In deze wrakingszaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 4 december 2020, hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. E.M. de Stigter, de behandelend rechter in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek is ingediend op 20 november 2020 en betreft de schijn van vooringenomenheid van de rechter, die volgens verzoekers blijk gaf van partijdigheid tijdens de comparitie op 27 oktober 2020. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek tijdig is ingediend, maar heeft het verzoek ongegrond verklaard. De wrakingskamer oordeelt dat de rechter niet in strijd heeft gehandeld met de vereisten van onpartijdigheid. De rechter heeft in haar schriftelijke en mondelinge toelichting aangegeven dat er geen sprake is van een verkapt hoger beroep en dat de gedaagde partij in de hoofdzaak aan haar verplichtingen heeft voldaan. De wrakingskamer benadrukt dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen niet toestaat dat de motivering van de (tussen)beslissing grond kan vormen voor wraking. De wrakingskamer concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.