ECLI:NL:RBMNE:2020:5248

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
2 december 2020
Zaaknummer
16/226968-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en diefstal met geweld in Lelystad

Op 2 december 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling en medeplegen van diefstal. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 4 oktober 2018 in Lelystad, waar de verdachte samen met een medeverdachte een slachtoffer heeft aangevallen en zijn portemonnee heeft gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, waaronder een schedelbasisfractuur en ribfracturen, en dat de diefstal gepaard ging met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, gedeeltelijk toegewezen, waarbij een schadevergoeding van € 10.400,-- is vastgesteld, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/226968-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 november 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. H.J. Lambers en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw
mr. P.W. van Rijmenam-van Oosterom, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven op neer dat verdachte:
primair
op 4 oktober 2018 in Lelystad, samen met een ander, goederen van [slachtoffer] heeft gestolen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] ;
subsidiair
A. primair:
op 4 oktober 2018 in Lelystad, samen met één of meer anderen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
A. subsidiair:
op 4 oktober 2018 in Lelystad, samen met één of meer anderen, geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] ;
en/of
B.
op 4 oktober 2018 in Lelystad, samen met één of meer anderen, goederen van [slachtoffer] heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat hij niet bewezen acht dat verdachte aangever van de brug heeft geduwd en evenmin dat aangever door het handelen van verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd:
  • Uit het dossier volgt niet dat een straatroof heeft plaatsgevonden;
  • Verdachte voldoet niet aan het signalement dat door aangever is gegeven;
  • Niet kan worden vastgesteld wanneer en waardoor aangever zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
  • Het DNA-mengprofiel is niet delictgerelateerd. Het DNA-spoor kan door secundaire overdracht op de buitenzijde van de rechterbroekzak terechtgekomen zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer]is als aangever gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:
V: Wat zei die vrouw tegen u?
A: Dit heb ik nog nooit meegemaakt. (…)
V: Wat heeft u toen gedaan?
A: Ik ben toen uit de auto gegaan. Ik ben toen een eindje gaan wandelen. Er kwam toen van achter iemand aan. Ik zag ze niet aankomen. Ze vielen mij aan.
V: Hoe hebben ze u aangevallen?
A: Met vuisten. Ik heb daar geen last van maar ik heb last van mijn arm, dat ik verlamd ben.
V: Kunt u vertellen wat er is weggenomen?
A: Een portemonnee, pinpas, rijbewijs van de brommer…
V: Om hoeveel mensen ging het die jou aanvielen?
A: Twee mensen een jongen en een meisje. Een Indische jongen en een blond meisje. [2]
V: Wat zeiden zij tegen jou?
A: Dit is hem en dit en dat. Dat meisje riep “Papieren” vergeet zijn papieren niet.
V: Wat zei de jongen?
A: Die pakte op dat moment mijn portemonnee af.
V: Waar bewaar jij je portemonnee?
A: In mijn linker voor zak van mijn broek. [3]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]hebben in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 4 oktober 2018 hebben wij ter hoogte van [straat] te [woonplaats] een man zien liggen met een bebloed gezicht. Wij zagen dat de man meerdere verwoningen op zijn gezicht, hoofd en arm had. Wij hoorden de man zeggen dat hij [slachtoffer] heet.
In het ziekenhuis hoorden wij de arts tegen zijn collega's zeggen dat [slachtoffer] een schedelbasisfractuur, nekfractuur, oogkasfractuur, meerdere ribfracturen en een geperforeerde long had opgelopen.
Wij hoorden [slachtoffer] verklaren dat hij in een oranje Kever wilde slapen. De eigenaresse zou volgens [slachtoffer] wonen op nummer [nummer] . Wij hoorden [slachtoffer] verklaren dat de zoon van de eigenaresse van de auto hem heeft geslagen en dat haar zoon met zijn vriendin was. Wij hoorden hem zeggen dat haar zoon een Indische type jongen was van ongeveer 20 jaar oud. Ook hoorden wij [slachtoffer] zeggen dat hij een bol gezicht heeft en ongeveer 1.80 meter lang was. Daarnaast hoorden wij in de verklaring van [slachtoffer] dat de vriendin van de zoon van de eigenaresse blond en blank was en iets jonger was dan haar vriend. Wij hoorden [slachtoffer] zeggen dat hij niet is toegetakeld door een voorwerp maar door de vuisten van de zoon van de eigenaresse. Tevens hoorde wij [slachtoffer] verklaren dat de zoon van de eigenaresse zijn portemonnee heeft gestolen. Hierin zat zijn ING- bankpas. [4]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4]hebben in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Wij waren belast met de incidentenafhandeling in de gemeente Lelystad.
Om 22.56 uur hoorden wij dat de andere eenheid belast met de incidentafhandeling,
MD2201, de melding kreeg om te gaan naar de [adres] te [woonplaats] . Wij hoorden dat hier een man op straat gevallen zou zijn op zijn gezicht en zou nu wat verward zijn. [5]
S.A. Demir, neurochirurg, heeft in een geneeskundige verklaring over [slachtoffer] onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Patiënt is begin oktober opgenomen geweest in het AMC in Amsterdam na
mishandeld te zijn in Lelystad. Als gevolg hiervan o.a. wervel-, rib en orbitafracturen opgelopen waarvoor een conservatief beleid, pneumothorax links en mogelijk plexus brachialis letsel links. [6]
O. de Grootheeft in een geneeskundige verklaring over [slachtoffer] onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Uitwendig waargenomen letsel: Oogkasfractuur links.
Krachtsverlies linkerarm, mogelijk zenuwletsel.
Wordt poliklinisch vervolgd door de neuroloog.
Geschatte duur van de genezing: drie maanden.
Op de broek van [slachtoffer] zijn biologische sporen veiliggesteld, waaronder een spoor met SIN-nummer AALT5748NL. [7]
Het Herzien Rapport Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte van mishandeling in Lelystad op 4 oktober 2018 van het NFI vermeldt:
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek. AALT5748NL#01 een bemonstering van de buitenzijde van de rechtersteekzak van de broek. [8]
Het NFI heeft geconcludeerd dat het onderzoeksmateriaal met AALT5748NL#01 een DNA-mengprofiel bevat. Onder een drietal aannames is gekeken naar overeenkomsten tussen het DNA-profiel van verdachte en het DNA-mengprofiel. Het NFI concludeert dat het DNA-mengprofiel meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is, wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] , verdachte en één willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en twee willekeurige onbekende personen. [9]
[medeverdachte]is als verdachte gehoord. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
“ik heb die man echt betrapt in mijn auto. Ik heb hem echt weggestuurd en hij is echt weggelopen. (…) Toen ik weer thuis kwam heb ik [A] gebeld en verteld over de man in mijn auto. [A] en [verdachte] zijn die man toen in de Boswijk tegen gekomen toen zij onderweg naar huis waren. [verdachte] heeft die man een klap gegeven. (…) Ik heb in de woonkamer gebeld. Ze kwamen later binnen en vertelden dat zij hem tegen waren gekomen en dat [verdachte] hem een klap had gegeven”. [10]
Verbalisant [verbalisant 5]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De historische verkeersgegevens werden bevraagd van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Het telefoonnummer is in gebruik bij verdachte [medeverdachte] .
Uit de gegevens blijkt dat er op donderdag 4 oktober 2018 omstreeks 21.15 uur is gebeld naar het algemene politienummer 0900-8844. Verder blijkt daaruit dat er op donderdag 4 oktober 2018 vanaf 21:24 uur is gebeld naar het telefoonnummer [telefoonnummer] . Uit onderzoek is gebleken dat dit telefoonnummer in gebruik is bij verdachte [A] . [11]
In een proces-verbaal van bevindingen is het telefoongesprek van [medeverdachte] met de meldkamer uitgewerkt. Daarin is onder meer gerelateerd:
“ (…) ja goedenavond, u spreekt met [medeverdachte] . Ik woon aan [adres] en ik wil net tien minuten, een kwartiertje geleden wil ik mijn hond uit gaan laten en ik heb een oude Kever voor de deur staan waar ik gewoon altijd in rij (…) toen heb ik daar een kerel uitgehaald, die lag in mijn auto.” [12]
Verbalisant [verbalisant 5]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De historische verkeersgegevens werden bevraagd van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Het telefoonnummer is uit onderzoek gebleken in gebruik bij verdachte [A] .
Uit de gegevens blijkt dat er vanaf 21.02 uur meermaals is gebeld met het telefoonnummer [telefoonnummer] en voor het laatst die avond om 21.10 uur. Uit onderzoek is gebleken dat dit nummer in gebruik is bij verdachte [verdachte] .
Op donderdag 4 oktober 2018 omstreeks 21:24 uur en 21:25 uur is er ingebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer] . Uit onderzoek is gebleken dat dit telefoonnummer in gebruik is bij verdachte [medeverdachte] . [13]
Verbalisant [verbalisant 5]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De historische verkeersgegevens werden bevraagd van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Het telefoonnummer is in gebruik bij verdachte [verdachte] .
Ik zag hierbij dat op donderdag 4 oktober 2018, om 21:02 uur het nummer was gebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer is in gebruik bij verdachte [A] zijnde de vriendin van [verdachte] .
Verder bleek dat om 21:08 uur, 21:09 uur en 21:10 uur is gebeld met het telefoonnummer van [A] naar de telefoon van [verdachte] . [14]
Verbalisant [verbalisant 5]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Omstreeks 09:11 uur (werkelijke tijd 21:04 uur) komt verdachte [verdachte] al rennend in beeld en komt daarbij uit de richting van het Lelycentre en is gaande in de richting van het Zuiderwagenplein. [15]
Verdachteheeft ter terechtzitting van 18 november 2020 onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik was 4 oktober 2018 bij de kapper. Daarna ben ik naar de woning van [medeverdachte] gegaan en ben ik samen met [A] gaan slapen. Onderweg ben ik niemand tegengekomen. Ik heb aangever nog nooit gezien. Ik ben de woning met de huissleutel binnengekomen. Dat was rond 21:00 uur. Ik ben direct gaan slapen.
Bewijsoverwegingen
Wat is er gebeurd?
De rechtbank overweegt dat uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat aangever lag te slapen in de auto van medeverdachte [medeverdachte] , dat medeverdachte [medeverdachte] aangever ontdekte en hem heeft weggestuurd. Aangever is toen weggelopen. Daarna is hij aangevallen door een man en een vrouw, waarbij hij door de man is geslagen. Verder is zijn portemonnee, zijn pinpas en brommerrijbewijs gestolen.
Aangever heeft tijdens de verklaringen die hij heeft afgelegd – toen de politie ter plaatse kwam en daarna toen hij is verhoord door de politie – consistent verklaard over wat hem is overkomen. De rechtbank heeft dan ook geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van aangever. Bovendien vindt zijn verklaring steun in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank wijst in dat verband op de geneeskundige verklaringen die in het dossier zitten.
Verder wijst de rechtbank op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] . Zij bevestigt de verklaring van aangever.
Die verklaring wordt ook bevestigd door het proces-verbaal van bevindingen van het telefoongesprek dat medeverdachte [medeverdachte] heeft gevoerd met de meldkamer en waarin zij aangeeft dat zij een man in haar auto had aangetroffen en heeft weggestuurd.
Betrokkenheid van verdachte
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen ook volgt dat het verdachte is geweest die, samen met medeverdachte [A] , achter aangever aan is gegaan. Vervolgens heeft verdachte aangever geslagen en zijn portemonnee - die aangever in zijn broekzak had - gestolen, nadat medeverdachte [A] had geroepen dat verdachte de papieren niet moest vergeten.
De rechtbank wijst daarvoor op de verklaring van aangever, zoals hiervoor bij de bewijsmiddelen opgenomen. Daarnaast heeft medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat verdachte aangever heeft geslagen. Verder is relevant het DNA-spoor dat op de broek van aangever is aangetroffen. Dit DNA-spoor is aangetroffen op de buitenzijde van de rechter steekzak van de broek van aangever. Dit DNA-spoor bevat het DNA van verdachte. Verdachte heeft hier geen enkele verklaring voor gegeven. Ook op de zitting heeft hij desgevraagd verklaard niet te weten hoe zijn DNA op de broek van aangever terecht is gekomen. De raadsvrouw van verdachte heeft zich weliswaar op het standpunt gesteld dat het DNA van verdachte door secundaire of tertiaire overdracht op de broek van aangever terecht kan zijn gekomen. Zij heeft daarvoor echter geen concreet scenario geschetst. Dat het DNA van verdachte door secundaire of tertiaire overdracht op de broek van aangever terecht is gekomen, is dan ook niet aannemelijk geworden.
De rechtbank gebruikt voor het bewijs ook de verklaring van verdachte, omdat zij vindt dat deze verklaring kennelijk leugenachtig is en afgelegd om de waarheid te bemantelen. De rechtbank zal dit uitleggen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 4 oktober 2018 van de kapper naar de woning van [medeverdachte] is gegaan en dat hij vervolgens direct, samen met zijn vriendin [A] , is gaan slapen. Dit zou rond 21:00 uur zijn geweest. Hij heeft verder verklaard dat hij onderweg naar de woning niemand is tegengekomen en dat hij aangever nog nooit heeft gezien.
Uit de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers van verdachte, [A] en [medeverdachte] zoals hiervoor weergegeven blijkt echter dat zij telefonisch contact met elkaar hadden ruim na 21:00 uur, waarbij ook daadwerkelijk telefoongesprekken tot stand zijn gekomen. Dat maakt de verklaring van verdachte dat hij lag te slapen kennelijk leugenachtig. Bovendien zouden deze gesprekken hebben plaatsgevonden terwijl zij zich volgens de verklaring van verdachte allen in de woning van medeverdachte [medeverdachte] zouden hebben bevonden. Dat is volstrekt onlogisch.
Verder blijkt uit de camerabeelden van het Zuiderwagenplein, wat als objectief bewijs moet worden aangemerkt, dat verdachte zich om 21:04 uur nog buiten de woning bevond. Ook dat maakt zijn verklaring dat hij lag te slapen kennelijk leugenachtig.
Ten slotte wijst de rechtbank op de aanwezigheid van het DNA van verdachte op de broek van aangever. Dat maakt zijn verklaring dat hij aangever nog nooit zou hebben gezien, onaannemelijk, mede gelet op de verklaring van [medeverdachte] dat verdachte [slachtoffer] heeft geslagen.
Zwaar lichamelijk letsel
Uit de geneeskundige verklaringen blijkt dat aangever opgenomen is geweest in het ziekenhuis. Hij heeft onder meer wervel-, rib en oogkasfracturen heeft opgelopen. Verder blijkt daaruit dat sprake is van krachtverlies aan zijn linkerarm en mogelijk zenuwletsel, waarvoor hij poliklinisch wordt vervolgd door de neuroloog. Naar het oordeel van de rechtbank is dit letsel, gelet op de aard van het letsel, de noodzaak van medisch ingrijpen en het feit dat er sprake is van een langere periode van herstel, te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank is tevens van oordeel dat dit ontstane letsel is toe te rekenen aan het handelen van verdachte. Aangever is rond 22.55 uur aangetroffen op het adres [adres] , op zeer korte afstand van de woning van medeverdachte [medeverdachte] . Aangever kan niet meer helemaal reproduceren wat er is gebeurd tussen het moment dat hij door verdachte is geslagen en het moment dat hij daar door de politie is aangetroffen. Er is echter sprake geweest van een relatief kort tijdsverloop tussen het slaan door verdachte en het aantreffen van aangever met het forse letsel zoals hiervoor omschreven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er een rechtstreeks causaal verband is tussen het letsel waarmee aangever is aangetroffen en het slaan door verdachte.
Is sprake geweest van diefstal met geweld?
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweldpleging. Voor de beantwoording van die vraag dient te worden vastgesteld of verdachte het geweld heeft gepleegd met een specifiek doel. Er is naar het oordeel van de rechtbank geen bewijs in het dossier aanwezig waaruit kan worden afgeleid dat verdachte het geweld heeft gepleegd met het oogmerk die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Gelet op wat hiervoor al is overwogen, kunnen de ten laste gelegde zware mishandeling en de diefstal van de portemonnee wettig en overtuigend worden bewezen. Daarbij geldt dat de diefstal is gepleegd samen met een ander. Uit de verklaring van aangever blijkt immers dat er een vrouw bij was. Hij heeft verder verklaard dat ze zeiden “dit is hem” en dat de vrouw nog heeft geroepen dat de man de papieren niet moest vergeten, waarna verdachte de portemonnee van aangever uit zijn broekzak heeft gepakt.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
subsidiair
A. primair
op 4 oktober 2018 te Lelystad aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbasisfractuur en een nekfractuur en een oogkasfractuur en ribfracturen en een geperforeerde long, heeft toegebracht, door die [slachtoffer]
- te slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam;
en
B.
op 4 oktober 2018 te Lelystad, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee en een pinpas en een brommerrijbewijs, toebehorende aan [slachtoffer] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen subsidiair onder A. primair en B. meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
A. primair:
zware mishandeling;
en
B.:
medeplegen van diefstal.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • ambulante behandeling, met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname;
  • het houden aan de aanwijzingen van de reclassering en meewerken aan het zoeken en behouden van zinvolle dagbesteding dan wel een betaalde baan.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de door de raadsvrouw bepleite vrijspraak heeft zij geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal en zware mishandeling van een kwetsbare man die zeer ernstig letsel daaraan heeft overgehouden. Het slachtoffer is vervolgens in een hulpeloze toestand achtergelaten. Hiermee heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Het slachtoffer heeft tot op heden last van het opgelopen letsel. Uit de onderbouwing van de vordering tot schadevergoeding blijkt dat het slachtoffer een half jaar lang intensieve fysiotherapie heeft gehad en lang heeft moeten revalideren. De mishandeling heeft als gevolg gehad dat de linkerarm van verdachte nauwelijks meer functioneerde. Pas na een half jaar kreeg het slachtoffer weer wat kracht terug in zijn arm.
Ook de psychische gevolgen zijn voor het slachtoffer groot. De spontaniteit bij het slachtoffer is verdwenen. Hij vertoont terugtrekkend gedrag en blijft voornamelijk in zijn kamer op de instelling waar hij verblijft. Het slachtoffer leefde door zijn aandoening in een kleine wereld die door dit voorval nog kleiner is geworden. Datgene dat hem nog plezier gaf, is hem door het handelen van verdachte afgenomen. Hij durft zich niet meer buiten zijn woonplaats te begeven, hij gaat niet meer winkelen met zijn vader en bezoekt zijn vader ook niet meer.
De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 10 november 2020 waaruit blijkt dat verdachte op 23 december 2016 onder andere is veroordeeld voor medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden. Voorts blijkt uit het uittreksel dat verdachte op 25 maart 2019 is veroordeeld voor opzetheling en op 17 december 2019 is veroordeeld voor onder andere het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod en wederspannigheid. De rechtbank zal daarom rekening houden met wat is bepaald in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van een reclasseringsrapport van 30 juli 2020, opgemaakt door J. van Keulen, reclasseringswerker.
De reclassering schrijft over verdachte dat het erop lijkt dat hij inmiddels met de reclassering een vertrouwensband heeft opgebouwd, waardoor hij open staat voor hulp en begeleiding. Hij geeft zelf ook aan dat hij op bepaalde leefgebieden hulp nodig heeft, zoals het vinden van dagbesteding, dan wel betaald werk. Verder schrijft de reclassering dat verdachte
ambulante hulpverlening nodig heeft binnen de verslavingszorg om van zijn middelengebruik, cannabis, af te komen. Verdachte lijkt intrinsiek gemotiveerd om te stoppen met middelengebruik.
Verdachte is gediagnosticeerd met een oppositioneel opstandige gedragsstoornis, wat zijn
responsiviteit kan beperken. De reclassering is van mening dat verdachte, om te
werken aan gedragsverandering en recidivevermindering, begeleiding moet krijgen om zijn
levensgebieden te stabiliseren dan wel stabiel te houden.
De reclassering adviseert om verdachte bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijk straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting bij Tactus Verslavingszorg afdeling jeugd, of een soortgelijke zorgverlener, met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname.
De rechtbank acht het, gelet op wat de reclassering adviseert, van belang dat verdachte zal worden behandeld en begeleid. De rechtbank zal daarom een deel van de op te leggen straf in voorwaardelijke vorm opleggen en daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden, zoals de reclassering die adviseert. Een voorwaardelijke straf is tevens een stok achter de deur voor verdachte om hem ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Conclusie
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor het opzettelijk toebrengen van zeer zwaar lichamelijk letsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden. Voor zakkenrollerij met recidive geeft het LOVS als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden.
De rechtbank zal in strafverzwarende zin meewegen dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor hetgeen hij heeft gedaan en zelfs kennelijk leugenachtig heeft verklaard over zijn doen en laten op de avond van 4 oktober 2018, kennelijk met de bedoeling de strafrechtelijke dans te ontspringen. Verder is bij de diefstal sprake geweest van medeplegen en ook dat merkt de rechtbank aan als een strafverzwarende omstandigheid.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering passend en geboden is. Deze straf zal de rechtbank dan ook aan verdachte opleggen.

9.BESLAG

Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben geen standpunt ingenomen met betrekking tot het beslag.
Teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal teruggave aan de rechthebbende gelasten van de in beslag genomen en nog niet teruggeven voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Jas G2274727 (Omschrijving: Blauw, merk: Cruijff);
  • 1 STK Linkerschoen G2310428 (Omschrijving: Zwart, merk: Nike);
  • 1 STK Broek G2274728 (Omschrijving: Groen);
  • 2 STK Schoenen G2274729 (Omschrijving: Karhu);
  • 1 STK Trui G2274730 (Omschrijving: Grijs).

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 10.540,--. Dit bedrag bestaat uit € 540,-- materiële schade en € 10.000,-- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte tenlastegelegde.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de gevorderde schadevergoeding tot een bedrag van € 540,--, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De materiële schade
Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] de schoenen die hij de dag van het bewezenverklaarde had gekocht, aan had toen hij werd aangetroffen door de verbalisanten. Niet is gebleken dat er schade is ontstaan aan deze nieuwe schoenen. Dit deel van de vordering zal de rechtbank daarom afwijzen.
Voor het overige stelt de rechtbank op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. Deze gevorderde materiële schade is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd en komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering ten bedrage van € 400,-- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 4 oktober 2018 tot aan de dag van volledige betaling.
De immateriële schade
De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. Ook deze schade is door de benadeelde partij voorzien van een uitgebreide en deugdelijke onderbouwing. De schade komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering ten bedrage van € 10.000,-- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 4 oktober 2018 tot aan de dag van volledige betaling.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van in totaal € 10.400,-- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 4 oktober 2018 tot aan de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voornoemd heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] van het bedrag van € 10.400,-- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 4 oktober 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting aangevuld worden met 87 dagen gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan voornoemde benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 63, 302 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair A. primair en B. tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
verklaart het subsidiair A. primair en B. meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
gevangenisstrafvan
12 maanden;
- beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
- beveelt dat een gedeelte, groot
3 maanden, van deze gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijlater anders wordt gelast;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast;
- de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt;
-
stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- de tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft;
-
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
 zich zal melden op afspraken met Tactus Reclassering, zo frequent en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 zich onder behandeling zal stellen van Tactus Verslavingszorg afdeling Jeugd of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname van maximaal 7 weken, indien geïndiceerd;
 zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering en zal meewerken aan het zoeken en behouden van zinvolle dagbesteding of een betaalde baan.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
 1 STK Jas G2274727 (Omschrijving: Blauw, merk: Cruijff);
 1 STK Linkerschoen G2310428 (Omschrijving: Zwart, merk: Nike);
 1 STK Broek G2274728 (Omschrijving: Groen);
 2 STK Schoenen G2274729 (Omschrijving: Karhu);
 1 STK Trui G2274730 (Omschrijving: Grijs);
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 10.400,--, bestaande uit een vergoeding van € 400,-- voor materiële schade en een vergoeding van € 10.000,-- aan immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2018 tot aan de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] , € 10.400,-- aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 87 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mrs. M.C. Danel en N. van Esch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 december 2020.
Mr. Danel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 oktober 2018 te Lelystad, op of aan de openbare weg, te weten de fiets- en loopbrug de [straat] , tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, onder andere een portemonnee en/of een pinpas en/of een brommerrijbewijs, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer]
- één of meerdere malen te duwen en/of slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam en/of
- van een brug van circa 3-4 meter hoog te duwen en/of te gooien, waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, te weten een schedelbasisfractuur en/of een nekfractuur en/of een oogkasfractuur en/of één of meerdere ribfractu(u)r(en) en/of een geperforeerde long;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
A.
hij op of omstreeks 4 oktober 2018 te Lelystad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbasisfractuur en/of een nekfractuur en/of een oogkasfractuur en/of één of meerdere ribfractu(u)r(en) en/of een geperforeerde long, heeft toegebracht, door die [slachtoffer]
- één of meerdere malen te duwen en/of slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam en/of
- van een brug van circa 3-4 meter hoog te duwen en/of te gooien;
subsidiair
hij op of omstreeks 4 oktober 2018 te Lelystad, op of aan de openbare weg, te weten de fiets- en loopbrug de [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer]
- één of meerdere malen te duwen en/of slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam en/of
- van een brug van circa 3-4 meter hoog te duwen en/of te gooien;
en/of
B.
hij op of omstreeks 4 oktober 2018 te Lelystad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen onder andere een portemonnee en/of een pinpas en/of een brommerrijbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s).

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 november 2020, genummerd 2018286366, opgemaakt door Politie Midden-Nederland, districtsrecherche Flevoland, doorgenummerd pagina 1 t/m 44, 100 t/m 150, 200 t/m 254, 300 t/m 343, 1000 t/m 1271. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 1056.
3.Pagina 1057.
4.Pagina 1000.
5.Pagina 1006
6.Pagina 1125.
7.Pagina 1034.
8.Pagina 1262 en 1263.
9.Pagina 1265.
10.Pagina 320.
11.Pagina 1063 en 1064.
12.Pagina 1071
13.Pagina 1065.
14.Pagina 1069.
15.Pagina 1177.