In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, die de waarde van haar woning voor het belastingjaar 2019 had vastgesteld op € 503.000,-. De waardepeildatum was 1 januari 2018. Eiseres was het niet eens met deze vaststelling en had bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 19 juni 2020 en 26 november 2020, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiseres niet op een zorgvuldige wijze is gehoord tijdens de hoorzitting van 16 juli 2019, maar dat er geen bewijs is dat zij verzocht heeft om gehoord te worden. De rechtbank heeft ook de argumenten van eiseres over de inzichtelijkheid van de grondstaffels en de waardebepaling van de woning beoordeeld. Eiseres heeft haar standpunt over de waarde van de woning meerdere keren gewijzigd, maar de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg en bekendgemaakt op 1 december 2020. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.