In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) van 1 december 2019. Eiser had een boete van € 256,- opgelegd gekregen door het Openbaar Ministerie wegens overschrijding van de maximumsnelheid op 20 november 2019. Hij verzocht om verschillende documenten ter onderbouwing van deze boete, waaronder administratiekosten en technische hulpmiddelen. Eiser heeft herhaaldelijk aangedrongen op een beslissing, maar verweerder heeft niet gereageerd. Uiteindelijk heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet-tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank overweegt dat de brief van 7 januari 2020 als ingebrekestelling kan worden beschouwd, aangezien deze na de beslistermijn is verzonden. Verweerder stelde in het verweerschrift dat het verzoek van eiser niet als een Wob-verzoek moet worden gezien, maar als een verzoek om op de zaak betrekking hebbende stukken in administratief beroep. Dit zou betekenen dat er geen sprake is van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en dat het beroep niet-ontvankelijk zou zijn.
De rechtbank concludeert dat eiser misbruik van recht heeft gemaakt door het Wob-verzoek in te dienen, aangezien het verzoek voornamelijk gericht leek op het aanvechten van de boete en niet op het openbaar maken van informatie. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij de informatie wilde opvragen voor openbaarmaking. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 2 december 2020.