ECLI:NL:RBMNE:2020:5198
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep inzake de WOZ-waardering van een woning
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 november 2020 uitspraak gedaan in een beroep inzake de WOZ-waardering van een woning. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde A. van den Dool, heeft beroep ingesteld tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking SWW, die de waarde van de woning op 1 januari 2018 heeft vastgesteld op € 256.000 voor het kalenderjaar 2019. Eiser was het niet eens met deze waardering en heeft bezwaar gemaakt, dat door verweerder ongegrond is verklaard.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 9 oktober 2020 via Skype gehouden, waarbij zowel eiser als verweerder zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Eiser heeft betoogd dat de waarde van de woning lager zou moeten zijn, onder andere omdat een gedeelte van zijn perceel als brandgang fungeert. Verweerder heeft echter een waardematrix overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde, waarin rekening is gehouden met vergelijkingsobjecten die vergelijkbaar zijn met de woning van eiser.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder aan zijn bewijslast heeft voldaan en dat de waarde van de woning niet hoger is vastgesteld dan de waarde in het economisch verkeer. De beroepsgrond van eiser dat de brandgang niet voldoende is verdisconteerd in de waardebepaling, is door de rechtbank verworpen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.