ECLI:NL:RBMNE:2020:532
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet en de geldigheid van het verzoek tot vernietiging
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 februari 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een werkneemster, hierna te noemen [verzoekster], die haar ontslag op staande voet aanvecht. [verzoekster] was in dienst bij de besloten vennootschap [verweerster] B.V. als schoonheidsspecialiste, maar werd op 16 oktober 2019 ontslagen omdat zij haar diploma niet tijdig had overgelegd. De werkgever had [verzoekster] voorafgaand aan de arbeidsovereenkomst duidelijk gemaakt dat het overleggen van het diploma een voorwaarde was voor het aangaan van de arbeidsovereenkomst. Ondanks herhaalde verzoeken om het diploma te overleggen, heeft [verzoekster] dit niet gedaan, wat leidde tot haar ontslag op staande voet.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzoek van [verzoekster] om het ontslag te vernietigen tijdig was ingediend, maar dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was. De rechter oordeelde dat er sprake was van een dringende reden voor het ontslag, aangezien [verzoekster] niet voldeed aan de vereiste kwalificaties om haar functie uit te oefenen. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat het ontslag onverwijld was gegeven, ondanks dat [verweerster] [verzoekster] enige tijd had gegund om haar diploma te overleggen. De rechter heeft de verzoeken van [verzoekster] om een billijke vergoeding en gefixeerde schadevergoeding afgewezen, evenals haar verzoek om betaling van salaris voor de maand oktober 2019 en voor trainingsdagen, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. Tot slot is [verzoekster] veroordeeld in de proceskosten van [verweerster].