ECLI:NL:RBMNE:2020:5250

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
2 december 2020
Zaaknummer
16/659355-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzetheling en medeplegen van poging tot oplichting/verzekeringsfraude met overschrijding van redelijke termijn

Op 2 december 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1978, die werd beschuldigd van opzetheling en medeplegen van poging tot oplichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 17 mei 2016 tot en met 13 maart 2017 in Lelystad goederen heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze goederen van misdrijf afkomstig waren. Daarnaast heeft hij samen met anderen geprobeerd een verzekeraar te bedriegen door valse claims in te dienen voor een bedrag van 97.000 euro. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, die bijna 44 maanden bedroeg. De rechtbank heeft ook een vordering van de benadeelde partij, [bedrijf 2] B.V., toegewezen voor afschrijvingskosten van geleverde goederen, maar de gevorderde BTW werd niet toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte en zijn medeverdachte verantwoordelijk zijn voor de financiële schade die is veroorzaakt door hun handelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659355-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 29 september 2017, 20 en 21 december 2017, 13 juni 2018, 5 december 2018, 17 juni 2019, 14 en 15 oktober 2019, 20 en 21 oktober 2020 en 18 november 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Lousberg en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. F.N. Dijkers, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. primair

in de periode van 17 mei 2016 tot en met 13 maart 2017 in Lelystad goederen heeft verkregen, voorhanden gehad en/of overgedragen terwijl hij wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;

1. subsidiair

in de periode van 17 mei 2016 tot en met 13 maart 2017 in Lelystad goederen heeft verkregen, voorhanden gehad en/of overgedragen terwijl hij had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;

2
in de periode van september 2016 tot en met 13 maart 2017 in Lelystad samen met een ander of anderen of alleen heeft geprobeerd een verzekeraar op te lichten door onder valse voorwendselen deze verzekeraar te bewegen tot afgifte van een geldbedrag.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair en 2 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
Ten laste is gelegd (primair) opzetheling, althans (subsidiair) schuldheling van:
  • schaarbrug(gen) en/of een (mobiele) airco, geleverd door [bedrijf 1] B.V. en/of
  • hefbrug(gen) en/of een (mobiele) airco, geleverd door [bedrijf 2] B.V. en/of
  • een (mobiele) telefoon (Apple iPhone).
De rechtbank zal de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde onderdelen hierna afzonderlijk bespreken.
Schaarbrug(gen) en/of een (mobiele) airco, geleverd door [bedrijf 1] B.V.
en
hefbrug(gen) en/of een (mobiele) airco, geleverd door [bedrijf 2] B.V.
Bewijsmiddelen
[aangever 1] heeft namens [bedrijf 1] B.V. aangifte gedaan van het bestellen door en het op 17 mei 2016 leveren aan het bedrijf [bedrijf 3] aan de [adres] te [vestigingsplaats] van twee schaarhefbruggen en een aircoserviceapparaat en het niet betalen van de facturen ten bedrage van 19.118 euro door [bedrijf 3] voor deze goederen. [2] Kort voor 15 augustus 2016 is een vertegenwoordiger van [bedrijf 1] naar het pand van [bedrijf 3] gegaan en heeft gezien dat het pand helemaal leeg was. [3] [aangever 1] overlegt bij de aangifte een door een medewerker van [bedrijf 3] gemaakte foto [4] van de vloer waar de hefbruggen geplaatst moesten worden en op deze foto staat de man die namens [bedrijf 3] contact heeft gehad met [bedrijf 1] . De man op de foto wordt door brigadiers van politie Eenheid Midden-Nederland herkend als [medeverdachte 1] . [5]
[aangever 2] doet namens [bedrijf 2] B.V. aangifte van het bestellen door en leveren aan het bedrijf [bedrijf 3] aan de [adres] te [vestigingsplaats] van een mobiel airco station en twee hefbruggen. [6] Het mobiele airco station is geleverd op 9 mei 2016 en de twee hefbruggen op 27 juni 2016. [7] Op 21 juli 2016 zijn twee monteurs naar het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] gegaan om de hefbruggen te monteren en gebruiksklaar te maken. Op dat moment zagen zij dat het pand leeg stond; de beide hefbruggen en het mobiele airco station stonden niet meer in het pand. [bedrijf 2] B.V. is opgelicht voor een bedrag van 21.203,70 euro. [8]
Op 13 maart 2017 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in het pand van [bedrijf 4] B.V. aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Daarbij zijn de door [bedrijf 1] aan [bedrijf 3] geleverde autobruggen en aircomachine aangetroffen [9] alsmede de door [bedrijf 2] B.V. aan [bedrijf 3] geleverde hefbruggen en aircomachine. [10]
Uit een
Uittreksel Kamer van Koophandelvan 11 oktober 2016 [11] betreffende de Besloten Vennootschap
[bedrijf 4] B.V.te [vestigingsplaats] blijkt het volgende:
Het vestigingsadres van [bedrijf 4] B.V. is [adres] , [vestigingsplaats] .
Enig aandeelhouder en bestuurder met de titel Algemeen directeur is sinds 22 april 2015 [bedrijf 5] B.V. [bedrijf 5] B.V. is alleen/zelfstandig bevoegd.
Bestuurder van [bedrijf 5] B.V. met de titel Directeur is sinds 1 september 2011 [medeverdachte 1] , geboren op [1983] in Turkije. [medeverdachte 1] is alleen/zelfstandig bevoegd.
Gevolmachtigde (met volledige volmacht) is sinds 20 mei 2015 [verdachte] , geboren op [1978] in [geboorteplaats] , [adres] , [woonplaats] . [12]
[verdachte] had de sleutels van het pand van [bedrijf 4] B.V. aan de [adres] te [vestigingsplaats] , [13] waaronder ook de sleutel van de kluis, [14] stond klanten te woord, beantwoordde telefoongesprekken en bestelde automaterialen. [15] Een op 13 maart 2017 in de werkplaats van [bedrijf 4] aanwezige medewerker had van [verdachte] zijn werkkaart ontvangen en te horen gekregen wat hij moest doen. [16] Bij de doorzoeking op 13 maart 2017 was [verdachte] aanwezig en heeft hij het pand geopend. Toen bleek dat er inpandige deuren op slot zaten, heeft [verdachte] ook deze deuren ontsloten. [17] Uit opgenomen en afgeluisterde gesprekken over de telefoonaansluiting van de [bedrijf 4] blijkt dat [verdachte] van 1 november 2016 tot 13 maart 2017 bijna dagelijks in het garagebedrijf aan het werk was. [18]
Bewijsoverweging
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de schaarbruggen en mobiele airco geleverd door [bedrijf 1] B.V. en de hefbruggen en mobiele airco geleverd door [bedrijf 2] B.V. uit misdrijf zijn verkregen en dat [verdachte] , werkzaam als bedrijfsleider in de garage van [bedrijf 4] , deze goederen in het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] voorhanden heeft gehad.
Aanvullende bewijsmiddelen
Een factuur van 24 augustus 2016 van [bedrijf 6] B.V., [adres] te [vestigingsplaats] , aan [bedrijf 4] B.V., de heer [medeverdachte 1] , [adres] te [vestigingsplaats] , waarop als leverdatum is vermeld ’
29 augustus 2016’ en waarop onder meer is opgenomen viermaal een ‘
[bedrijf 1] schaarhefbrug 3200 kg.’ [19]
Uit een
Uittreksel Kamer van Koophandelvan 24 oktober 2016 [20] betreffende de Besloten Vennootschap
[bedrijf 6] B.V.te [vestigingsplaats] blijkt het volgende:
Het vestigingsadres van [bedrijf 6] is [adres] , [woonplaats] .
Enig aandeelhouder en bestuurder met de titel Algemeen directeur is sinds 4 december 2015 [verdachte] , geboren op [1978] in [geboorteplaats] , adres [adres] , [woonplaats] . [verdachte] is alleen/zelfstandig bevoegd.
Het woonadres van [verdachte] is: [adres] , [woonplaats] . [21]
Aanvullende bewijsoverwegingen
Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] bedrijfsleider was in de garage van [bedrijf 4] , dat hij als bedrijfsleider vrijwel dagelijks aanwezig was in deze garage en dat hij bovendien gevolmachtigde was namens [bedrijf 4] .
Uit de aanvullende bewijsmiddelen volgt voorts dat op briefpapier van het bedrijf [bedrijf 6] B.V., het bedrijf waarvan [verdachte] enig aandeelhouder en bestuurder is en binnen welk bedrijf hij alleen/zelfstandig bevoegd is, een factuur is opgemaakt en gericht aan [bedrijf 4] B.V., ter attentie van [medeverdachte 1] , betreffende de levering van goederen en dat op deze factuur de van misdrijf afkomstige schaarbruggen van [bedrijf 1] staan vermeld. Opmerkelijk is dat deze door [bedrijf 6] B.V. opgemaakte factuur, waaruit zou moeten blijken dat [bedrijf 6] B.V. de onderhavige goederen aan [bedrijf 4] B.V. heeft verkocht, van eerdere datum is dan de door [bedrijf 4] B.V. uitgebrachte facturen aan [bedrijf 7] (‘t.a.v. [medeverdachte 2] ’) ter zake diezelfde goederen. Voorts is opmerkelijk dat de betreffende goederen op alle hiervoor genoemde facturen foutief staan omschreven als ‘ [bedrijf 1] ’ hefbruggen, terwijl [bedrijf 1] geen merk is maar een leverancier en installateur. [22]
De namens [bedrijf 6] B.V. opgemaakte factuur is, evenals het tweetal facturen van [bedrijf 4] B.V., mede gelet op de bewijsmiddelen ter zake het onder feit 2 bewezen verklaarde, naar het oordeel van de rechtbank kennelijk valselijk opgemaakt om te kunnen dienen als bewijsstukken bij de poging oplichting (verzekeringsfraude) van verzekeringsmaatschappij [verzekeringsmaatschappij] , aan verdachte ten laste gelegd als feit 2.
Voornoemde omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank redengevend voor het bewijs van wetenschap bij verdachte ter zake het feit dat de in de tenlastelegging genoemde goederen van misdrijf afkomstig zijn en vragen om een aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring. De enkele stelling van [verdachte] dat deze goederen op enig moment in de garage van [bedrijf 4] stonden en dat het hem niet bekend was op welke wijze deze goederen door [bedrijf 4] B.V. zijn verkregen en/of gefinancierd, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en -overwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank de primair ten laste gelegde opzetheling van de schaar- en hefbruggen en mobiele airco’s wettig en overtuigend bewezen.
Een (mobiele) telefoon (Apple iPhone)
Bewijsmiddelen
[aangever 3] GmbH heeft aangifte gedaan van het feit dat aan [bedrijf 8] B.V. te [adres] smartphones zijn geleverd en niet zijn betaald. Door [aangever 3] werden de gegevens van deze mobiele telefoons, waaronder de imeinummers van de toestellen, verstrekt. Aan de mobiele telefoon met imeinummer [imeinummer] is gekoppeld telefoonnummer [telefoonnummer] ten name van [B] , wonende [adres] te [woonplaats] . De telefoon is in gebruik bij verdachte [verdachte] . [23]
Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat hij de in de tenlastelegging bedoelde mobiele telefoon, een Apple iPhone, heeft gekocht van een Turkse man in een Turks theehuis. [24]
Bewijsoverweging
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de Apple iPhone uit misdrijf is verkregen en dat [verdachte] deze telefoon voorhanden heeft gehad.
Aanvullende bewijsmiddelen
[getuige 1] verklaart dat hij bestuurder is geweest van [bedrijf 8] en dat hij dit bedrijf heeft verkocht. [25] [medeverdachte 1] heeft diverse keren aan [getuige 1] gevraagd of hij [bedrijf 8] wilde verkopen. Alle gesprekken over de overname zijn met [medeverdachte 1] gevoerd. [26] [medeverdachte 1] zou alles regelen. [27] Desgevraagd laat [getuige 1] op zijn telefoon het facebookprofiel met foto zien van de persoon die hij met [medeverdachte 1] bedoelt. [28] De rechtbank stelt vast [29] dat de door [getuige 1] op zijn telefoon getoonde foto [30] een foto is van verdachte [medeverdachte 1] .
[getuige 2] verklaart dat hij als klusjesman werkte voor een man die hem directeur heeft gemaakt van een uitzendbureau in [vestigingsplaats] . [31] Een vriend heeft hem in contact gebracht met [medeverdachte 1] . [32] [medeverdachte 1] wilde dat [getuige 2] gevolmachtigde van [bedrijf 8] zou worden; [getuige 2] zou hiervoor duizend euro krijgen. [33] [medeverdachte 1] heeft tegen [getuige 2] gezegd dat hij [getuige 2] als adjunct directeur en gevolmachtigde van [bedrijf 8] zou inschrijven voor de duur van twee weken. [getuige 2] heeft bij de Kamer van Koophandel papieren moeten tekenen. [34]
[aangever 3] GmbH heeft aangifte gedaan van het feit dat [aangever 3] aan [bedrijf 8] B.V. te [adres] smartphones had geleverd die niet zijn betaald. Door [aangever 3] werden de gegevens van deze mobiele telefoons, waaronder de imeinummers van de toestellen, verstrekt. Aan de mobiele telefoon met imeinummer [imeinummer] is een telefoonnummer gekoppeld ten name van [A] , wonende [adres] te [woonplaats] . [35] [A] heeft in september 2016 een bedrijfsruimte verhuurd aan [medeverdachte 1] . [36]
Bewijsoverwegingen
Uit de aanvullende bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 1] betrokken is geweest bij [bedrijf 8] B.V. en dat [A] een bekende is van [medeverdachte 1] . Dit betekent dat twee van de door [aangever 3] aan [bedrijf 8] B.V. geleverde mobiele telefoons terecht zijn gekomen bij bekenden van [medeverdachte 1] , namelijk bij verdachte [verdachte] en bij [A] .
Gelet op het voorgaande en mede in overweging nemend dat verdachte zijn verklaring dat hij de Apple iPhone van een Turkse man in een Turks theehuis heeft gekocht niet nader heeft onderbouwd, acht de rechtbank de door verdachte gegeven verklaring voor de herkomst van de telefoon ongeloofwaardig en bedoeld om de werkelijke herkomst van de telefoon, te weten flessentrekkerij, te verhullen.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en -overwegingen acht de rechtbank de primair ten laste gelegde opzetheling van de iPhone wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat verdachte ten tijde van het verkrijgen van de iPhone van of via [medeverdachte 1] willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze iPhone van misdrijf afkomstig was.
Feit 2
Bewijsmiddelen
[aangever 4] heeft namens [verzekeringsmaatschappij] Nederland aangifte gedaan. [37] Hij verklaart dat [verzekeringsmaatschappij] in contact is gekomen met het bedrijf [bedrijf 4] B.V. aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Het contact vond plaats met [medeverdachte 1] . Op 23 juni 2016 is een aanvraag voor een kredietverzekering door beide partijen ondertekend en de polis is ingegaan op 1 september 2016. [38] Op 18 oktober 2016 diende [bedrijf 4] een incassodossier in waaruit bleek dat [bedrijf 4] goederen geleverd zou hebben voor een waarde van 97.914,90 euro aan
[bedrijf 7] B.V. Vreemd was dat het een levering betrof van automaterialen aan een fitnessschool. [39] [verzekeringsmaatschappij] heeft per e-mail contact gehad met [medeverdachte 2] van [bedrijf 7] . [40] [verzekeringsmaatschappij] kreeg sterk de indruk dat dit een frauduleuze transactie/claim betrof en heeft de claim op 14 februari 2017 afgewezen. [medeverdachte 1] heeft in de tussentijd regelmatig medewerkers van [verzekeringsmaatschappij] benaderd wat de stand van zaken was met betrekking tot de ingediende claim; na de afwijzing werd zijn toon intimiderend en agressief. [41]
De factuur van 24 augustus 2016 van [bedrijf 6] B.V., [adres] te [vestigingsplaats] , aan [bedrijf 4] B.V., de heer [medeverdachte 1] , [adres] te [vestigingsplaats] , waarop als leverdatum is vermeld ’
29 augustus 2016’ en waarop onder meer is opgenomen viermaal een ‘
[bedrijf 1] schaarhefbrug 3200 kg.’ [42]
De factuur van 2 september 2016 van [bedrijf 4] B.V., [adres] te [vestigingsplaats] aan [bedrijf 7] , t.a.v. [medeverdachte 2] , [adres] te [vestigingsplaats] , waarop als leverdatum is vermeld ‘
September 2016’ en als totaal te betalen bedrag 97.914,90 euro. Op de factuur is onder meer opgenomen viermaal een ‘
[bedrijf 1] wielvrije Schaarhefbrug, type OA532LP’. [43]
Uit een
Uittreksel Kamer van Koophandelvan 24 oktober 2016 [44] betreffende de Besloten Vennootschap
[bedrijf 6] B.V.te [vestigingsplaats] blijkt het volgende:
Het vestigingsadres van [bedrijf 6] is [adres] , [woonplaats] .
Enig aandeelhouder en bestuurder met de titel Algemeen directeur is sinds 4 december 2015 [verdachte] , geboren op [1978] in [vestigingsplaats] , adres [adres] , [woonplaats] . [verdachte] is alleen/zelfstandig bevoegd.
Het woonadres van [verdachte] is: [adres] , [woonplaats] . [45]
Uit een
Uittreksel Kamer van Koophandelvan 11 oktober 2016 [46] betreffende de Besloten Vennootschap
[bedrijf 4] B.V.te [vestigingsplaats] blijkt het volgende:
Het vestigingsadres van [bedrijf 4] B.V. is [adres] , [vestigingsplaats] .
Enig aandeelhouder en bestuurder met de titel Algemeen directeur is sinds 22 april 2015 [bedrijf 5] B.V. [bedrijf 5] B.V. is alleen/zelfstandig bevoegd.
Bestuurder van [bedrijf 5] B.V. met de titel Directeur is sinds 1 september 2011 [medeverdachte 1] , geboren op [1983] in Turkije. [medeverdachte 1] is alleen/zelfstandig bevoegd.
Gevolmachtigde (met volledige volmacht) is sinds 20 mei 2015 [verdachte] , geboren op [1978] in [geboorteplaats] , [adres] , [woonplaats] . [47]
[verdachte] was bedrijfsleider van [bedrijf 4] B.V. (zie bewijsmiddelen met betrekking tot feit 1). Bij de doorzoeking op 13 maart 2017 was hij aanwezig en heeft hij het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] geopend. Toen bleek dat er inpandige deuren op slot zaten, heeft [verdachte] ook deze deuren ontsloten. [48]
Uit een
Uittreksel Kamer van Koophandelvan 20 juli 2016 [49] betreffende de Besloten Vennootschap
[bedrijf 7] B.V.te [vestigingsplaats] blijkt het volgende:
Het vestigingsadres van
[bedrijf 7] B.V.is [adres] , [vestigingsplaats] .
Enig werkzaam persoon en bestuurder met de titel Algemeen directeur is [medeverdachte 2] , geboren op [1971] te [geboorteplaats] . [medeverdachte 2] is alleen/zelfstandig bevoegd.
[medeverdachte 2] verklaart dat [medeverdachte 1] alles regelde voor [bedrijf 7] B.V. Er werd niks met het bedrijf gedaan. [50] [medeverdachte 2] heeft nooit van [verzekeringsmaatschappij] gehoord. Hij heeft nooit een grote partij goederen afgenomen van de [bedrijf 4] . [51] De factuur van 2 september 2016 waarop goederen staan voor de inrichting van een garagebedrijf heeft [medeverdachte 2] nooit gezien of getekend. [52] Met de goederen op deze factuur heeft hij niets te maken en hij heeft deze goederen nooit gezien. [53]
[aangever 1] heeft namens [bedrijf 1] B.V. aangifte gedaan van het bestellen door en leveren aan het bedrijf [bedrijf 3] aan de [adres] te [vestigingsplaats] van twee schaarhefbruggen en het niet betalen door [bedrijf 3] voor de schaarhefbruggen. [54] [aangever 1] verklaart dat kort voor 15 augustus 2016 een vertegenwoordiger van [bedrijf 1] naar het pand van [bedrijf 3] is gegaan en heeft gezien dat het pand helemaal leeg was. [55] [aangever 1] overlegt bij de aangifte een door een medewerker van [bedrijf 3] gemaakte foto [56] van de vloer waar de hefbruggen geplaatst moesten worden en op deze foto staat de man die namens [bedrijf 3] contact heeft gehad met [bedrijf 1] . De man op de foto wordt door brigadiers van politie Eenheid Midden-Nederland herkend als [medeverdachte 1] . [57]
De door [bedrijf 1] aan [bedrijf 3] geleverde autobruggen zijn aangetroffen in het pand van de [bedrijf 4] [58] aan de [adres] te [vestigingsplaats] . [59]
Bewijsoverweging
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich, samen met [medeverdachte 1] , schuldig heeft gemaakt aan het misdrijf (medeplegen van) poging tot oplichting, zoals hierna omschreven in rubriek 5.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1 primair
in de periode van 17 mei 2016 tot en met 13 maart 2017 in de gemeente Lelystad, twee schaarbruggen en een mobiele airco (geleverd door [bedrijf 1] BV) en twee hefbruggen en een mobiele airco (geleverd door [bedrijf 2] B.V.) en een mobiele telefoon (merk Apple iPhone) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde schaarbruggen en airco's en hefbruggen en telefoon wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
2.
in de periode van september 2016 tot en met 13 maart 2017 in de gemeente Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels [verzekeringsmaatschappij] te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag van 97.000 euro, tezamen en in vereniging met anderen met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) tegen een of meer werknemer(s) van [verzekeringsmaatschappij] verklaard dat het bedrijf [bedrijf 4] B.V. in september 2016 voor een geldbedrag van 97.000 euro aan goederen heeft geleverd aan het bedrijf [bedrijf 7] B.V. op naam van [medeverdachte 2] en dat [medeverdachte 2] deze goederen niet heeft betaald en dat deze vordering bij [verzekeringsmaatschappij] is verzekerd, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Als gevolg van kennelijke vergissingen staat in de tenlastelegging tweemaal “
een (geld)bedrag van 97.000,--” in plaats van “
een geldbedrag van 97.000 euro”. De rechtbank herstelt deze vergissingen door telkens het laatste te lezen voor het eerste. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1 primair
opzetheling, meermalen gepleegd;
2
medeplegen van poging tot oplichting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om, indien de rechtbank tot oplegging van een straf komt, een eventueel op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet langer te laten duren dan de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, dan wel te volstaan met een geheel voorwaardelijke straf. De raadsman heeft verzocht in strafmatigende zin rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte geen relevante justitiële documentatie heeft en dat sprake is van een incident.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte zoals ter terechtzitting is gebleken. Daarnaast heeft de rechtbank onder meer rekening gehouden met de vordering van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman en het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan opzetheling door kostbare goederen, te weten schaar- en hefbruggen, mobiele airco’s en een mobiele telefoon, voorhanden te hebben terwijl hij wist dat deze goederen uit misdrijf afkomstig waren. Voorts heeft hij zich schuldig gemaakt aan (het medeplegen van) poging tot oplichting van een verzekeringsmaatschappij door een niet geleden schade van bijna een ton te claimen.
Verdachte heeft met zijn handelen meerdere bedrijven financiële schade toegebracht en overlast bezorgd en er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. Het handelen van verdachte was weloverwogen en gericht op financieel voordeel voor zichzelf en/of zijn mededader(s). Met de door hem aan de benadeelden toegebrachte schade en overlast heeft verdachte geen rekening gehouden.
De rechtbank houdt rekening met een op naam van verdachte gesteld uittreksel Justitiële Documentatie (‘strafblad’) van 24 februari 2020, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten als in dit vonnis bewezen worden verklaard.
De rechtbank heeft gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die zijn ontwikkeld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en die betrekking hebben op fraude in algemene zin. Tot de in deze oriëntatiepunten bedoelde fraudedelicten wordt onder meer gerekend het misdrijf oplichting.
Voor de hoogte van een mogelijk op te leggen straf wordt in de oriëntatiepunten rekening gehouden met de hoogte van het benadelingsbedrag, waarbij voor een benadelingsbedrag van 125.000 euro tot 250.000 euro als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 tot 12 maanden geldt. Optelling van de uit de bewezenverklaarde feiten voortvloeiende schadebedragen leidt tot een totaalbedrag van bijna 140.000 euro.
Bij het bepalen van de straf en de strafmaat heeft de rechtbank tevens gelet op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Alles overwegend acht de rechtbank oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Voor wat betreft de duur van de op te leggen gevangenisstraf is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder verdachte zich aan die feiten schuldig heeft gemaakt. De rechtbank acht oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden passend en geboden.
De rechtbank ziet echter aanleiding het volgende te overwegen met betrekking tot het recht op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Blijkens vaste jurisprudentie bedraagt de redelijke termijn van berechting een periode van 24 maanden. De termijn waarbinnen de berechting van verdachte heeft plaatsgevonden is aangevangen op 5 april 2017. Dat is de datum waarop verdachte is aangehouden, in verzekering is gesteld en voor de eerste keer is verhoord, aan welke handelingen verdachte in redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat het Openbaar Ministerie een strafrechtelijke vervolging tegen hem zou instellen. De termijn eindigt met het wijzen van dit vonnis op 2 december 2020. Dit betekent dat de termijn waarbinnen verdachte is berecht in totaal bijna 44 maanden bedraagt.
Uit het voorgaande volgt dat sprake is van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze overschrijding niet in overwegende mate aan verdachte is te wijten.
De rechtbank zal met deze schending rekening houden in die zin dat op voornoemde gevangenisstraf 2 maanden in mindering zal worden gebracht. Dit betekent dat aan verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
Vordering [bedrijf 2] B.V.
[bedrijf 2] B.V. te Deventer heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van 23.638,80 euro. Dit bedrag betreft materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. Deze schade bestaat uit kosten betreffende:
  • geleverde en niet betaalde goederen, minus het bedrag van de aanbetaling, van 17.523,72 euro, te vermeerderen met BTW van 3.679,98 euro;
  • transportkosten van 650,00 euro, te vermeerderen met BTW van 136,50 euro;
  • proceskosten van 1.648,60 euro.
Indien de benadeelde partij de geleverde en niet betaalde goederen retour ontvangt, strekt de vordering voor wat betreft deze kostenpost tot vergoeding van de afschrijvingskosten op deze goederen met een percentage van 10% per jaar.
De benadeelde partij heeft tevens toewijzing gevorderd van de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de vordering af te wijzen om reden dat geen causaal verband bestaat tussen de door de benadeelde partij gestelde schade en het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. De raadsman heeft subsidiair verzocht de vordering af te wijzen omdat deze onvoldoende is onderbouwd. De gestelde afschrijvingskosten zijn niet onderbouwd en willekeurig bepaald.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij [bedrijf 2] B.V. rechtstreeks materiële schade heeft geleden ten gevolge van de in de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte 1] (onder feit 2) bewezen verklaarde flessentrekkerij én de in de onderhavige strafzaak tegen verdachte [verdachte] onder feit 1 primair bewezen verklaarde opzetheling. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft de goederen gekocht en niet betaald en verdachte heeft deze goederen vervolgens verkregen en voorhanden gehouden terwijl hij wist dat deze goederen uit misdrijf waren verkregen. Onder die omstandigheden is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat beide (in de strafzaken tegen voornoemde medeverdachte en verdachte) bewezen verklaarde feiten, in onderling verband en samenhang bezien, rechtstreeks hebben geleid tot de door de benadeelde partij [bedrijf 2] B.V. geleden materiële schade.
De goederen waarvan de benadeelde partij de schade heeft begroot op 17.523,72 euro zijn inbeslaggenomen onder medeverdachte [medeverdachte 1] . In het tegen deze medeverdachte gewezen strafvonnis van 2 december 2020 is de teruggave gelast van deze goederen aan [bedrijf 2] B.V. Dit betekent dat de vordering voor wat betreft deze kosten door de benadeelde partij wordt beperkt en thans (nog) strekt tot vergoeding van afschrijvingskosten.
De rechtbank acht het redelijk afschrijvingskosten toe te wijzen en waardeert deze afschrijvingskosten op (een voor dergelijke goederen gebruikelijk percentage van) 10% per jaar. Gelet op de factuurdatum betreffende deze goederen van 28 juni 2016, zal de rechtbank een afschrijvingspercentage hanteren van 45%, hetgeen leidt tot een afschrijvingsbedrag van 7.885,67. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 juni 2016 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal tevens de gevorderde transportkosten van 650,00 euro, welke kosten eveneens rechtstreeks voortvloeien uit de hiervoor bedoelde, in de strafzaken tegen medeverdachte [medeverdachte 1] (onder 2, subfeit 4) en verdachte (onder 1 primair) bewezen verklaarde feiten, toewijzen. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf de dag waarop de schade is ontstaan, zijnde de factuurdatum 22 maart 2017, tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ten slotte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [bedrijf 2] B.V. heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op 1.648,60. Dit bedrag zal vermeerderd worden met de wettelijke rente op de wijze als hieronder bij de beslissing is omschreven.
Verdachte is voor voornoemde schadebedragen naar burgerlijk recht met zijn medeverdachte [medeverdachte 1] hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor de volledige bedragen aansprakelijk is.
In lijn met bestendige jurisprudentie is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde BTW niet voor toewijzing in aanmerking komt. Het moet er voor worden gehouden dat deze gestelde schadepost op de voet van artikel 29 van de Wet op de omzetbelasting voor verrekening in aanmerking komt. Daarnaast rust op de benadeelde partij de verplichting tot schadebeperking ex artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek. Nu niettemin en in weerwil van de hiervoor weergegeven wettelijke uitgangspunten de BTW zonder verdere toelichting is gevorderd, dient de vordering in zoverre als onvoldoende onderbouwd te worden aangemerkt, zodat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De rechtbank zal aan verdachte geen verplichting opleggen tot betaling van de toe te wijzen bedragen aan de Staat, zoals door [bedrijf 2] B.V. is gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank is de ratio van de schadevergoedingsmaatregel zoals bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding en mag van rechtspersonen worden verwacht dat zij zelf de wegen kennen om een toegewezen vordering te incasseren.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 57, 63, 326 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [bedrijf 2] B.V. toe tot een bedrag van 8.535,67 euro;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [bedrijf 2] B.V. van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over:
  • 7.885,67 euro vanaf 28 juni 2016 tot de dag van volledige betaling;
  • 650,00 euro vanaf 22 maart 2017 tot de dag van volledige betaling;
met dien verstande dat indien en voor zover reeds door medeverdachte [medeverdachte 1] (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [bedrijf 2] B.V. voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op 1.648,60 euro, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
met dien verstande dat indien en voor zover reeds door medeverdachte [medeverdachte 1] (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ferschtman, voorzitter, mrs. H.J. Bos en H. Bakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 december 2020.
Mr. Bakker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat hij:
1. primair

op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 mei 2016 tot en met 13 maart 2017 in de gemeente Lelystad, in elk geval in Nederland, (telkens) twee, in elk geval een of meer schaarbrug(gen) en/of een (mobiele) airco (geleverd door [bedrijf 1] BV) en/of twee, in elk geval een of meer hefbrug(gen) en/of een (mobiele) airco (geleverd door [bedrijf 2] B.V.) een (mobiele) telefoon (merk Apple iPhone) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde schaarbrug(gen) en/of airco's en/of hefbrug(gen) en/of telefoon wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

1. subsidiair

op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 mei 2016 tot en met 13 maart 2017 in de gemeente Lelystad, in elk geval in Nederland, twee, in elk geval een of meer schaarbrug(gen) en/of een (mobiele) airco (geleverd door [bedrijf 1] BV) en/of twee, in elk geval een of meer hefbrug(gen) en/of een (mobiele) airco (geleverd door [bedrijf 2] B.V.) een (mobiele) telefoon (merk Apple iPhone) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die schaarbrug(gen) en/of hefbrug(gen) en/of airco's en/of telefoon redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

2.
in of omstreeks de periode van september 2016 tot en met 13 maart 2017 in de gemeente Lelystad, althans in het arrondissement Midden Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en / of van een valse hoedanigheid en / of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel van verdichtsels, [verzekeringsmaatschappij] te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag van 97.000,--, in elk geval van enig goed, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en / of listiglijk en / of bedrieglijk en / of in strijd met de waarheid als volgt heeft gehandeld: zijnde en / of hebbende hij, verdachte, en / of (één of meer van) zijn mededader(s) tegen een of meer werknemer(s) van [verzekeringsmaatschappij] verklaard dat het bedrijf [bedrijf 4] B.V. in september 2016 voor een bedrag van 97.000,-- aan goederen heeft geleverd aan het bedrijf [bedrijf 7] B.V. op naam van [medeverdachte 2] en/of dat [medeverdachte 2] deze goederen niet heeft betaald en/of dat deze vordering bij [verzekeringsmaatschappij] is verzekerd, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren in de wettelijke vorm op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 augustus 2017, genummerd 2015266443, onderzoek 25ACTIO / MD2R016513, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, District Flevoland, doorgenummerd 1 tot en met 10042 (inclusief aanvullingen) of bij die processen-verbaal als bijlagen gevoegde geschriften
2.Pagina 1584 en 1585
3.Pagina 1585
4.Pagina’s 1585, 1608 en 1649
5.Pagina 1610 en 1612
6.Pagina’s 1496 en 1497
7.Pagina 1497
8.Pagina 1498
9.Pagina 4642
10.Pagina 4643
11.Pagina’s 6724 en 6725
12.Pagina’s 4978 en 4979
13.Pagina 4873 en de verklaring verdachte ter terechtzitting op 14 oktober 2019
14.Pagina 6714
15.Verklaring verdachte ter terechtzitting op 14 oktober 2019
16.Pagina’s 4838 en 4839
17.Pagina 4837
18.Pagina 4826
19.Pagina’s 3698
20.Pagina’s 7007 en 7008
21.Pagina 6990
22.Pagina 3681 e.v.
23.Pagina 644
24.Verklaring verdachte op de terechtzitting van 14 oktober 2019
25.Pagina 1010 en 1012
26.Pagina 1012
27.Pagina 1013
28.Pagina’s 1015 en 1035
29.Waarneming rechtbank op de terechtzittingen van 20, 21, 22 en 23 oktober 2020
30.Pagina 1035
31.Pagina 1103
32.Pagina 1104
33.Pagina 1105
34.Pagina 1106
35.Pagina 644
36.Pagina 4654
37.Pagina 3732
38.Pagina’s 3735 tot en met 3738
39.Pagina 3733
40.Pagina 3734
41.Pagina’s 3734 en 3775 en 3776
42.Pagina’s 3698
43.Pagina’s 3694 en 3695
44.Pagina’s 7007 en 7008
45.Pagina 6990
46.Pagina’s 6724 en 6725
47.Pagina’s 4978 en 4979
48.Pagina 4837
49.Pagina’s 3308 en 3309
50.Pagina 3227
51.Pagina 4406
52.Pagina’s 4407 en 4412
53.Pagina 4407
54.Pagina 1584 en 1585
55.Pagina 1585
56.Pagina’s 1585, 1608 en 1649
57.Pagina 1610 en 1612
58.Pagina 4642
59.Pagina 4641