ECLI:NL:RBMNE:2020:5249

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
2 december 2020
Zaaknummer
16/254588-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie

Op 2 december 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van twee vuurwapens met bijbehorende munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 oktober 2019 in Huizen een pistool en een revolver in zijn bezit had, beide met bijbehorende munitie. De verdachte heeft deze feiten bekend tijdens de terechtzitting op 18 november 2020. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 12 maanden had geëist, in mindering gebracht en uiteindelijk een gevangenisstraf van 9 maanden opgelegd, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte had de wapens aangeschaft uit angst voor zijn leven, maar de rechtbank oordeelde dat hij voor alternatieven had moeten kiezen in plaats van vuurwapens aan te schaffen. De rechtbank heeft benadrukt dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/254588-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,geboren op [1977] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 november 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. H.J. Lambers en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven op neer dat verdachte:
feit 1
op 22 oktober 2019 in Huizen een pistool en bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad;
feit 2
op 22 oktober 2019 in Huizen een revolver en bijbehorende munitie voorhanden heeft
gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewijsbaarheid van de feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. Er is geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 november 2020;
  • een in wettelijk vorm opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 22 oktober 2019, genummerd 20191022.1648.09110, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 27 en 28 van het dossier met registratienummer MD1R019039;
  • een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 23 oktober 2019, genummerd PL0900-2019303113-17, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 63 tot en met 66 van het dossier met registratienummer MD1R019039.
Bewijsmiddelen feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. Er is geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 november 2020;
  • een in wettelijk vorm opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 22 november 2019, genummerd 2019102310579685, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 10 en 11 van het dossier met registratienummer MD1R019039;
  • een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 23 oktober 2019, genummerd PL0900-2019303113-18, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 67 tot en met 70 van het dossier met registratienummer MD1R019039.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 22 oktober 2019 te Huizen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther, type PP 99 AS, kaliber 9mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en bijbehorende munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten vijftien (15) scherpe patronen, van het kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad;
feit 2
op 22 oktober 2019 te Huizen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Smith & Wesson, kaliber .38 SPL, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver, en bijbehorende munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten vijf (5), scherpe patronen, van het merk CBC, van het kaliber .38 SPL, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder feit 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 en feit 2, telkens:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft voorts gevorderd om het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis bij het onherroepelijk worden van het vonnis op te heffen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het volgende aangevoerd. Het aantreffen van de wapens bij verdachte heeft voor hem vergaande gevolgen gehad. Zo heeft hij zijn bedrijven moeten sluiten en is er veel aandacht van de media geweest. Dit maakt dat verdachte reeds behoorlijk gestraft is. Verdachte heeft inmiddels weer een nieuw bedrijf kunnen opbouwen waar hij hard voor heeft moeten werken. De oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal dit tenietdoen. Daarnaast heeft verdachte bijna 3 maanden in voorarrest gezeten. De raadsman heeft verzocht hiermee rekening te houden en verdachte te veroordelen tot een taakstraf, een geldboete en een flinke voorwaardelijke gevangenisstraf, eventueel met een proeftijd van 3 jaar.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee vuurwapens met bijbehorende munitie. Verdachte heeft verklaard dat de politie hem heeft verteld dat hij op een liquidatielijst zou staan. Hierdoor vreesde verdachte voor zijn leven en heeft hij een vuurwapen ter bescherming aangeschaft. Omdat hij niet langer met het wapen wilde rondlopen heeft verdachte later een tweede vuurwapen aangeschaft. Verdachte heeft één geladen vuurwapen in een niet afgesloten ruimte in de woning bewaard waar hij met zijn vrouw en twee jonge kinderen woonachtig was en één geladen vuurwapen in zijn kantoor. Dat de wapens waren geladen wijst er op dat verdachte kennelijk niet zou hebben geschuwd de wapens te gebruiken wanneer dat nodig zou zijn geweest. Als één van de kinderen het vuurwapen had gevonden dan hadden de gevolgen zeer ernstig kunnen zijn geweest. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en versterkt bovendien in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid. Hoewel voorstelbaar is dat verdachte zich bedreigd heeft gevoeld, is de rechtbank van oordeel dat verdachte in die situatie voor een alternatief had kunnen en moeten kiezen in plaats van vuurwapens aan te schaffen.
Persoon van verdachte
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank in het nadeel van verdachte rekening met het feit dat uit het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 6 januari 2020 volgt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten als de onderhavige is veroordeeld.
Conclusie
De oriëntatiepunten die landelijk voor de straftoemeting (LOVS) zijn vastgesteld gaan bij het voorhanden hebben van een pistool of revolver uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. Als strafverzwarende omstandigheid kan worden meegenomen dat het vuurwapen geladen is.
De rechtbank is van oordeel dat vanwege het toenemende wapengebruik in de samenleving met alle negatieve aspecten van dien, streng tegen illegaal wapenbezit moet worden opgetreden. Daarom kan niet volstaan worden met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Dit is dus een stok achter de deur en biedt aan verdachte de kans om te laten zien dat hij daadwerkelijk, zoals hij ter zitting heeft verklaard, afscheid neemt van zijn oude leven en een normaal en rustig leven wil leiden met zijn gezin.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 1 en 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
gevangenisstrafvoor de duur van
9 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 3 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van Esch, voorzitter, mrs. H.J. Bos en M.C. Danel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 december 2020.
Mr. Danel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 22 oktober 2019, althans in de maand oktober, te Huizen, althans in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther, type PP 99 AS, kaliber 9mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of (bijbehorende) munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten vijftien (15), in elk geval een hoeveelheid, scherpe
patronen, van het kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 22 oktober 2019, althans in de maand oktober, te Huizen, althans in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Smith & Wesson, kaliber .38 SPL, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of (bijbehorende) munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten vijf (5), in elk geval een hoeveelheid, scherpe patronen, van het merk CBC, van het kaliber .38 SPL, voorhanden heeft gehad;