ECLI:NL:RBMNE:2020:5253

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
16/293409-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar letsel door onvoorzichtig rijgedrag van vrachtwagenchauffeur

Op 3 december 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vrachtwagenchauffeur die op 10 juli 2019 in Hekendorp een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die met een vrachtwagen en aanhangwagen reed die langer en zwaarder waren dan toegestaan, is schuldig bevonden aan het veroorzaken van een ongeval waarbij een fietser, mevrouw [slachtoffer], zwaar gewond raakte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld door de smalle weg in te rijden, ondanks dat hij wist dat zijn voertuig niet was toegestaan. Tijdens het passeren van de fietser heeft hij onvoldoende aandacht besteed aan de situatie, waardoor de fietser ten val kwam en onder de aanhangwagen terechtkwam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de fietser ernstig letsel heeft opgelopen, waaronder fors degloving letsel van beide onderarmen, waarvoor meerdere operaties en langdurige revalidatie noodzakelijk waren. De rechtbank heeft een taakstraf van 80 uur opgelegd, waarvan 20 uur voorwaardelijk, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die beroepschauffeur is, en de relatief lichte vorm van schuld die in deze zaak aan de orde is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/293409-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 november 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.J.M. Vreekamp en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw E. Benhaim, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd en is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair
op 10 juli 2019 te Hekendorp als bestuurder van een vrachtauto met meerassige aanhangwagen/oplegger, zich zodanig heeft gedragen dat aan zijn schuld te wijten is dat er een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een fietser (mevrouw [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;
subsidiair
op 10 juli 2019 te Hekendorp als bestuurder van een vrachtauto met meerassige aanhangwagen/oplegger, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, waardoor een fietser (mevrouw [slachtoffer] ) zwaar gewond is geraakt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Hierbij heeft de officier van justitie gevorderd verdachte vrij te spreken van het roekeloos rijden en het gedachtestreepje betreffende het naar links sturen.
Verdachte mocht de weg niet inrijden met zijn vrachtauto met aanhangwagen, omdat deze te lang en te zwaar was. Verdachte wist dit, maar is toch de weg ingereden. Daarnaast wist verdachte dat het een smalle weg betrof. Verdachte had onder deze omstandigheden extra zorgvuldig moeten zijn. Door, op het moment dat hij de fietser in tegenovergestelde richting aan zag komen rijden, zijn vrachtauto met aanhangwagen niet tot stilstand te brengen, maar enkel zijn snelheid te verminderen, heeft verdachte volgens de officier van justitie onvoldoende zorgvuldig gehandeld, ten gevolge waarvan de fietser ten val is gekomen en is overreden door het linker wiel van de aanhangwagen.
Gelet op bovenstaande acht de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen dat het ongeval aan de schuld van verdachte is te wijten doordat hij aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, waardoor de fietser, mevrouw [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde en heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Het verwijt dat verdachte in het eerste gedachtestreepje wordt gemaakt, heeft betrekking op het feit dat verdachte de weg in is gereden zonder ontheffing. Indien verdachte wel een ontheffing zou hebben gehad, dan was er niets veranderd aan de breedte van de vrachtauto met aanhangwagen en was de situatie niet anders geweest. Het eerste gedachtestreepje draagt dan ook niet bij aan het verwijt in artikel 6 Wegenverkeerswet (hierna: WVW). Het verwijt dat verdachte in het tweede gedachtestreepje wordt gemaakt, heeft betrekking op het feit dat verdachte de vrachtauto met aanhangwagen niet tot stilstand heeft gebracht toen hij en de fietser elkaar passeerden. Verdachte had zijn snelheid reeds teruggebracht en reed stapvoets. Achteraf was het verstandiger om de vrachtauto volledig tot stilstand te brengen, maar dit enkele verwijt leidt volgens de raadsvrouw niet tot schuld in de zin van artikel 6 WVW. Tot slot wordt verdachte in het derde gedachtestreepje het verwijt gemaakt dat hij naar links zou hebben gestuurd. Dit gedachtestreepje kan niet wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachte ontkent dat hij naar links heeft gestuurd en het proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse (hierna: VOA) komt niet verder dan een vermoeden, blijkens het gebruik van de woorden “waarschijnlijk” en “mogelijk”.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak naar links sturen
In de VOA staat betreffende het naar links sturen door verdachte het volgende: “
Waarschijnlijk om de kruin van een boom te ontwijken stuurde hij met de samenstel naar links.”. Dit duidt volgens de rechtbank op een vermoeden. Nu verdachte het naar links sturen voorts stellig ontkent, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte naar links heeft gestuurd. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het verwijt dat hem bij het derde gedachtestreepje in de tenlastelegging wordt gemaakt.
Bewezenverklaring
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring voor het overige deel van het primair tenlastegelegde. Hieronder volgt eerst een uiteenzetting van de bewijsmiddelen. Daarna zal worden ingegaan op de interpretatie die de rechtbank aan de bewijsmiddelen geeft.
Bewijsmiddelen [1]
Het proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
‘Voertuig 1: bedrijfsauto, vrachtauto. Voertuig 2: fiets. Op 10 juli 2019 reed de bestuurder van voertuig 1 over de Hekendorpse Buurt, gelegen buiten de bebouwde kom van Hekendorp. De bestuurder van voertuig 2 naderde vanuit de tegenovergestelde richting. De bestuurder van voertuig 2 kwam ten val tussen de vrachtauto en de aanhangwagen van voertuig 1. Daarbij werd het bovenlichaam van de bestuurder van voertuig 2 overreden door het linker voorwiel van de aanhangwagen. [2]
Ter hoogte van de achterzijde van voertuig 1 was de rijbaan ongeveer 3,6 m breed. Ter hoogte van de voorzijde van voertuig 1 ongeveer 3,2 m. Links en rechts van de rijbaan lagen grasbermen. De linker berm was hoger gelegen dan de rijbaan. Het hoogte verschil bedroeg ongeveer 20 cm. Op ongeveer 60 centimeter vanaf de uiterste linker zijde van de rijbaan stond een hekwerk. [3]
Ter plaatse waren de volgende verkeerstekens van toepassing:
• (Zone) Bord C17 van bijlage 1 van het RVV 1990 gold een geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen, die, met inbegrip van de lading, langer waren dan 12 meter.
• (Zone) Bord C21 van bijlage 1 van het RVV 1990 gold een geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen, waarvan de totaalmassa hoger was dan 15 ton (15000kg). [4]
Eindpositie van de linkerzijde van de vrachtauto, gezien in de rijrichting van voertuig 1. De breedte van de ruimte links naast asnummer 2 van de vrachtauto bedroeg ongeveer 0,4 m. [5]
Voertuig 1 bestaande uit een samenstel van een vrachtauto,
kenteken: [kenteken]
merk: Volvo
en een meerassige aanhangwagen:
kenteken: [kenteken] [6]
Door ons werd de lengte van de samenstel gemeten. Daarbij zagen wij dat de lengte ongeveer 18,75 m bedroeg. De breedte van zowel de vrachtauto als de aanhangwagen bedroeg 2,55 m. [7] Ik zag in de cabine een vrachtbrief. Ik zag op het bijbehorende weegbriefje dat de totale massa van de samenstel 55820 kg bedroeg. [8]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting:
De borden die een geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen, die langer zijn dan 12 meter en waarvan de totaalmassa hoger is dan 15 ton inhouden heb ik gezien. Ik wist dat de vrachtauto met aanhangwagen waar ik in reed langer en zwaarder was dan op die weg was toegestaan. Ik reed toch die weg in. Voorafgaand had ik op Google Maps gekeken en daar zag ik dat de weg smal was. Ik zag de fietser aan komen rijden vanuit de tegenovergestelde richting. Ik bracht mijn snelheid terug naar 14 kilometer per uur. Terwijl de fietser mij passeerde keek ik in mijn rechter spiegel of ik verder kon uitwijken naar rechts. Toen ik iets hoorde, keek ik in mijn linker spiegel en zag ik de fietser op de grond aan het einde van mijn vrachtauto liggen.
Een geschift zijnde een brief van het UMC Utrecht van 4 december 2019:
Betreft: [slachtoffer] .
De plastische chirurgie werd in consult gevraagd bij de traumaopvang op de Spoed Eisende Hulp van het UMC Utrecht op 10-7-2019 vanwege een fors degloving letsel van beide onderarmen. Patiënte is direct naar de operatiekamer gegaan na de traumaopvang van
de chirurgie voor een uitgebreid debridement, fixatie van multipele fracturen en openen meerdere spier-zenuwcompartimenten om verdere schade te voorkomen. [9]
Behandeling nadien
Op 12-07-2019 volgde een second look waarbij enkele a-vitale pezen werden geëxcideerd en een VAC systeem werd aangelegd op de linker arm waaronder de bewaarde huid werd teruggeplaatst als huidtransplantaat. Er volgden in de hierop volgende weken meerdere malen VAC wissels en nettoyage van de wonden.
Op 26-07-2019 werd donorhuid geplaatst over de nog resterende open wonden op de
linker arm.
Op 19-08-2019 kon definitieve wondbedekking plaatsvinden door middel van multipele huidtransplantaten van beide bovenbenen naar de linker arm. Tevens werden resterende a-vitale pezen geëxcideerd en K-draden die geplaatst waren ter stabilisatie van de fracturen zoals bovenstaand vernoemd verwijderd van de rechter hand en linker onderarm, behoudens de K-draad van de linker ulna vanwege nog vertraagde consolidatie.
Op 28-08-2019 werd de loszittende K-draad van de ulna links verwijderd.
Op 02-09-2019 kon patiënte met ontslag naar de Hoogstraat voor revalidatie.
Op 16-09-2019 werd patiënte in dagbehandeling geopereerd vanwege nog resterende
huiddefecten en functionele problematiek met extensormechanismen aan digitus II en III. Er werd een artrodese van het proximale vinger gewricht van digitus II en III rechts verricht.
Nadien is patiënte weer opgenomen in de Hoogstraat voor verdere revalidatie. [10]
Bewijsoverwegingen
Toedracht ongeval
Op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op
10 juli 2019 een ongeval heeft plaatsgevonden op de weg Hekendorpse Buurt te Hekendorp. Verdachte had nog niet eerder gereden op de Hekendorpse Buurt, maar hij wist dat het een smalle weg betrof aangezien hij dit van te voren had gezien op Google Maps. De weg was ter hoogte van de achterzijde van de aanhanger ongeveer 3,6 meter breed en ter hoogte van de voorzijde van vrachtauto ongeveer 3,2 meter. Links en rechts van de rijbaan lagen grasbermen. De linker berm was ongeveer 20 centimeter hoger gelegen dan de rijbaan.
Uit de VOA blijkt dat de vrachtauto met aanhangwagen ongeveer 18,75 meter lang was, 2,55 meter breed en ruim 55.000 kilogram woog. Voorts gold voor deze weg een geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen die langer zijn dan 12 meter en voor voertuigen waarvan de totaalmassa groter is dan 15.000 kilogram. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, ondanks dat hij dit wist, toch deze weg in is gereden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij mevrouw [slachtoffer] aan zag komen fietsen vanuit de tegenovergestelde richting. Hij heeft toen zijn snelheid verminderd tot 14 kilometer per uur en is zoveel mogelijk naar rechts uitgeweken. Uit de VOA blijkt dat er ongeveer 40 centimeter ruimte was voor mevrouw [slachtoffer] om de met 14 kilometer per uur rijdende vrachtauto met aanhangwagen met een totale lengte van ongeveer 18,75 meter te passeren. Verder heeft verdachte verklaard dat hij op het moment dat hij en mevrouw [slachtoffer] elkaar passeerden in zijn rechter spiegel keek en niet in zijn linker spiegel, waarin hij de situatie en mevrouw [slachtoffer] in de gaten kon houden. Tussen de vrachtauto en de aanhangwagen is mevrouw [slachtoffer] ten val gekomen waarna de aanhangwagen over haar armen is gereden.
Aanmerkelijke verwijtbare onvoorzichtigheid
De rechtbank dient vast te stellen of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Daarvan is sprake als het gaat om een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet alleen uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
In onderhavige situatie reed verdachte op een weg met een voertuig dat 6,75 meter langer en ruim 40.000 kilogram zwaarder was dan was toegestaan. Verdachte wist dit, maar heeft de keuze gemaakt om toch de weg in te rijden. Voorts wist verdachte dat het om een smalle weg ging, omdat hij dit van te voren op Google Maps had gezien. Deze omstandigheden en het feit dat verdachte een ervaren beroepschauffeur is, maken dat verdachte op het moment dat hij mevrouw [slachtoffer] aan zag komen fietsen extra zorgvuldig moest zijn. De rechtbank is mede gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden van oordeel dat verdachte dit onvoldoende heeft gedaan, door zijn vrachtauto met aanhangwagen niet tot stilstand te brengen zodat mevrouw [slachtoffer] hem kon passeren. In plaats daarvan verminderde verdachte zijn snelheid tot 14 kilometer per uur, waardoor de situatie ontstond dat mevrouw [slachtoffer] over een afstand van ongeveer 18,75 meter een rijdende en zwaar beladen vrachtauto met aanhanger moest passeren waarbij zij slechts 40 centimeter ruimte had. Mevrouw [slachtoffer] had hierbij geen uitwijkmogelijkheden in de berm, omdat deze ongeveer 20 centimeter hoger lag dan de weg en er een hek in de berm stond. Daar komt bij dat verdachte tijdens het passeren niet in zijn linker spiegel keek om te kijken of hij en mevrouw [slachtoffer] elkaar veilig passeerden.
Op grond van voornoemde omstandigheden is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat de gedragingen van verdachte kunnen worden aangemerkt als aanmerkelijk onvoorzichtig en dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Tot slot blijkt uit de bewijsmiddelen dat mevrouw [slachtoffer] ten gevolge van de aanrijding zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dit staat overigens niet ter discussie.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair
op 10 juli 2019 te Hekendorp als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een vrachtauto (bedrijfsauto) Volvo gekentekend [kenteken] met meerassige aanhangwagen gekentekend [kenteken] , welke vrachtauto en aanhangwagen een breedte hadden van 2,55 meter en een lengte hadden van 18,75 meter en een totaalmassa had van 55.830 kilogram,
daarmede rijdende over de weg, de Hekendorpse Buurt, welke rijbaan een breedte had tussen de 3,2 meter en 3,6 meter en welke rijbaan aan beide zijden was voorzien van grasbermen (met aan de – gezien verdachtes rijrichting – linkerzijde een berm met een hoogteverschil van 20 centimeter),
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig met het door hem bestuurde motorrijtuig
- te rijden op die weg terwijl aldaar een geslotenverklaring gold voor voertuigen en

samenstellen van voertuigen die, met inbegrip van de lading, langer waren dan 12 meter en alwaar een geslotenverklaring gold voor voertuigen en samenstellen van voertuigen, waarvan de totaalmassa hoger was dan 15.000 kilogram en

- terwijl hij, een op die weg rijdende, toen dicht uit tegenovergestelde richting genaderd zijnde fietser, had waargenomen, zijn snelheid niet verder terug te brengen en in onvoldoende mate te letten en te blijven letten op het gedeelte van de weg links naast hem,
waardoor die fietser, te weten [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten: fors degloving letsel van beide onderarmen met multipele fracturen waarvoor diverse operatieve ingrepen en langdurige revalidatie noodzakelijk waren.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie is daarbij uitgegaan van de schuldgradatie “aanmerkelijke mate van schuld”.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte werkt zes dagen in de week als beroepschauffeur en kan niet werken als hij geen rijbewijs heeft. Gelet daarop verzoekt de verdediging een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft door zijn schuld een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Verdachte reed op een weg met een vrachtauto met aanhangwagen die zwaarder en langer was dan daar was toegestaan. Het voertuig waarin verdachte reed was dan ook geenszins geschikt voor een dergelijke smalle weg. Verdachte wist dit en heeft toch de keuze gemaakt om op die weg te rijden. In een dergelijk geval had verdachte dan ook extra zorgvuldig moeten zijn. Dit heeft hij volgens de rechtbank onvoldoende gedaan.
Mevrouw [slachtoffer] heeft voorafgaand aan de zitting een schriftelijke slachtofferverklaring ingediend. Uit deze verklaring blijkt dat zij na het ongeval naar de Spoedeisende Hulp in het UMC te Utrecht is overgebracht. Daar is zij een eerste keer geopereerd. Het letsel wat zij heeft opgelopen bestond uit een verbrijzelde linkerarm en -hand tot boven de elleboog met zware weke delen letsel en beschadigde spieren, bloedvaten en spieren, een verbrijzelde rechterhand en -onderarm met zwaar gefragmenteerde botten en gewrichten, een hoofdwond boven het rechteroog en een ingescheurde oorlel links. Daarna volgden nog meerderen operaties om het letsel zo goed mogelijk te herstellen. Na een intensieve periode in het ziekenhuis waar men al met therapie was begonnen is mevrouw [slachtoffer] drie maanden intensief behandeld in een revalidatiecentrum. Het herstel verliep wisselend. Lang is het linker ellebooggewricht verstijfd gebleven, wat pijn en stijfheid in het schouder- en nek gebied veroorzaakte. Mevrouw [slachtoffer] heeft blijvend letsel overgehouden, dat zich voornamelijk uit in de beperkte (tot geen) mobiliteit van de vingers, handen, polsen, linkerschouder en elleboog. Mevrouw [slachtoffer] is niet meer in staat om de normale huishoudelijke taken te verrichten. Daarnaast heeft zij de geboorte van een kleinkind niet mee kunnen maken, kan zij niet meer fietsen en niet meer oppassen op de kleinkinderen. Verder kan zij tal van dingen niet meer nu zij geen kracht heeft in haar vingers, handen, polsen, armen, linkerschouder en elleboog. De emotionele impact op mevrouw [slachtoffer] en haar naasten is enorm.
LOVS oriëntatiepunten
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte zoals hierboven uiteengezet leiden tot een aanmerkelijke mate van schuld. Volgens de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) komt dan een taakstraf voor de duur van 120 uur en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden in beeld. Gelet op de hierna te bespreken omstandigheden ziet de rechtbank echter aanleiding om in het voordeel van verdachte af te wijken van deze oriëntatiepunten.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 15 oktober 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet recent voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de (proces)houding van verdachte. Hij heeft op zitting spijt betuigd en verklaard dat hij het ongeval en alle gevolgen voor het slachtoffer nooit heeft gewild.
Ten aanzien van de gevorderde ontzegging van de rijbevoegdheid, overweegt de rechtbank dat verdachte werkzaam is als beroepschauffeur. Daarvoor heeft hij een rijbewijs nodig. De rechtbank zal daarom een voorwaardelijke rijontzegging uitspreken met een proeftijd van twee jaren als stok achter de deur.
De straf
De rechtbank weegt mee dat verdachte die ochtend wel heeft geïnformeerd of hij de plaats van bestemming via een andere route kon bereiken en dat hij, bij het naderen van mevrouw [slachtoffer] , zijn snelheid heeft teruggebracht tot 14 kilometer per uur. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat in dit geval sprake is van een relatief lichte vorm van een aanmerkelijke mate van schuld. Gelet daarop en de hiervoor genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 80 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is (indien de taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht te vervangen door 40 dagen hechtenis, waarvan 10 voorwaardelijk), alsmede een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van vier maanden met een proeftijd van twee jaren.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

Bewezenverklaring
  • verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • spreekt verdachte vrij van alles wat meer in de tenlastelegging is opgenomen dan wat hiervoor in rubriek 5 is bewezen verklaard;

Strafbaarheid

- verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 80 (tachtig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis;
- beveelt dat een gedeelte van deze taakstraf, groot 20 (twintig) uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
-
ontzegtverdachte de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
4 (vier) maanden;
- bepaalt dat de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Slager, voorzitter, mrs. E.W.A. Vonk en J.G. van Ommeren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.E. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 december 2020.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 10 juli 2019 te Hekendorp, althans in de gemeente Oudewater, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een vrachtauto (bedrijfsauto) Volvo gekentekend [kenteken] met meerassige aanhangwagen/oplegger gekentekend [kenteken] ,
welke vrachtauto en/of aanhangwagen een breedte hadden van 2,55 meter en/of een lengte hadden van (ongeveer) 18,75 meter en/of een totaalmassa had van (ongeveer) 55.830 kilogram,
daarmede rijdende over de weg, de Hekendorpse Buurt, welke rijbaan een breedte had (ongeveer) tussen de 3,2 meter en 3,6 meter en/of welke rijbaan aan beide zijden was voorzien van grasbermen (met aan de – gezien verdachtes rijrichting – linkerzijde een berm met een hoogteverschil van (ongeveer) 20 centimeter),
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met het door hem bestuurde motorrijtuig
- te rijden op die weg terwijl aldaar een geslotenverklaring gold voor voertuigen en
samenstellen van voertuigen die, met inbegrip van de lading, langer waren dan 12 meter en/of alwaar een geslotenverklaring gold voor voertuigen en samenstellen van voertuigen, waarvan de totaalmassa hoger was dan 15.000 kilogram en/of
- terwijl hij een op die weg rijdend, toen dicht uit tegenovergestelde richting genaderd zijnde fietser, had waargenomen, zijn snelheid niet terug te brengen en/of tot stilstand te brengen en/of niet of in onvoldoende mate te letten en/of blijven letten op het gedeelte van de weg (links)voor en/of naast hem en/of
- naar links te sturen en/of (vervolgens) tegen die fiets(er) aan te rijden/botsen, althans die fiets(er) te schampen, althans die fietser de berm in te dwingen, ten gevolge waarvan die fietser ten val is gekomen en/of (vervolgens) is overreden door het linkerwiel van de aanhangwagen,
waardoor die fietser, te weten [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten: fors degloving letsel van beide onderarmen met multipele fracturen waarvoor diverse operatieve ingrepen en/of (langdurige) revalidatie noodzakelijk was/waren;
subsidiair
hij op of omstreeks 10 juli 2019 te Hekendorp, althans in de gemeente Oudewater, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een vrachtauto (bedrijfsauto) Volvo gekentekend [kenteken] met meerassige aanhangwagen/oplegger gekentekend [kenteken] ,
welke vrachtauto en/of aanhangwagen een breedte hadden van 2,55 meter en/of een lengte hadden van (ongeveer) 18,75 meter en/of een totaalmassa had van (ongeveer) 55.830 kilogram,
daarmede rijdende over de weg, de Hekendorpse Buurt, welke rijbaan een breedte had (ongeveer) tussen de 3,2 meter en 3,6 meter en/of welke rijbaan aan beide zijden was voorzien van grasbermen (met aan de – gezien verdachtes rijrichting – linkerzijde een berm met een hoogteverschil van (ongeveer) 20 centimeter), zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd door met het door hem bestuurde motorrijtuig
- te rijden op die weg terwijl aldaar een geslotenverklaring gold voor voertuigen en samenstellen van voertuigen die, met inbegrip van de lading, langer waren dan 12 meter en/of alwaar een geslotenverklaring gold voor voertuigen en samenstellen van voertuigen, waarvan de totaalmassa hoger was dan 15.000 kilogram en/of
- terwijl hij een op die weg rijdend, toen dicht uit tegenovergestelde richting genaderd zijnde fietser, had waargenomen, zijn snelheid niet terug te brengen en/of niet of in onvoldoende mate te letten en/of blijven letten op het gedeelte van de weg (links)voor en/of naast hem en/of
- naar links te sturen en/of (vervolgens) tegen die fiets(er) aan te rijden/botsen, althans die fiets(er) te schampen, althans die fietser de berm in te dwingen, ten gevolge waarvan die fietser ten val is gekomen en/of (vervolgens) is overreden door het linkerwiel van de aanhangwagen,
waardoor die fietser, te weten [slachtoffer] (zwaar) gewond is geraakt.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 december 2019, genummerd PL0900-2019204988, opgemaakt door politie Midden-Nederland, Dienst Regionale Operationele Samenwerking, Afdeling Infrastructuur, doorgenummerd 1 tot en met 102. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 29.
3.Pagina 33.
4.Pagina 34.
5.Pagina 37.
6.Pagina 52.
7.Pagina 60.
8.Pagina 62.
9.Pagina 76.
10.Pagina 77.