ECLI:NL:RBMNE:2020:520

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 februari 2020
Publicatiedatum
17 februari 2020
Zaaknummer
8215534 UE VERZ 19-361 JH/1050
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot beëindiging arbeidsovereenkomst en uitbetaling transitievergoeding

Op 3 februari 2020 heeft de kantonrechter S.H. Bokx-Boom een mondelinge uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijke zaak tussen een verzoekster en een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [verweerster] B.V. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde van Administratie- en fiscaal adviesbureau Wolters, had de kantonrechter verzocht om de arbeidsovereenkomst te beëindigen en om uitbetaling van een transitievergoeding. De verzoekster was in dienst bij [verweerster] B.V. van 1 juli 2017 tot en met 1 januari 2020 en was beschuldigd van fraude met de urenregistratie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de laatste arbeidsovereenkomst op 2 januari 2020 van rechtswege is geëindigd, waardoor het verzoek tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst werd afgewezen.

Daarnaast heeft de verzoekster verzocht om uitbetaling van een transitievergoeding van 5/6e maandsalaris, maar de kantonrechter oordeelde dat de verzoekster geen belang had bij deze vordering, aangezien [verweerster] B.V. de verschuldigdheid van de transitievergoeding al had erkend. Ook de vordering tot uitbetaling van vakantie-uren en overuren werd afgewezen, omdat [verweerster] B.V. had toegezegd deze uit te betalen. De verzoekster had echter geen toegang tot het systeem waarin haar vakantie-uren waren geregistreerd, wat de berekening bemoeilijkte.

Verder heeft de verzoekster verzocht om een rectificatie van de beschuldiging van fraude, maar de kantonrechter oordeelde dat dit verzoek niet aan [verweerster] B.V. kon worden gericht. De verzoekster heeft ook om compensatie voor emotioneel leed en juridische kosten gevraagd, maar deze verzoeken werden afgewezen. De kantonrechter heeft de verzoekster veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [verweerster] B.V., die op nihil zijn begroot, omdat deze geen gemachtigde had. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. J. van den Hoven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8215534 UE VERZ 19-361 JH/1050
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de kantonrechter op 3 februari 2020
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [verzoekster] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: Administratie- en fiscaal adviesbureau Wolters,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [verweerster] ,
verwerende partij,
procederende bij mr. [A] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift, door de rechtbank ontvangen op 9 december 2019, en het verweerschrift.
1.2.
Op 3 februari 2020 heeft mr. S.H. Bokx-Boom, kantonrechter, bijgestaan door
mr. J. van den Hoven, griffier, de zaak mondeling behandeld. [verzoekster] was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens [verweerster] waren mr. [A] en mr. [B] (juristen van [verweerster] ) aanwezig. Beide partijen hebben de standpunten toegelicht. Zij hebben geantwoord op de door de kantonrechter gestelde vragen en zij hebben op elkaar kunnen reageren. De gemachtigde van [verzoekster] heeft zittingsaantekeningen voorgedragen en overgelegd. Ook heeft zij kopieën van appberichten overgelegd. Van de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Na afloop van de zitting heeft de kantonrechter met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mondeling uitspraak gedaan.

2.De beslissing

De kantonrechter:
2.1.
wijst de vordering af;
2.2.
veroordeelt [verzoekster] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [verweerster] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
3.2.
[verzoekster] is op basis van diverse arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in de periode van 1 juli 2017 tot en met 1 januari 2020 in dienst geweest bij [verweerster] . [verzoekster] was voor [verweerster] werkzaam in de functie van [.] bij [bedrijfsnaam] . [bedrijfsnaam] heeft [verzoekster] op 26 oktober 2019 beschuldigd van fraude met de urenregistratie en haar naar huis gestuurd.
3.3.
[verzoekster] heeft de kantonrechter verzocht om de arbeidsovereenkomst te beëindigen per 2 januari 2020. Dit verzoek wordt afgewezen, omdat de laatste arbeidsovereenkomst op 2 januari 2020 van rechtswege is geëindigd.
3.4.
[verzoekster] heeft verder verzocht om [verweerster] te veroordelen om bij het einde van de arbeidsovereenkomst over te gaan tot uitbetaling van de transitievergoeding van 5/6e maandsalaris. [verzoekster] heeft geen belang bij deze vordering, omdat [verweerster] de verschuldigdheid van de transitievergoeding al voorafgaand aan deze procedure heeft erkend. Er is ook geen reden om aan te nemen dat [verweerster] niet tot betaling van de transitievergoeding zal overgaan. De vordering wordt daarom afgewezen.
3.5.
Ook de vordering tot uitbetaling van vakantie-uren en overuren wordt bij een gebrek aan belang afgewezen. Voorafgaand aan deze procedure en ook tijdens de zitting heeft [verweerster] toegezegd dat zij tot uitbetaling van die uren zal overgaan. Voor de berekening van de hoogte van de vakantie-uren had [verweerster] nog wel de vakantieopgave van [verzoekster] nodig. [verzoekster] had haar vakantie-uren wel in het systeem van [bedrijfsnaam] gezet, maar [verweerster] heeft geen toegang tot dat systeem. In de zittingsaantekeningen heeft [verzoekster] opgave gedaan van de door haar opgenomen vakantie-uren. Met deze gegevens kan [verweerster] het verlofsaldo uitrekenen, waarna zij tot uitbetaling van de vakantie-uren en overuren zal overgaan.
3.6.
De kantonrechter begrijpt dat [verzoekster] ook verzoekt om [verweerster] te veroordelen om haar eer en goede naam te zuiveren. Voor een rectificatie van de beschuldiging van fraude moet [verzoekster] zich echter tot [bedrijfsnaam] wenden. Zij kan dat niet van [verweerster] vragen. [verweerster] heeft [verzoekster] niet van fraude beschuldigd. Het verzoek wordt daarom afgewezen. [verweerster] heeft zich ter zitting wel bereid verklaard om een positief getuigschrift aan [verzoekster] te verstrekken.
3.7.
[verzoekster] heeft daarnaast verzocht om [verweerster] te veroordelen om € 1.000 aan compensatie aan haar te betalen voor emotioneel leed door de valse beschuldiging van fraude. Dit verzoek is niet voldoende onderbouwd en wordt afgewezen. Niet gebleken is dat [verweerster] in strijd met een wettelijke of contractuele plicht heeft gehandeld.
3.8.
Ook het verzoek van [verzoekster] om compensatie voor de juridische kosten die zij heeft moeten maken, wordt afgewezen. [verzoekster] is op alle punten in het ongelijk gesteld, zodat zij wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [verweerster] worden begroot op nihil, omdat zij geen gemachtigde heeft.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. S.H. Bokx-Boom
,kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in de aanwezigheid van mr. J. van den Hoven, griffier, waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat is verzonden op ….