ECLI:NL:RBMNE:2020:5268
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vaststelling van het maandbedrag voor studiefinanciering en de afwijzing van het kwijtscheldingsverzoek
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die op 6 november 2019 het maandbedrag voor het aflossen van de studieschuld voor het jaar 2020 heeft vastgesteld op € 139,09. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het bezwaar is op 14 april 2020 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 18 november 2020 uitspraak heeft gedaan.
Tijdens de zitting heeft eiser aangevoerd dat hij niet in staat is om het vastgestelde maandbedrag te betalen vanwege zijn hoge vaste lasten, waaronder een betalingsregeling met de Belastingdienst en maandelijkse kosten voor zijn auto. Eiser betoogde dat de Minister geen rekening heeft gehouden met deze kosten bij de draagkrachtmeting en dat hierdoor zijn belangen zijn geschaad. Daarnaast stelde eiser dat de beslistermijnen door de Minister zijn overschreden, wat volgens hem in strijd is met het evenredigheids- en zorgvuldigheidsbeginsel.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de Minister het maandbedrag op de juiste wijze heeft vastgesteld, conform de Wet studiefinanciering 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wet geen ruimte biedt voor het toepassen van een hardheidclausule in dit geval. Eiser's hoge vaste lasten en schulden zijn omstandigheden die niet in de draagkrachtmeting kunnen worden meegenomen. De rechtbank heeft ook erkend dat de beslistermijnen niet zijn gehaald, maar dit leidt niet tot de conclusie dat het besluit onrechtmatig is. De rechtbank heeft het beroep voor het overige ongegrond verklaard en eiser in het ongelijk gesteld, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.