ECLI:NL:RBMNE:2020:5313

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
8 december 2020
Zaaknummer
16.225054.19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een grote hoeveelheid brandstof bij een benzinestation te Urk

Op 8 december 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 september 2019 samen met anderen 2.000 liter brandstof heeft gestolen bij een benzinestation in Urk. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 24 november 2020, waar de officier van justitie, mr. F.E. van der Zee, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. L.E. Toet, hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte de brandstof hebben gestolen door middel van braak, maar heeft geoordeeld dat niet alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging van braak, verbreking of inklimming, maar heeft de diefstal wel bewezen verklaard.

De rechtbank heeft de ernst van het feit in overweging genomen, evenals de omstandigheden waaronder het is gepleegd. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een geraffineerde diefstal, waarbij hij samen met een ander handelde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte, maar heeft vastgesteld dat hij niet eerder voor vermogensdelicten was veroordeeld. De uitspraak is gedaan in het belang van de rechtsorde en om de verdachte te weerhouden van het plegen van soortgelijke feiten in de toekomst.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.225054.19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
thans uit anderen hoofde verblijvend in de PI Sittard,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 november 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.E. van der Zee en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. L.E. Toet, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Op 15 september 2019 te Urk samen met een ander of anderen 2.000 liter diesel, gasolie of benzine, althans een grote hoeveelheid brandstof, heeft gestolen bij [bezinestation] , welke diefstal heeft plaatsgevonden door middel van braak, verbreking of inklimming.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde medeplegen van diefstal wettig en overtuigend te bewijzen. Dat de ten laste gelegde diefstal heeft plaatsgevonden door middel van braak, verbreking of inklimming acht zij niet wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Politie hoort van een vertegenwoordiger van het [bedrijf] , eigenaar van meerdere benzinestations, waaronder benzinestation [bezinestation] , dat sinds begin april 2019 verschillen zijn geconstateerd tussen de hoeveelheid geleverde brandstof en de hoeveelheid verkochte brandstof [2] . Bij [bezinestation] zijn dat maandelijks telkens verschillen tussen 1.500 en 4.000 liter [3] .
Op 15 september 2019 omstreeks 22:29 uur ontvangt politie-eenheid Midden-Nederland een melding van diefstal van brandstof bij een benzinestation op Urk [4] . Een getuige ziet dat een witte bestelbus, merk Citroën, type Jumpy geparkeerd staat boven een peilput van een brandstoftank bij benzinestation [bezinestation] . Hij ziet dat vanuit de bestelbus een slang in de peilput hangt. De personen in de bestelbus trekken vervolgens de slang uit de put en rijden weg in de bestelbus, gevolgd door de getuige [5] .
De bus rijdt richting autosnelweg A6, als de getuige wordt ingehaald door een grijze BMW, type 1-serie. De bestelbus rijdt de carpoolplaats bij de A6 op, op het laatste moment gevolgd door de BMW. Getuige ziet dan dat de BMW naast de bestelbus gaat staan op de carpoolplaats. Zelf is getuige rechtdoor gereden en heeft op de tweede rotonde, de rechtbank begrijpt tweede rotonde gezien vanaf de carpoolplaats, rondjes gereden en ziet later beide auto’s de autosnelweg A6 richting Lelystad oprijden [6] .
Op maandag 16 september 2019 omstreeks 22:30 uur, de rechtbank begrijpt
15september 2019, krijgen verbalisanten een melding over brandstofdiefstal waarbij een witte Citroën Jumper met kenteken [kenteken] en een BMW met kenteken [kenteken] betrokken zouden zijn. Om 22:44 uur passeert de Citroën waarna die naar een parkeerplaats wordt gedirigeerd. Bij het openen van de deuren aan de bestuurders- en bijrijderszijde ruiken verbalisanten een sterke gasoliegeur die uit de auto komt. Ook de bestuurder, medeverdachte, ruikt sterk naar gasolie. Verdachte is de bijrijder. Achterin de bestelbus zien de verbalisanten twee grote doorzichtige vaten met vloeistof, een pompinstallatie en een daarop aangesloten accu. Daarop volgt aanhouding van verdachte en medeverdachte [7] .
Bewezenverklaring
Op grond van de voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 15 september 2019 samen met een ander bij een tankstation op Urk een grote hoeveelheid brandstof heeft gestolen.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij met zijn vader in Emmeloord was, dat hij medeverdachte tegenkwam en dat medeverdachte aanbood hem naar Almere, naar huis te brengen. Zijn vader zou zo een rit naar Almere bespaard worden. Volgens verdachte is hij op de carpoolplaats overgestapt van de BMW van zijn vader, in de witte bestelbus van medeverdachte. Hij verklaart dat hij op de carpoolplaats niemand de bus heeft zien uitstappen.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte ter terechtzitting ongeloofwaardig overkomt. Hij legt pas op de zitting deze verklaring af. Bovendien heeft zijn vader destijds bij diens staandehouding niets verklaard over verdachte, zijn zoon.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat partieel dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde braak, verbreking of inklimming. In het procesdossier bevinden zich geen bewijsmiddelen voor braak of verbreking van het deksel van de peilput, of van een eventueel aan de peilopening bevestigd slot. Het in de peilopening hangen van een slang om daarmee brandstof naar boven te pompen, kan niet worden gekwalificeerd als inklimming.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
hij op 15 september 2019 op Urk tezamen en in vereniging met een ander een grote hoeveelheid brandstof, die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de eis van de officier niet te volgen en een eventueel op te leggen straf ten opzichte van de eis te matigen. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat een taakstraf passend is bij de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal van een grote hoeveelheid kostbare brandstof. Met de installatie in de bestelbus kon in korte tijd veel brandstof opgepompt worden, zonder dat dit direct zichtbaar was voor omstanders.
Diefstal is een ernstig strafbaar feit. Het handelen van verdachte en zijn mededader was gericht op zelfverrijking. Daarbij hebben zij geen rekening gehouden met financieel nadeel van benadeelde en ook niet met de overlast die de diefstal voor hem heeft veroorzaakt.
Op grond van wat hiervoor is beschreven, kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf. Een lichtere straf zou geen recht doen aan de aard en ernst van hetgeen bewezen en strafbaar is verklaard. De rechtbank ziet wel aanleiding om een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met de bedoeling verdachte ervan te weerhouden opnieuw een soortgelijk of ander strafbaar feit te plegen.
De geraffineerde manier waarop de diefstal heeft plaatsgevonden en de omstandigheid dat verdachte de bewezenverklaarde diefstal samen met een ander heeft gepleegd, merkt de rechtbank als strafverzwarende omstandigheden aan.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte gedateerd 1 november 2020 blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld voor strafbare feiten, maar dat hij niet is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Alles overwegend acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, waarvan een gedeelte van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht zal op deze gevangenisstraf in mindering worden gebracht.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van vier maanden;
bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
twee maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdacht de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt daarbij een
proeftijdvan
twee jarenvast;
als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Rosendahl, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en H. den Haan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 december 2020.
Mrs. Rosendahl en Den Haan zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 september 2019 te Urk
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
2000 liter diesel/gasolie/benzine, althans een grote hoeveelheid brandstof, in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [bezinestation] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 september 2019, genummerd PL0900-2019277645, opgemaakt door politie-eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 105. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 39
3.Pagina’s 36 en 38
4.Pagina 46
5.Pagina 40
6.Pagina’s 40 en 41
7.Pagina’s 51 en 52