraking. Naar het oordeel van de wrakingskamer is dit wrakingsverzoek daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de rechter tegen wie het verzoek tot wraking is gericht, andere betrokken partijen, alsmede aan de president van deze rechtbank;
3.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer C/16/511810 JE RK 20/2165 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mr. M.C. Oostendorp en mr. R.C. Stijnen als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2020.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.